ECLI:NL:RBOVE:2022:390

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
08-710401-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een man met ernstige persoonlijkheids- en gedragsproblematiek

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak van een 37-jarige man die ter beschikking was gesteld na veroordelingen voor poging tot doodslag en verkrachting. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar toegewezen. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk ingegaan op 7 januari 2016 en zou eindigen op 20 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde, die verblijft in FPC dr. S. van Mesdag, een combinatie van ernstige persoonlijkheidsproblematiek, verslavingsproblematiek en seksuele problematiek vertoont. Ondanks jarenlange behandeling is er weinig vooruitgang geboekt, en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De rechtbank heeft de noodzaak van een verlenging van de maatregel onderbouwd met de ernst van de delicten en het onvermogen van de terbeschikkinggestelde om openheid te geven over zijn problematiek. De rechtbank heeft ook de positieve ontwikkelingen in de vorm van een nieuwe behandelpoging bij de Pompestichting genoemd, maar concludeert dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, waarbij de huidige zorgstructuur en de noodzaak van extern risicomanagement zijn benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-710401-12
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Beslissingop de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in FPC dr. S. van Mesdag te Groningen,
hierna te noemen: de terbeschikkinggestelde.

1.De aanleiding

De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 24 juni 2013 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, na bewezenverklaring van de misdrijven:
- poging tot doodslag;
- verkrachting.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 7 januari 2016. De termijn van de terbeschikkingstelling is geschorst geweest gedurende de periode van 24 oktober 2016 tot
6 november 2020, omdat de terbeschikkinggestelde gedurende die periode uit andere hoofde zijn vrijheid is ontnomen. De terbeschikkingstelling eindigt, behoudens nadere voorziening, op 20 januari 2022.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
  • het verlengingsadvies van de dr. S. van Mesdagkliniek van 17 november 2021, opgemaakt en ondertekend door A.F. Samaniego-Cameron, GZ-psycholoog en behandelcoördinator en drs. H.J. Beintema, psychiater, lid van de Raad van Bestuur en Hoofd van de instelling;
  • de wettelijke aantekeningen over de periode van 6 november 2020 tot en met
9 september 2021, met dien verstande dat de wettelijke aantekeningen over de periode van 1 juni 2021 tot 8 juni 2021 ontbreken;
- de notulen van de zorgconferentie op 2 september 2021.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 15 december 2021 een vordering ingediend tot verlenging van de maatregel met twee jaren.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van
27 januari 2022.
De rechtbank heeft op die zitting gehoord:
  • de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ’s-Gravenhage;
  • de officier van justitie mr. C.P. Dronkers;
  • A.F. Samaniego-Cameron, GZ-psycholoog en behandelcoördinator, verbonden aan de dr. S. van Mesdagkliniek als deskundige, via videoverbinding.
De officier van justitie heeft ter zitting een wijziging ingediend van de vordering tot verlenging inhoudende dat de in de oorspronkelijke vordering opgenomen ingangsdatum van de maatregel van 20 januari 2020 moet worden gewijzigd in 7 januari 2016.
De rechtbank heeft deze wijziging toegelaten, na instemming van de raadsman van de terbeschikkinggestelde.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben verzocht de duur van de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling te beperken tot een jaar. Er zijn redenen om een uitzondering te maken op de hoofdregel dat de maatregel met twee jaren wordt verlengd indien het ernaar uitziet dat het traject langer zal duren dan een jaar. De raadsman heeft hierbij de volgende punten betrokken: de onzekerheid over de mogelijke overplaatsing naar de Pompestichting voor een nieuwe behandelpoging, dan wel een mogelijke longstay-plaatsing en het gegeven dat bij een verlenging van een jaar, gezien de duur van de maatregel, volgend jaar reeds een onafhankelijk psychiatrisch en psychologisch onderzoek dient plaats te vinden.

4.De beoordeling

De vordering is op 15 december 2021 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het verlengingsadvies van de kliniek en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Het advies van de kliniek
Het rapport van de kliniek houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
- Diagnostiek
De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met een kernproblematiek bestaande uit een combinatie van (moeilijk toegankelijke) persoonlijkheidsproblematiek, verslavingsproblematiek en seksuele problematiek.
- Recidiverisico
De kernproblematiek van de terbeschikkinggestelde is onveranderd gebleven. Jarenlange behandeling heeft hierin weinig duurzame verandering gebracht. Een gespecialiseerde forensische setting is ontoereikend geweest in het voorkomen van een recidive en het is onmogelijk gebleken om de risico’s voldoende te evalueren, objectiveren en in te schatten. Dit leidde tot onderschatting van de delictrisico’s en heeft tot gevolg gehad dat de terbeschikkinggestelde meermalen is gerecidiveerd binnen de sterk gecontroleerde omgeving van een FPC. Op grond van het vorenstaande wordt het herhalingsrisico als onverminderd hoog beschouwd.
- Verloop afgelopen behandelperiode
Het indexdelict betreft een recidive tijdens een eerdere maatregel van terbeschikkingstelling. De terbeschikkinggestelde is veroordeeld wegens poging tot doodslag en verkrachting tijdens het praktiseren van een enkel begeleid verlof vanuit FPC Oldenkotte. Na de start van de maatregel op 7 januari 2016 recidiveert de terbeschikkinggestelde in november van datzelfde jaar opnieuw binnen FPC De Rooyse Wissel. De terbeschikkinggestelde wordt veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling, opzettelijke vrijheidsberoving en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, waarna de maatregel voor de duur van de opgelegde detentie is opgeschort en op 6 november 2020 is hervat. In het kader van een observatieplaatsing is de terbeschikkinggestelde op die datum opgenomen in de Van Mesdagkliniek op een zeer intensieve en specialistische zorg afdeling (ZISZ-afdeling) met een extreem vlucht- en beheersgevaarlijke status (EVBG-status), waar hem de benodigde structuur, begeleiding en beveiliging wordt geboden.
Gedurende de looptijd van de verschillende plaatsingen in behandelklinieken heeft de terbeschikkinggestelde een patroon laten zien waarin hij onvoldoende openheid heeft kunnen geven en hij (over)gecontroleerd en aangepast kan voorkomen, waardoor geen (vroeg)signalen naar voren komen en hij schijnbaar ‘uit het niets’ tot een recidive komt. Gezien dit onvermogen in het geven van openheid over essentiële risicofactoren, het beperkte probleeminzicht en gebrek aan copingvaardigheden, blijft extern risicomanagement noodzakelijk, als ook het in kaart brengen en monitoren van de in een vroeg stadium voor een delictketen voorspellende signalen. Juist dat is echter herhaaldelijk niet goed mogelijk gebleken.
Vanwege de ervaringen met de terbeschikkinggestelde in het verleden en in de huidige kliniek, worden de risico’s momenteel als te groot ingeschat voor het overwegen van een doorplaatsing naar een vervolgafdeling binnen de huidige kliniek. Er komt niet meer zicht in zijn binnenwereld, hij geeft zaken niet uit zichzelf aan en ook lijkt hij niet beïnvloedbaar in zijn gedrag. Op dit moment is enkel het verblijf op de ZISZ-afdeling met een EVBG-status voldoende om de kans op (pogingen tot) het doelbewust letsel toebrengen bij personen voldoende te couperen.
- Voornemens voor de komende periode
De belangrijkste vraag tijdens een hiertoe gehouden zorgconferentie op 3 september 2021 betrof of er sprake kan zijn van een nieuwe behandelpoging of dat plaatsing in de langdurige forensisch psychiatrische zorg geïndiceerd is. Geconcludeerd is dat een intensieve behandelpoging met inzet van libidoremmende medicatie de voorkeur geniet.
De terbeschikkinggestelde is hiertoe aangemeld bij Kempenhuis (onderdeel van de Pompestichting). Ten tijde van de rapportage zijn uitstroomkader en datum nog onbekend.
- Advies
De kliniek adviseert om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaren.
De toelichting van de deskundige ter zitting
Ter zitting heeft de deskundige A.F. Samaniego-Cameron het advies gehandhaafd en, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende toegelicht.
De Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft de terbeschikkinggestelde aangemeld voor afdeling Kempenhuis binnen de Pompestichting. Kort daarop kwam een bericht van de behandelaar dat er nog aanvullende vragen zijn, waarvoor een nadere bespreking wenselijk wordt gevonden. Deze bespreking is gepland op
8 maart 2022. Het advies van de Mesdagkliniek naar aanleiding van de zorgconferentie is ongewijzigd. Een behandeling gericht op resocialisatie is te risicovol en moeilijk vorm te geven binnen een FPC zoals de Mesdagkliniek. Observatiemodules zijn afgerond en de delictanalyse heeft plaatsgevonden.
Tot het moment van aanmelding bij de Pompestichting vindt binnen de Mesdagkliniek naast sociotherapie en gesprekken verder geen therapie plaats, zodat in een nieuwe kliniek een zuivere nulmeting plaats kan vinden, voordat met de behandeling wordt gestart. Onderdeel van de conclusie uit de zorgconferentie is dat de EMDR-behandeling op de vervolgplek wordt gestart. Ingeval van een akkoord op de aanmelding voor de Pompestichting, kan op verzoek van de Pompestichting binnen de huidige kliniek alvast met behandeling worden gestart. De Pompestichting is hierin leidend. Het is onduidelijk voor de Mesdagkliniek op welke termijn er eventueel plek is binnen de Pompestichting.
De Mesdagkliniek is van mening dat alleen libidoremmende medicatie onvoldoende is, maar dat die medicatie in combinatie met therapie gericht op de persoonlijkheid van de terbeschikkinggestelde het meest wenselijk is. In de afgelopen jaren is weinig vooruitgang geboekt in het verkrijgen van inzicht in zijn persoonlijkheid. Niet duidelijk is wat er in het verleden bij de terbeschikkinggestelde speelde voorafgaand aan incidenten. Dit maakt het inzetten van libidoremmende medicatie een lastige overweging.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 38d, tweede lid, Sr kan de termijn van de terbeschikkingstelling telkens met een jaar dan wel twee jaren worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist, het zogenoemde
gevaarscriterium. Gelet op hetgeen hiervoor is uiteengezet en ter zitting is besproken is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank merkt daarbij op dat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Er is sprake van een zogenoemde ongemaximeerde terbeschikkingstelling.
De terbeschikkinggestelde verblijft momenteel op een zeer intensieve en specialistische zorgafdeling van de Mesdagkliniek, waar hij behalve sociotherapie en gesprekken geen verdere therapie volgt. Het betreft een observatieplaatsing. De rechtbank stelt vast dat op grond van een zorgconferentie is besloten over te gaan tot een nieuwe (laatste) behandelpoging om een longstay-plaatsing te voorkomen en dat de terbeschikkinggestelde daartoe is aangemeld voor Kempenhuis, een afdeling binnen de Pompestichting. Deze op handen zijnde stap naar een nieuwe behandelpoging en het gegeven dat de terbeschikkinggestelde zich hierin gemotiveerd toont, ziet de rechtbank als positieve ontwikkelingen. De rechtbank plaatst hierbij echter de kanttekening dat op dit moment de plaatsing binnen Kempenhuis nog niet akkoord is bevonden.
Een punt van zorg is dat het herhalingsrisico als onverminderd hoog wordt beschouwd nu de kernproblematiek van de terbeschikkinggestelde onveranderd is gebleven, de jarenlange behandeling hierin weinig duurzame verandering heeft gebracht en terbeschikkinggestelde zelfs binnen de sterk gecontroleerde omgeving van een FPC meerdere keren is gerecidiveerd. De rechtbank stelt vast dat het onvermogen van de terbeschikkinggestelde in het geven van openheid over essentiële risicofactoren, zijn beperkte probleeminzicht en gebrek aan coping vaardigheden, maken dat extern risicomanagement noodzakelijk is. De ernst van de problematiek komt tevens naar voren in het standpunt van de kliniek dat een verblijf op de ZISZ-afdeling met EVBG-status noodzakelijk wordt geacht om de kans op (pogingen tot) het doelbewust toebrengen van letsel bij anderen voldoende in te dammen. Factoren als het beperkte probleeminzicht, het onvermogen tot openheid over essentiële risicofactoren en het gebrek aan copingvaardigheden maken inzicht in en monitoring van de in een vroeg stadium voor een delictketen voorspellende signalen noodzakelijk en dragen er tegelijkertijd aan bij dat dit niet goed mogelijk is. Dit is naar het oordeel van de rechtbank tekenend voor de complexiteit van de problematiek van de terbeschikkinggestelde. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd met continuering van het huidige kader.
Het vorenstaande in aanmerking nemend ziet de rechtbank onvoldoende grond voor een verlengingstermijn van een jaar, zoals door de raadsman van de terbeschikkinggestelde is bepleit. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat, indien aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een jaar, de terbeschikkingstelling in beginsel verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank stelt vast dat gezien de aard en ernst van de kernproblematiek en het onverminderd hoge recidiverisico, in combinatie met een minimaal zicht op de binnenwereld van de terbeschikkinggestelde en een beperkte beïnvloedbaarheid, een langdurige behandeling noodzakelijk zal zijn. De terbeschikkinggestelde staat aan het begin van een nieuwe behandelpoging, zodat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege rechtvaardigen.
Ook de overige door de raadsman aangehaalde argumenten zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat zij in dit geval een uitzondering op voornoemde regel geven. Hoewel er onzekerheid is over de overplaatsing naar de Pompestichting en het tijdstip waarop die zal plaatsvinden, ziet de rechtbank geen noodzaak om een vinger aan de pols te houden. Het voorgenomen traject is duidelijk en de rechtbank heeft geen invloed op de voortgang daarvan. De rechtbank gaat ervan uit dat de kliniek en het ministerie zo voortvarend mogelijk zullen handelen om een nieuwe behandelpoging mogelijk te maken.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met twee jaren.
Aldus gegeven door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. H. Stam en mr. C. Verdoold, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2022.