ECLI:NL:RBOVE:2022:3864

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
08.124927.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door snelheidsovertreding

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, reed op 3 december 2021 in Deventer met een snelheid tussen de 76 en 80 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Door deze snelheidsovertreding was hij niet in staat om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen, wat resulteerde in een aanrijding met een stilstaande auto, bestuurd door het slachtoffer, die hierdoor letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarzetting op de weg, maar sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde zware lichamelijke letsel, omdat niet kon worden bewezen dat het letsel van het slachtoffer als zwaar kon worden gekwalificeerd. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 40 uur en een rijontzegging van 6 maanden. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 13 december 2022, waar de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere overtredingen van verkeersregels.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.124927.22 (P)
Datum vonnis: 23 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] (Irak),
wonende aan [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 december 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Gerlsma en wat door de raadsman van verdachte, mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar/hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Deventer, in de gemeente Deventer,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmederijdende over de weg, IJsselkade, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid gelegen tussen 76 km p/u en/of 80 km p/u, althans met een snelheid veel hoger dan de toegestane maximum snelheid van 50 km p/u over voornoemde weg, IJsselkade, te rijden en/of gekomen nabij de T-kruising van de wegen: IJsselkade en/of Ossenweerdstraat en/of Kapjeswelle zijn snelheid niet, althans onvoldoende, aan te passen aan een snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse
en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg die kon overzien en waarover deze vrij wasen/of (vervolgens)krachtig op/tegen de achterzijde van een (stilstaande) medeweggebruiker is gebotsten/of gereden,waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijkletsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in deuitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Deventer, in de gemeente Deventer,als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, IJsselkade,met een snelheid gelegen tussen 76 km p/u en/of 80 km p/u, althans met eensnelheid veel hoger dan de toegestane maximum snelheid van 50 km p/u overvoornoemde weg, IJsselkade, heeft gereden en/ofgekomen nabij de T-kruising van de wegen: IJsselkade en/of Ossenweerdstraaten/of Kapjeswelle zijn snelheid niet, althans onvoldoende, heeft aangepast aan eensnelheid voor een veilig verkeer ter plaatse
en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels enverkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuigzodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengenbinnen de afstand waarover hij die weg die kon overzien en waarover deze vrij wasen/of (vervolgens) krachtig op/tegen de achterzijde van een (stilstaande) medeweggebruiker is gebotst en/of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat de aanrijding is veroorzaakt door het aanmerkelijk onvoorzichtige, onoplettende en onachtzame rijgedrag van verdachte. Het hierdoor veroorzaakte letsel bij [slachtoffer] moet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Gelet op de verklaring van verdachte is het niet aan zijn schuld te wijten dat hij niet in staat was om zijn personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg die kon overzien en waarover deze vrij was. Het enkele feit dat verdachte te hard heeft gereden levert geen schuld op in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De raadsman heeft zich wat betreft het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende [1] .
Feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 december 2021 heeft in Deventer op de kruising van de Ossenweerdstraat, de IJsselkade en de Kapjeswelle een kop-staart botsing plaatsgevonden tussen twee personenauto’s. [2] De ene auto werd bestuurd door verdachte, de andere door [slachtoffer] . De toegestane snelheid ter plaatse is 50 kilometer per uur. [3] De forensische opsporingsdienst heeft vastgesteld dat de gemiddelde indicatieve snelheid van de personenauto van verdachte vlak voor het naderen van de kruising tussen de 76 en 80 kilometer per uur lag. [4] Op dat moment stond de voorliggende personenauto van [slachtoffer] vlak voorbij het verkeerslicht stil om linksaf te slaan, om het tegemoetkomend verkeer op de kruising dat voorrang had voor te laten gaan. [5] Verdachte was niet in staat zijn voertuig op tijd tot stilstand te brengen. [6] Hierdoor reed verdachte met zijn personenauto achterop de personenauto van [slachtoffer] . [7]
Als gevolg van de botsing heeft [slachtoffer] direct na de botsing pijn ondervonden aan zijn onderrug en zijn nek. [8] De arts op de spoedeisende hulp constateerde een contusie van de rug en myogene klachten van de nek. [9] Op 15 januari 2022, anderhalve maand na het ongeval, heeft [slachtoffer] verklaard nog veel pijnklachten te hebben. Deze pijnklachten nemen wel af, maar [slachtoffer] slikt nog wel dagelijks de maximale hoeveelheid paracetamol. Ook is hij onder behandeling bij een fysiotherapeut en een psycholoog. [10]
Aard van het letsel bij slachtoffer [slachtoffer]
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of bij slachtoffer [slachtoffer] sprake is van zwaar lichamelijk letsel of van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Op basis van het dossier kan de rechtbank weliswaar vaststellen dat [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding letsel en pijnklachten heeft opgelopen waarvoor hij pijnstillers heeft geslikt en therapie heeft gevolgd, maar daaruit blijkt onvoldoende dat sprake was van zwaar lichamelijk letsel of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Om deze reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde. Aan de beoordeling van de overige onderdelen van het tenlastegelegd onder feit 1 komt de rechtbank dan ook niet toe.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde artikel 5 Wegenverkeerswet: gevaarzetting
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank overweegt hiertoe dat het gevaarzettend gedrag bestond uit het feit dat verdachte zich - als bestuurder van een personenauto rijdend op de openbare weg – met een veel hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan heeft gereden. Als gevolg daarvan was verdachte niet in staat zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen om een botsing met de personenauto van slachtoffer [slachtoffer] te voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte onder deze gegeven omstandigheden gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer op de weg gehinderd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen het
subsidiairten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2021 te Deventer, in de gemeente Deventer, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, IJsselkade,met een snelheid gelegen tussen 76 km p/u en 80 km p/u, veel hoger dan de toegestane maximum snelheid van 50 km p/u over voornoemde weg, IJsselkade, heeft gereden en gekomen nabij de T-kruising van de wegen: IJsselkade en Ossenweerdstraat en Kapjeswelle zijn snelheid niet heeft aangepast aan een snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg die kon overzien en waarover deze vrij was en (vervolgens) krachtig tegen de achterzijde van een (stilstaande) medeweggebruiker is gebotst en gereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in het artikel 177 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 90 uur te vervangen door 45 dagen hechtenis indien verdachte deze niet (naar behoren) verricht en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de ontzegging van de rijbevoegdheid te beperken, vanwege het feit dat verdachte zijn rijbewijs voor zijn werk nodig heeft. Verdachte heeft aan zijn raadsman gemeld dat hij via een uitzendbureau werkzaam is in de zorg op een locatie in Tilburg.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is als bestuurder van een personenauto een kruising genaderd met flinke overschrijding van de ter plekke geldende maximumsnelheid. Als gevolg hiervan heeft verdachte zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen waardoor hij tegen een stilstaande personenauto is gebotst. Daarbij heeft de bestuurder van dit voertuig letsel opgelopen. Op verdachte rust als bestuurder van een motorrijtuig de verantwoordelijkheid zich ten alle tijden te houden aan de maximumsnelheid, in het bijzonder zodat tijdig kan worden gereageerd op de acties van andere verkeersdeelnemers. Verdachte is hierin tekortgeschoten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 3 oktober 2022 volgt dat hij in het verleden eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, onder meer voor een forse snelheidsovertreding bij een weg met een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Hiervoor was aan verdachte een geldboete en een voorwaardelijke rijontzegging van vier maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Bovendien was deze proeftijd nog geen twee maanden voorbij, waarna verdachte opnieuw in de fout ging. De rechtbank houdt hier ten nadele van verdachte rekening mee.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 40 uur te vervangen door 20 dagen hechtenis indien verdachte deze niet (naar behoren) verricht en de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de duur van 6 maanden. Deze rijontzegging is onvoorwaardelijk. Weliswaar heeft verdachte een belang bij het behoud van zijn rijbewijs, maar dat belang weegt niet op tegen de ernst van de overtreding en het feit dat de eerdere voorwaardelijke rijontzegging verdachte er niet van heeft weerhouden opnieuw de ter plaatse maximaal toegestane snelheid fors te overtreden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het
subsidiair bewezen verklaardehet volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Bos, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.
Buiten staat
mr. M.T. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021565049-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 11 mei 2022, pagina 2, eerste alinea.
3.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 11 mei 2022, pagina 2, eerste alinea.
4.Proces-verbaal van analyse VRI-data van 17 maart 2022, pagina 26, vijfde en zevende alinea.
5.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 11 mei 2022, pagina 2, tweede alinea en proces-verbaal van verhoor slachtoffer van 16 december 2021, pagina 43, vierde alinea, vierde zin.
6.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 11 mei 2022, pagina 2, tweede alinea.
7.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 11 mei 2022, pagina 2, tweede alinea.
8.Zie specialistenbericht van arts J.J. Langeraar van 3 december 2022, pagina 41, derde alinea, zesde en zevende alinea.
9.Zie specialistenbericht van arts J.J. Langeraar van 3 december 2022, pagina 40, onder ‘conclusie’.
10.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 11 mei 2022, pagina 5, zevende alinea.