12.2.In deze zaak heeft eiser een contra-expertise ingediend door een ter zake deskundige, gedateerd 23 maart 2021. De welstandscommissie is in haar reactie van 2 april 2021 hier uitvoerig op ingegaan. De welstandscommissie heeft verder in die reactie verwoord tot hoe ver een welstandstoetsing kan reiken en dat zij geen architectonische aanpassingen kan eisen als een bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De welstandscommissie handhaaft haar standpunt dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
De rechtbank stelt vast dat de welstandscommissie het bouwplan heeft getoetst aan de welstandsnota, vastgesteld in 2004. De uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan zijn in deze welstandsnota opgenomen als (specifieke) criteria. De welstandscommissie heeft in haar advies van 18 november 2020 inzichtelijk aan deze criteria getoetst. Deze wijze van toetsing is in overeenstemming met artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wabo in samenhang met artikel 12a, eerste lid, onder a, en artikel 12b, eerste lid, van de Woningwet.
Uit de contra-expertise blijkt dat Woudstra niet heeft getoetst of er wordt voldaan aan de criteria van de welstandsnota maar of, naar zijn mening, de architectuur van het bouwplan kan worden getypeerd als (neo)classicistisch. Dat Woudstra’s toetsing verder gaat dan toetsing aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan, neergelegd als criteria in de welstandsnota, blijkt tevens uit de reactie van de welstandscommissie op deze contra-expertise. Zo heeft de welstandscommissie onder meer aangegeven dat de door Woudstra genoemde aspecten (materiaal van de kozijnen, goot en/of HWA en het metselwerkverband) niet zijn voorgeschreven in het beeldkwaliteitsplan.
Omdat de wijze van toetsing door de welstandscommissie, anders dan de toetsing door Woudstra, in overeenstemming is met de wettelijk voorgeschreven welstandstoetsing (neergelegd in artikel 12b, eerste lid, van de Woningwet), oordeelt de rechtbank dat verweerder zijn standpunt over welstand heeft kunnen baseren op het advies van de welstandscommissie.
13. Voor de volledigheid zal de rechtbank nog ingaan op de reactie van Woudstra van 15 april 2021 op de hiervoor aangehaalde reactie van de welstandscommissie van 2 april 2021. Deze reactie van Woudstra ziet op de overweging van de welstandscommissie over de reikwijdte van de welstandstoetsing. Volgens Woudstra betreft dit standpunt een wijziging van de eerder door de welstandscommissie gehanteerde wijze van toetsing en werd er in het (recente) verleden zwaarder getoetst. De rechtbank zal hier tevens ingaan op de door eiser gestelde rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid omdat, volgens eiser, de welstandscommissie in het verleden zwaarder toetste aan het beeldkwaliteitsplan.
Uit de stukken en de gegeven toelichting ter zitting blijkt dat de welstandscriteria, neergelegd in het beeldkwaliteitsplan (en vervolgens opgenomen in de welstandsnota), niet zijn gewijzigd. Het in het (recente) verleden moeten voldoen aan zwaardere architectonische eisen dan wat op basis van het beeldkwaliteitsplan kon worden geëist, was gelegen in het feit dat de toenmalige projectontwikkelaar civielrechtelijk deze zwaardere architectonische eisen stelde. Woudstra was destijds projectarchitect voor de deelgebieden Eeser Landgoed en Eeser Buiten. Hij toetste in een voortoets de bouwplannen voor deze twee deelgebieden. Indien een bouwplan niet werd goedgekeurd door Woudstra, weigerde de projectontwikkelaar de kavel aan de betrokken persoon te verkopen. Pas nadat Woudstra in deze voortoets het bouwplan had goedgekeurd, werd een aanvraag om een omgevingsvergunning bij verweerder ingediend. Deze projectontwikkelaar is niet meer in beeld. De kavels worden nu door een andere projectontwikkelaar verkocht. Deze stelt geen zwaardere architectonische eisen aan de gegadigden voor een bouwkavel.
Dat deze voortoets met zwaardere architectonische eisen door verweerder werd gefaciliteerd, is de rechtbank niet gebleken. Het enkele feit dat de toenmalige projectontwikkelaar een verkoopbrochure heeft gepresenteerd op een informatieavond en dat een wethouder op deze bijeenkomst aanwezig was, is hiervoor onvoldoende. Ook heeft verweerder deze veronderstelling bestreden.
Dat de welstandscommissie destijds (19 maart 2020) een negatief welstandsadvies heeft afgegeven bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning van eiser, betekent niet dat er destijds zwaarder werd getoetst aan het beeldkwaliteitsplan. In dit advies staat dat het bijgebouw beter moet worden afgestemd op de woning omdat dit bijgebouw voor de woning wordt opgericht. Dit is een reguliere welstandstoetsing.
14. Gelet op vorenstaande is het bouwplan niet in strijd met redelijke eisen van welstand. De weigeringsgrond, neergelegd in artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wabo, is niet van toepassing.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.