ECLI:NL:RBOVE:2022:3987

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
08.158154.22, 08.070087.22 (ttz. gev) (P), 08.049257.19 (TUL) en 08.071921.18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en verboden wapenbezit met schadevergoeding aan slachtoffer

De rechtbank Overijssel heeft op 29 december 2022 een 31-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor poging tot doodslag en verboden wapenbezit. De man heeft op 26 juni 2022 in Kloosterhaar het slachtoffer met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Daarnaast bezat hij een vuurwapen en munitie zonder vergunning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gewelddadige gedrag een aanzienlijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en wapenbezit, wat de strafmaat heeft beïnvloed. Naast de gevangenisstraf is de man verplicht om bijna 2.000 euro schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die door de steekpartij lichamelijke en emotionele schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij materiële en immateriële schade is erkend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.158154.22, 08.070087.22 (ttz. gev) (P), 08.049257.19 (TUL) en 08.071921.18 (TUL)
Datum vonnis: 29 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
6 oktober 2022 en van 15 december 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.158154.22
primair:heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel;
subsidiair:[slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, dan wel;
meer subsidiair:heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen.
parketnummer 08.070087.22
feit 1:een vuurwapen van categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 2:munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.158154.22
hij op of omstreeks 26 juni 2022, te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen, in de rug en/of het been te steken en/of te stoten en/of te treffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2022, te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe steekwond in de rug en/of in het been, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen, in de rug en/of het been te steken en/of te stoten en/of te treffen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2022, te Kloosterhaar, in de gemeente Hardenberg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen, in de rug en/of het been heeft gestoken en/of te gestoten en/of getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 08.070087.22
1
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Den Ham, gemeente Twenterand
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool/vuistvuurwapen, van het merk Star, type SA, kaliber 9 mm/.380 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Den Ham, gemeente Twenterand
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6, GECO kogelpatronen van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08.158154.22 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De onder parketnummer 08.070087.22 ten laste gelegde feiten kunnen beide wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08.158154.22 meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van de onder parketnummer 08.070087.22 ten laste gelegde feiten stelt de raadsman zich op het standpunt dat wettig bewijs ontbreekt. In het dossier ontbreekt de onderbouwing van het redelijk vermoeden op basis waarvan een doorzoeking op grond van artikel 49 Wet Wapens en Munitie (WWM) heeft plaatsgevonden. Ook de machtiging tot binnentreden zit niet in het dossier. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op. Om die reden dienen het gevonden wapen alsmede de vruchten daarvan, te weten: de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, de verklaring van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en het rapport DNA onderzoek, uitgesloten te worden van het bewijs. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van de hem onder dit parketnummer ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 08.158154.22
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 26 juni 2022 rond 1:00 uur in de nacht is in de Kerstraat in Kloosterhaar een schermutseling ontstaan tussen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en verdachte. [slachtoffer] heeft verdachte in die schermutseling op enig moment geschopt waardoor verdachte op de grond terecht is gekomen. Dit maakte hem kwaad. Verdachte is opgestaan, is achter [slachtoffer] aangelopen en heeft hem met een mes in het been en in de rug gestoken.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op zware mishandeling van [slachtoffer] heeft gehad.
In het dossier bevinden zich camerabeelden die op de zitting van 15 december 2022 zijn getoond. Tijdens het tonen van de camerabeelden heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte agressief is en met kracht op willekeurige plekken op het lichaam van [slachtoffer] heeft ingestoken. Verdachte heeft hierbij een scherp mes gebruikt, waarvan het lemmet tien centimeter is. [slachtoffer] is twee keer geraakt; links onderin de rug en in het rechterbovenbeen.
Het met een dergelijk mes willekeurig en met kracht insteken op het lichaam brengt naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans met zich dat iemand daardoor dodelijk gewond raakt. Overal in het lichaam bevinden zich kwetsbare plekken omdat zich op die plekken vitale organen en (slag)aders bevinden. Door lukraak en met een scherp mes op het lichaam in te steken kan fataal letsel ontstaan. Door zo te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Van contra-indicaties, bijvoorbeeld dat hij bewust en gericht in zijn been heeft gestoken, is niet gebleken. Van deze gedragingen van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zoveel agressiviteit uitgegaan en de gedragingen waren zozeer gericht op de dood dat het niet anders kan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarom, anders dan de officier van justitie en de raadsman, het primair ten laste gelegde, de poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2
Parketnummer 08.070087.22
Het verweer tot bewijsuitsluiting
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv).
Uit artikel 49 Wet Wapens en Munitie (WWM) volgt de bevoegdheid tot doorzoeking ter inbeslagneming van wapens. Deze bevoegdheid kan worden ingezet op basis van een redelijk vermoeden van schuld. Het redelijk vermoeden dient naar objectieve maatstaven achteraf te kunnen worden getoetst. De rechtbank stelt vast dat in het proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2021 wordt geschreven dat er informatie is dat verdachte in het bezit zou zijn van een vuurwapen, echter bevindt deze informatie zich niet in het dossier. De rechtbank kan het redelijk vermoeden daarom niet toetsen en dit levert een vormverzuim op, welk verzuim de rechtbank beoordeelt als een onherstelbaar vormverzuim begaan bij het voorbereidend onderzoek, zoals bedoeld in artikel 359a Sv.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld tot welk rechtsgevolg het hiervoor beschreven vormverzuim moet leiden. Daarbij moet worden gekeken naar het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. De rechtbank stelt vast dat [naam 1] de bewoonster is van de woning aan [adres] . Zij heeft verklaard dat zij, ten tijde van het aantreffen van het vuurwapen, net een week in de woning woonde. Verdachte woonde af en toe bij haar in. [naam 1] heeft de politie binnen gelaten en hen gezegd dat zij het goed vond dat de politie ging zoeken naar een wapen.
Voor zover er, gelet op voorgaande, al sprake zou zijn van schending van artikel 8 EVRM, is de rechtbank van oordeel dat namens verdachte onvoldoende is onderbouwd welk concreet nadeel hij zou hebben geleden door het vormverzuim. Daarom zal de rechtbank volstaan met de constatering dat er sprake is van een vormverzuim, zonder daar een rechtsgevolg aan te verbinden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ook de machtiging tot doorzoeking niet in het dossier zit. Uit het proces-verbaal van binnentreden in woning van 18 september 2021 volgt dat er is binnengetreden krachtens een schriftelijk bevel van hulpofficier van justitie Stuckradt. Uit het proces-verbaal van het verhoor van [naam 1] volgt dat zij heeft verklaard dat de agenten een brief bij zich hadden. Voor de rechtbank staat hiermee voldoende vast dat de machtiging om de woning binnen te treden wel aanwezig was, ook al is deze niet aan het dossier toegevoegd.
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, gelet op de voorgaande overwegingen, op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 september 2021 is de woning van [naam 1] doorzocht ter inbeslagname. Dit naar aanleiding van informatie dat verdachte in het bezit zou zijn van een vuurwapen. De verblijfplaats van verdachte was op dat moment de woning van [naam 1] . In de betreffende woning is in een vaas een zwart handvuurwapen aangetroffen. In de patroonhouder zaten zes patronen.
De overwegingen van de rechtbank
Door verdachte is ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft het wapen voor een ander verstopt en bewaard. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de onder parketnummer 08.070087.22 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08.158154.22
hij op 26 juni 2022, te Kloosterhaar,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, in de rug en het been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 08.070087.22
1
hij op 14 september 2021, in de gemeente Twenterand
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool/vuistvuurwapen, van het merk Star, type SA, kaliber 9 mm/.380 zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op 14 september 2021, in de gemeente Twenterand
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 GECO kogelpatronen van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 55 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08.158154.22
primair
het misdrijf: poging tot doodslag
.
Parketnummer 08.070087.22
feit 1
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht aansluiting te zoeken bij de LOVS-richtlijnen en een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vierenhalve maand voor de poging tot zware mishandeling (parketnummer 08.158154.22).
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder parketnummer 08.070087.22 ten laste gelegde feiten, een straf van in totaal zevenenhalve maand het uitgangspunt is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer [slachtoffer] met een mes te steken. De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit, dat fataal voor [slachtoffer] had kunnen aflopen. Door zo te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring die ter zitting namens [slachtoffer] is voorgelezen. [slachtoffer] heeft nog een tijd last gehad van lichamelijke klachten en is nog lange tijd angstig geweest. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij het geweld heeft gepleegd in het openbaar, waarbij de buren getuige waren van het incident. Dit roept gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Wapenbezit is een groot en toenemend maatschappelijk probleem. Het voorhanden hebben van wapens is gevaarlijk. Het vuurwapen lag in de woning van [naam 1] , een plek waar ook de minderjarige kinderen van [naam 1] konden komen. Verdachte bewaarde het wapen, naar zijn zeggen, voor een bekende van hem, maar hield geen enkele rekening met het gevaar dat hij hiermee veroorzaakte voor anderen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de verdachte betreffende Justitiële Documentatie van 17 november 2022. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer een geweldsdelict en wapenbezit. Verdachte liep nog in twee proeftijden van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit zal de rechtbank in strafverzwarende zin meewegen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 29 september 2022. Er is bij verdachte ADHD gediagnostiseerd evenals een periodieke explosieve stoornis. Wanneer verdachte onrecht ervaart of denkt uitgedaagd te worden, reageert hij defensief met verbale agressie. Er is sprake van beperkte coping. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De rechtbank maakt zich ernstig zorgen over de visie van verdachte op de door hem gepleegde feiten. Hij heeft er ter terechtzitting geen enkele blijk van gegeven dat hij spijt heeft van zijn gedragingen. Hij legt de schuld van zijn handelen (deels) buiten zichzelf door het slachtoffer als agressor aan te wijzen. Echter, hoewel ook geweld op verdachte is uitgeoefend, is het verdachte geweest die de confrontatie weer opzocht en daarbij lukraak met een mes is gaan steken. Hij ziet de ernst van zijn handelen niet in Dit blijkt onder andere uit de vanzelfsprekendheid waarmee hij een mes trekt en gebruikt en waarmee hij een wapen in een woning bewaart.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gezien de ernst van de gepleegde feiten en de houding van verdachte hieromtrent kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank overweegt dat op het plegen van dergelijke feiten hoge gevangenisstraffen zijn gesteld en worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden passend en geboden. Dit met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank komt al met al tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist en door de verdediging is bepleit. De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie en de raadsman tot de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Naar het oordeel van de rechtbank doet de op te leggen straf recht aan de vergelding van de gepleegde feiten.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij (parketnummer 08.158154.22)
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.058,50 (drieduizendachtenvijftig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 385,-- verlies eigen risico;
- € 155,-- ziekenhuisdaggeldvergoeding;
- € 58,50 reiskosten.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,-- gevorderd. Het totaalbedrag van de opgevoerde posten is € 3.098,50 en wijkt hiermee af van het gevorderde bedrag van € 3.058,50.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer ten aanzien van het materiële gedeelte van de vordering, voor zover dit het verlies van het eigen risico en de reiskosten betreft. De ziekenhuisdaggeldvergoeding kan niet worden toegewezen, omdat deze kosten onvoldoende
aannemelijk zijn gemaakt.
Wat betreft het immateriële gedeelte van de schadevergoeding stelt de raadsman zich op het standpunt dat er rekening mee moet worden gehouden dat ook de benadeelde partij zelf een wapen in zijn hand heeft gehad en niet volledig als slachtoffer kan worden gezien. Ook heeft [slachtoffer] tegen het advies van de artsen in het ziekenhuis verlaten. Daarom zou het immateriële gedeelte van de vordering op een lager bedrag moeten worden vastgesteld.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De onder de posten ‘eigen risico’ en ‘reiskosten’ opgevoerde schade zijn voldoende gemotiveerd en zijn door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom toewijzen.
De onder de post ziekenhuisdaggeldvergoeding opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] ook immateriële schade heeft geleden door de gedragingen van verdachte. Door hem te steken met een mes heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft nog een lange tijd hinder ondervonden van het letsel. De rechtbank houdt er rekening mee dat [slachtoffer] tegen de adviezen in eerder het ziekenhuis heeft verlaten, wat de vaststelling van de hoogte van de aan verdachte toe te rekenen schade bemoeilijkt. De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van
€ 1.500,--. De rechtbank zal alles wat meer of anders is gevorderd afwijzen.
Conclusie
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.943,50 bestaande uit € 443,50 materiële schade en € 1.500,-- immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 29 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering (met parketnummer 08.049257.19) tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, opgelegd door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Overijssel, bij vonnis van 1 oktober 2019 moet worden toegewezen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering (met parketnummer 08.071921.18) tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, opgelegd door de politierechter in de rechtbank Overijssel, bij vonnis van 9 juni 2020 eveneens moet worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering met parketnummer 08.071921.18 verzocht. De vordering met parketnummer 08.049257.19 kan worden toegewezen waarbij raadsman heeft verzocht om de gevangenisstraf van 180 dagen om te zetten naar een taakstraf van 240 uren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de officier van justitie moeten worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.158154.22 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 08.070087.22 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.158154.22
primair, het misdrijf: poging doodslag;
Parketnummer 08.070087.22
feit 1,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.158154.22 primair en onder parketnummer 08.070087.22 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.943,50 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2022) bestaande uit € 443,50 materiële schade en € 1.500 immateriële schade;
- bepaalt dat de benadeelde partij in het restant van het materiële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst af alles wat meer of anders is gevorderd aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.943,50, (zegge:
duizend negenhonderddrieënveertig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
29 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.049257.19
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Overijssel van 1 oktober 2019 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.071921.18
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 9 juni 2020 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08.158154.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022286417 (ON1R022041/gipskruid). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 december 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte:
“Ik ben in de nacht van 26 juni 2022 met [verbalisant 1] naar de woning van [slachtoffer] gegaan aan de Kerkstraat in Kloosterhaar. Toen ik buiten zijn woning stond probeerde hij mij eerst te slaan met een tang. Dat lukte niet, waarna [slachtoffer] mij probeerde te steken met een schaar. We waren vijf huizen verder toen [slachtoffer] mij vervolgens schopte en ik op de grond terecht kwam. Ik was hierdoor erg kwaad. Ik ben opgestaan, achter hem aangelopen en heb hem toen gestoken”.
2.
Eigen waarneming van deze rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 15 december 2022, van het in het dossier gevoegde multimedia-bestand ‘ [naam 2] ’:
De rechtbank neemt waar dat [slachtoffer] verdachte schopt waardoor verdachte op de grond valt (00:00:25s). [slachtoffer] maakt nog een schoppende beweging. Daarna loopt [slachtoffer] weg van verdachte (00:00:30s). Verdachte staat op en loopt achter [slachtoffer] aan (00:00:32s). Verdachte maakt met kracht stekende bewegingen (00:00:38s). Daarna loopt verdachte weg van [slachtoffer] . De rechtbank hoort dat [slachtoffer] zegt: “Kankerlijer” (00:00:41s). Verdachte zegt: “ik had je gezegd, ik had je gezegd” (00:00:42s).
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 29 juli 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 80 en 81):
Ik zag dat het een mes met een zilverkleurig lemmet en zwart gekleurd heft met de opdruk '0259' en van het merk 'BUCK' betrof. Ik zag dat het lemmet bevuild was met een rood gekleurd substantie.
[afbeelding]
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, van D.G. Lansink, Physican assistant, namens dr. J.H. Hegeman, chirurg, betreffende [slachtoffer] , inhoudende op pagina’s 109 en 110:
Opnamedatum: 26-6-2022
Ontslagdatum: 30-6-2022
Specialisme: Chirurgie
Hoofdbehandelaar: Hegeman
Diagnose opname: Steekverwondingen
Opname via de SEH op 26-06 i.v.m:
1. Messteekverwonding links onderin de rug met groot retroperitoneaal hematoom
2. messteekverwonding rechts mediale zijde bovenbeen.
Parketnummer 08.070087.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021432107. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 december 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte:
“Ik heb op 14 september 2021 een wapen van een ander bewaard. Ik kan niet vertellen voor wie ik dit deed, maar ik heb gezegd dat ik het wapen even bij mij zou houden om hem voort te helpen. Ik verstopte het wapen in een vaas in de woning van [naam 1] . Ik heb het wapen open gedaan om te kijken of er een kogel in de kamer zat. Hierdoor wist ik dat er ook munitie in zat”.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 15 september 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 5 en 6):
Naar aanleiding van informatie dat [verdachte] in het bezit zou zijn van een vuurwapen danwel dat dit vuurwapen in zijn auto zou liggen, zijn wij naar de verblijfplaats van [verdachte] en [naam 1] gegaan. Deze woning is gevestigd aan [adres] . In het bezit van een machtiging zijn wij naar genoemde woning gegaan.
In de woonkamer op de kast, links naast de televisie, stonden twee vazen met daarop een kunstkrans. In de linker vaas trof ik, verbalisant [verbalisant 3] , een vuurwapen aan. Door collega [verbalisant 4] en mij, verbalisant [verbalisant 5] , is het wapen veiliggesteld en inbeslaggenomen. Blijkt een zwart handvuurwapen te zijn. In de patroonhouder zaten zes patronen.
3.
Het proces-verbaal onderzoek wapen van 12 januari 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 11, 12 en 13):
Goednummer: PL0600-2021432107-2593624
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Vuurwapen (Pistool)
Merk/type: Star 9mm
Land: Nederland
Spoor identificatienr: AA0M5728NL
Wapennummer: 1215864
Kaliber: 9mm kort
Het inbeslaggenomen voorwerp is een pistool geschikt om projectielen door een loop af te schieten.
De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de WWM.
Het wapen betreft een vuistvuurwapen van het merk STAR, type SA, kaliber 9mm/.380. Het wapen is gemaakt van metaal en de kleur is zwart. Verder zag ik dat het wapen was voorzien van bruine kunststoffen greepplaten.
Goednummer: PL0600-2021432107-2593625
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Vuurwapen (Patroonhouder)
Merk/type: Star
Land: Nederland
Spoor identificatienr.: AA0M5729NL
Dit betreft het patroonmagazijn behorende bij het hierboven omschreven vuurwapen.
Goednummer: PL0600-2021432107-2593626
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid: 6 stuks
Merk/type: 9mm
Land: Nederland
Spoor identificatienr.: AA0M5730NL
Kaliber: 9mm
Het betreft kogelpatronen van het kaliber 9mm.
Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de WWM.
Het betreft zes (6) volmantel patronen van het kaliber 9mm kort met het volgende
hulsbodem opschrift;
- GECO 9mm K.