ECLI:NL:RBOVE:2022:3834

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
08.037819.22, 08.276765.22, 08.219204.22 (ter terechtzitting gevoegd) en 05.194084.21 (vordering Tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige jongen voor diefstal met geweld, bezit van hasjiesj en mishandeling van zijn moeder

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 18-jarige jongen veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar voor diefstal met geweld. De jongen heeft samen met een ander een PlayStation 5 van een slachtoffer afgenomen in het park Eekhout te Zwolle, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Daarnaast is bij hem een hoeveelheid hasjiesj aangetroffen en heeft hij zijn moeder mishandeld door haar bij de keel vast te pakken. De rechtbank legde ook een taakstraf op van 180 uur en een schadevergoeding van 1.514,86 euro aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig zijn en dat de jongen, ondanks zijn jonge leeftijd, verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn daden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden en de invloed daarvan op zijn gedrag. De rechtbank heeft besloten om de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen, zodat de jongen de kans krijgt om zijn leven te beteren, onder toezicht van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.037819.22, 08.276765.22, 08.219204.22 (ter terechtzitting gevoegd) en 05.194084.21 (vordering Tul) (P)
Datum vonnis: 20 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 december 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Diesfeldt en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. T.H. Westerhof-Dijkstra en J.J.M. Pinners, beiden advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer 08.037819.22 als feit 1, het feit van de zaak met parketnummer 08.276765.22 als feit 2 en het feit van de zaak met parketnummer 08.219204.22 als feit 3.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: (met een ander) [slachtoffer 1] met geweld heeft beroofd van een PlayStation 5;
feit 2: hasjiesj aanwezig heeft gehad;
feit 3
:zijn moeder heeft mishandeld door haar bij de keel te pakken en een duw te geven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 2 december 2021 te Zwolle, op of aan de openbare weg, te weten op/aan/nabij de Burg van Roijensingel, althans in of nabij/rondom het park Eekhout, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Playstation 5, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):- die [slachtoffer 1] heeft/hebben aangesproken en/of heeft/hebben gevraagd wat hij in zijn tas had,- (vervolgens) een arm om de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geplaatst en/of geslagen en/of gepositioneerd en die [slachtoffer 1] (daarbij) naar achteren heeft/hebben gebogen en/of getrokken,- (vervolgens) (daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben (aan)gezet en/of (aan)gedrukt heeft/hebben gehouden,- (vervolgens) (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Het is die playstation of je leven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of- (vervolgens) een tas met daarin een Playstation 5 van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt/weggenomen;
feit 2
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 372 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Zwolle zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door- met zijn hand de keel van [slachtoffer 2] te pakken/grijpen en/of (met kracht) te knijpen en/of- die [slachtoffer 2] (met kracht) een duw te geven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het houden van een mes tegen de buik van [slachtoffer 1] (feit 1).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit ten aanzien van feit 1 integrale vrijspraak van het ten laste gelegde. Zij voert daartoe aan dat de aangifte van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) onbetrouwbaar is en onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 wordt geen bewijsverweer gevoerd. De raadsvrouw bepleit ten aanzien van feit 3 integrale vrijspraak van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en het onderhavige dossier de navolgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [1]
Op 2 december 2021 om 20:14 uur ontvangt de politie een telefonische melding van [slachtoffer 1] dat hij kort daarvoor in het park Eekhout aan de Burgemeester van Roijensingel te Zwolle is bedreigd met een mes en beroofd van een PlayStation 5. [slachtoffer 1] doet diezelfde avond aangifte. Enkele minuten na de melding van [slachtoffer 1] ontvangt de 112-alarmcentrale een melding van [medeverdachte] dat hij een jongen op de grond heeft aangetroffen in het park Eekhout. Een ambulance komt ter plaatse en brengt de jongen naar het ziekenhuis. Later die avond meldt de moeder van verdachte bij de politie dat verdachte met een steekwond in zijn rug in het Isala ziekenhuis te Zwolle ligt. Er is sprake van ruggenmergletsel en na een verblijf op de intensive care volgt een periode van revalidatie en herstel.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het incident waarvan [slachtoffer 1] melding en aangifte heeft gedaan. Verdachte verklaart bij de politie en ook ter terechtzitting dat hij in de avond van 2 december 2021 samen met [medeverdachte] een joint heeft gerookt op het Centraal Station Zwolle, waarna zij samen naar het park Eekhout zijn gelopen om naar huis te gaan. Nadat verdachte en [medeverdachte] bij het park ieder hun eigen weg zijn gegaan, is verdachte in het park aangevallen, waarbij hij met een mes in zijn rug is gestoken.
De overwegingen en conclusies
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen.
[slachtoffer 1] verklaart in zijn aangifte dat hij via Snapchat op 2 december 2022 met [naam 1] in Zwolle heeft afgesproken om zijn PlayStation 5 aan haar te laten zien. [slachtoffer 1] komt die dag omstreeks 19.39 uur met de trein aan op het Centraal Station en draagt zijn PlayStation 5 in een tas bij zich. Op het moment van aankomst bericht [naam 1] aan [slachtoffer 1] dat zij elkaar in park Eekhout zullen ontmoeten. [slachtoffer 1] loopt vervolgens via de Westerlaan de Parkstraat in naar het park Eekhout, waarbij hij tegenover de parkeergarage twee mannen ziet zitten op een bankje, waarvan een donker is getint en de ander blank is. Halverwege het park komen er twee mannen op [slachtoffer 1] afgelopen die er hetzelfde uitzien als de mannen die hij eerder op het bankje bij het station had gezien en terwijl hij in het park wacht op [naam 1] hoort hij dat de blanke jongen hem om een vuurtje vraagt. Ook de donkere jongen loopt naar hem toe en hij vraagt [slachtoffer 1] wat hij in zijn tas heeft, waarop [slachtoffer 1] zegt: “Dat is van mij en niet van jou”. [slachtoffer 1] ziet dat de donkere jongen vervolgens zijn arm om hem heen slaat en nog een keer vraagt wat hij in zijn tas heeft, waarop [slachtoffer 1] zijn antwoord herhaalt. Op dat moment trekt de donkere jongen zijn arm om de nek van [slachtoffer 1] en buigt hij hem naar achter. [slachtoffer 1] hoort een klikkend geluid wat hij herkent als het uitschuiven van een mes en voelt iets puntigs tegen zijn buik. [slachtoffer 1] ziet dat de blanke man dit mes tegen hem aandrukt, maar hij ziet alleen een glans van het mes. [slachtoffer 1] ziet vervolgens dat de blanke jongen zijn tas waar de console in zit van hem afpakt. De getinte jongen laat [slachtoffer 1] los en [slachtoffer 1] ziet beiden wegfietsen. [slachtoffer 1] rent achter hen aan en roept heel hard: “Dat is van mij, geef dat terug”, waarop de getinte jongen naar hem toe fietst. [slachtoffer 1] schopt hem van zijn fiets, waarop hij valt en [slachtoffer 1] geeft hem nog een schop in zijn maag. [2] Tijdens het verhoor bij de politie op 26 januari 2022 komt [slachtoffer 1] hierop terug en verklaart hij dat hij op het moment dat de donkere jongen terug komt fietsen met een mes dat hij in de zakken van zijn jas vond in zijn richting zwaait, waarna de jongen op de grond valt. [3] Tijdens dit verhoor verklaart [slachtoffer 1] ook dat de blanke jongen op het moment dat hij het mes tegen hem aandrukt tegen hem zegt: “Het is die PlayStation of je leven”. [4]
De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer op het punt van de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn uitgebreid en voldoende specifiek, concreet en gedetailleerd en daarom kan aan de inhoud daarvan voldoende waarde worden gehecht. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] bovendien, anders dan door de verdediging is bepleit, in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
In dit verband is allereerst van belang dat de door de politie uitgekeken camerabeelden laten zien dat verdachte samen met [medeverdachte] op het station aanwezig is als [slachtoffer 1] daar in de avond van 2 december 2021 aankomt. [5] Op de beelden is ook te zien dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer 1] volgen als hij op de Westerlaan in de richting van Park Eekhout loopt. [6]
Daarnaast is een Apple iPhone XR bij verdachte in beslag genomen en uitgelezen. Weliswaar blijkt dat aan de telefoon een Apple ID met de naam van de oom van verdachte, [naam 2] , is gekoppeld, maar de rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan het feit dat uit het onderzoek ook naar voren is gekomen dat aan de telefoon een Apple ID met de naam van verdachte is gekoppeld en dat verdachte de telefoon veel in gebruik had. [7] Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de onderzoeksresultaten van de uitgelezen telefoonde aangifte van [slachtoffer 1] . Uit de uitgelezen informatie blijkt allereerst dat op de telefoon een notitie van 7 december 2021 is opgeslagen, waarin staat: “
heeft me bad[slachtoffer 1][onderstreping door de rechtbank]
heeft me gestoken in me badk wacht maar als ik er weer ben machete gaat swars door je back1p”. [8] De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] de voornaam [slachtoffer 1] heeft. Verder is sprake van een snapchataccount genaamd “ [naam 3] ” dat is gekoppeld aan de Apple ID van verdachte. [9] Uit de uitgelezen informatie blijkt verder dat “ [naam 3] ” in een snapchatgesprek van 7 december 2022 vraagt naar wie hem heeft gestoken, waarop een deelnemer antwoordt dat hij in Oldenzaal woont. [10] De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] in Oldenzaal woont. Daarnaast geeft “ [naam 3] ” in een chatgesprek van
23 december 2021 aan een PlayStation te hebben. [11] Ook hebben in de periode voor en na 2 december 2021 meerdere chats tussen “ [naam 3] ” en “ [naam 1] ” plaatsgevonden. Verder blijkt dat “ [naam 3] ” op 11 en 15 december 2021 meerdere malen chat met [medeverdachte] , waarbij “ [naam 3] ” aangeeft dat de politie naar hem zoekt in verband met het afleggen van een verklaring en dat hij een tip voor hem heeft als hij niet opgepakt wil worden. [12]
Tot slot bevestigen ook de gegevens van de uitgelezen telefoon van [medeverdachte] de aangifte van [slachtoffer 1] . Daaruit komt naar voren dat op 2 december 2021 tussen 21:23 uur en 22:00 uur een snapchatgesprek heeft plaatsgevonden tussen “ [naam 4] ” en “ [naam 5] ”, waarin [medeverdachte] een PlayStation 5 te koop aanbiedt voor 200 euro. Tussen het chatten door is op Google gezocht naar ‘playstation 5’. [13] Daarnaast blijkt uit de uitgelezen informatie dat op 3 december 2021 op internet is gezocht naar 112 meldingen, “steekpartij zwolle” en “steekpartij zwolle vandaag”. [14]
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat er voldoende wettig bewijs is en acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 2 december 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van een PlayStation 5, vergezeld door geweld en bedreiging met geweld. Uit de feiten en omstandigheden kan duidelijk worden afgeleid dat sprake was van een vooropgezet gezamenlijk plan en ook van een gezamenlijke daadwerkelijke uitvoering. De gedragingen van verdachte zijn daarnaast van zodanige aard dat daarin ook het opzet op de diefstal met geweld ligt besloten.
Gelet op het hiervoor overwogene komt de rechtbank, anders dan door de verdediging bepleit, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [15]
Op 12 juli 2022 ontvangt de politie een melding van de moeder van verdachte dat hij met een gele Jumbo tas vol drugs haar woning is uitgelopen in de richting van de Lijnbaan te Zwolle. De politie ziet even later een jongen staan onder de doorgang naar het Theodorahof gelegen aan de parkeerplaats van de Burgemeester Vos de Waelstraat te Zwolle. [16] De politie herkent de man als verdachte. Kort daarna treft de politie onder struiken een gele Jumbo tas aan, [17] met daarin zeven pakketjes in plasticfolie omhulde bruine blokken. [18] Uit onderzoek blijkt dat sprake is van hasjiesj. [19]
Op 12 juli 2022 verklaart [slachtoffer 2] , moeder van verdachte, dat verdachte haar die dag een gele Jumbo tas liet zien met daarin meerdere bruine pakken met doorzichtig plastic die zij herkent als hasj. Volgens de verklaringen van [slachtoffer 2] verlaat verdachte de woning met deze tas en één kruk. [20] Verder verklaart [getuige 1] , bewoner van de [adres 2] te Zwolle, dat hij rond 13.00 uur vanaf zijn balkon een persoon met een getinte huidskleur ziet lopen met een loopkruk in zijn linkerhand en een gele tas in zijn rechterhand. Volgens [getuige 1] is de persoon die door de politie is aangehouden de man die hij heeft gezien met de gele tas. [21]
Verdachte verklaart tegenover de politie dat hij niets afweet van een gele Jumbo tas met daarin hasjiesj.
Overwegingen en conclusies
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden vast dat de door de politie aangetroffen tas met hasjiesj van verdachte is. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de woning van zijn moeder heeft verlaten met een tas met daarin koekjes en snoep acht de rechtbank in het licht van deze feiten en omstandigheden ongeloofwaardig. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [22]
Op 30 augustus 2022 doet [slachtoffer 2] , moeder van verdachte, aangifte van mishandeling door verdachte. Zij verklaart dat verdachte haar die ochtend tijdens een discussie op de trap in haar woning met zijn hand bij haar keel heeft gepakt, waarbij hij haar keel hard dichtkneep. [slachtoffer 2] ervaart daarbij pijn en kan niet meer ademhalen. [slachtoffer 2] denk dat zij stikt. [23] Deze verklaring vindt steun in de verklaringen die de partner van [slachtoffer 2] , [getuige 2] , als getuige heeft afgelegd. [getuige 2] verklaart dat hij, terwijl hij in de ochtend van 30 augustus 2022 in de keuken van de woning staat, hoort dat sprake is van een hevige woordenwisseling op de trap tussen [slachtoffer 2] en verdachte, die op een handgemeen uitloopt. [24] [getuige 2] is toen naar de trap gelopen en ziet dat verdachte de nek van [slachtoffer 2] vast heeft. [25]
Verdachte bevestigt tegenover de politie dat er op 30 augustus 2022 op de trap van de woning van [slachtoffer 2] een incident tussen hem en [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden, maar hij ontkent dat hij [slachtoffer 2] daarbij bij de keel heeft gepakt. Verdachte verklaart dat hij [slachtoffer 2] tevergeefs een paar keer heeft gevraagd of ze aan de kant wilde gaan, waarop hij haar een duw heeft gegeven tegen de schouder.
Overwegingen en conclusie
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden vast dat verdachte [slachtoffer 2] op 30 augustus 2022 een duw heeft gegeven en bij de keel heeft gepakt. Dat verdachte naar zijn zeggen [slachtoffer 2] slechts een duw heeft gegeven, acht de rechtbank in het licht van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 2] niet aannemelijk. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 december 2021 te Zwolle in het park Eekhout, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Playstation 5 geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] , welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader:- die [slachtoffer 1] hebben aangesproken en hebben gevraagd wat hij in zijn tas had,- vervolgens een arm om de nek van die [slachtoffer 1] hebben geslagen en die [slachtoffer 1] daarbij naar achteren hebben gebogen,- vervolgens hebben gezegd: "Het is die playstation of je leven", en- vervolgens een tas met daarin een Playstation 5 van die [slachtoffer 1] hebben afgepakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juli 2022 te Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 372 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2022 te Zwolle zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door- met zijn hand de keel van [slachtoffer 2] te pakken en met kracht te knijpen en- die [slachtoffer 2] een duw te geven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 300, 304, 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bij de op te leggen straf het jeugdstrafrecht toe te passen en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw verzoekt dat verdachte voor het ten laste gelegde onder 1 en 2 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf, zonder het stellen van voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. [slachtoffer 1] heeft deze situatie als zeer bedreigend en beangstigend ervaren. Dergelijke feiten zorgen niet alleen voor angst en onveiligheid bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving als geheel. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor het slachtoffer en enkel oog gehad voor zijn eigen belang. Daarnaast is bij verdachte een hoeveelheid hasjiesj aangetroffen. Tot slot heeft verdachte zijn moeder mishandeld door haar bij de keel vast te pakken. Uit de aangifte blijkt dat zijn moeder de situatie ook als zeer beangstigend heeft ervaren. Zij was bang dat zij zou stikken. Verdachte heeft er door zijn handelswijze blijk van gegeven de gevoelens en lichamelijke integriteit van anderen op geen enkele wijze te respecteren.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 5 december 2022, waaruit volgt dat verdachte meermaals voor verkeersfeiten is veroordeeld en recentelijk voor een Opiumwetfeit. Gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr houdt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf rekening met het gegeven dat verdachte bij vonnis van de Kinderrechter van de rechtbank Gelderland van 14 februari 2022 is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden voor dit Opiumwetfeit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 24 november 2022 dat betrekking heeft op het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daaruit komt, samengevat, het volgende naar voren. Verdachte laat op veel gebieden zorgen zien en daarmee zijn er veel risicofactoren die de kans op herhaling verhogen. Verdachte heeft geen vaste woon- en verblijfplaats, gaat niet naar school, heeft ook geen dagbesteding en heeft te weinig inkomen. Daarnaast blowt verdachte en heeft hij ontzettend veel ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt, waarvan het onduidelijk is of en hoe dit van invloed is op zijn leven. Er zijn al veel instanties betrokken (geweest) bij verdachte, maar toch lijken elke keer dingen niet van de grond te komen, omdat verdachte onvoldoende actie vanuit hem zelf laat zien. Verdachte is zich hiervan bewust en geeft aan dat er soms ook te veel dingen zijn voor hem om aan te denken. Verdachte is wel van goede wil en wil echt een verandering laten zien in zijn leven. Gezien zijn meerderjarigheid en gezien de problemen waar verdachte nu voor staat, past toezicht en begeleiding vanuit de volwassenreclassering beter bij verdachte. Een pedagogische benadering is niet meer nodig. Wel is het belangrijk dat er een verplicht kader komt om tot een verdere positieve ontwikkeling te kunnen komen en deze naar verwachting binnen een vrijwillig kader niet van de grond zal komen. De Raad voor de Kinderbescherming vindt op dit moment detentie niet passend. Verdachte is voornemens om een blijvende verandering aan te brengen in zijn leven en een detentie kan dit doorkruizen. Ook staat verdachte op de wachtlijst voor een woonplek, die mogelijk binnenkort vrijkomt. Een taakstraf uitvoeren is op dit moment praktisch amper te regelen, vanwege de lichamelijke beperking en vanwege het ontbreken van een vaste woonplek. Een geldboete is niet passend, omdat verdachte geen inkomen heeft. De Raad voor de Kinderbescherming vindt een voorwaardelijke detentie het meest passend, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, maatschappelijke opvang, een zinvolle dagbesteding en medewerking aan behandeling en schuldhulpverlening, waarbij aan de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsadvies van 23 november 2022, dat betrekking heeft op het onder 3 ten laste gelegde. Daaruit komt, samengevat, het volgende naar voren. De reclassering ziet de familie van verdachte, huisvesting en psychosociaal functioneren als risicofactoren. Verdachte heeft een belast verleden en heeft ondersteuning nodig op meerdere leefgebieden. De verwachting is dat wanneer verdachte een stabiele woonsituatie heeft hij stap voor stap aan een positieve toekomst kan bouwen. Verdachte staat open voor hulpverlening en toont bereidheid met zichzelf aan het werk te gaan met ondersteuning van de reclassering. Er komen geen indicaties naar voren die vragen om toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte is in staat een taakstraf uit te voeren. De werkstraf is in staat een passende werkplek voor hem te organiseren zodat hij lichamelijk zo min mogelijk wordt belast vanwege zijn dwarslaesie. Verdachte heeft momenteel weinig financiële middelen om een geldboete tijdig te kunnen voldoen. De reclassering adviseert om als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met [slachtoffer 2] , het volgen van een opleiding en meewerken aan schuldhulpverlening. De reclassering adviseert dat zij toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij begeleidt vanuit haar jongvolwassenen methodiek.
Ter zitting hebben [naam 6] namens Reclassering Nederland en [naam 7] namens JeugdBescherming Overijssel toegelicht dat er zicht is op een woonvoorziening voor begeleid wonen voor verdachte. Daarnaast heeft [naam 8] namens de Raad voor de Kinderbescherming het belang van de begeleiding van verdachte benadrukt, waarbij zij te kennen heeft gegeven dat de doelen waaraan gewerkt moeten worden in het volwassenspectrum liggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde minderjarig was en dat hij ten tijde van het plegen van het onder 3 ten laste gelegde de meerderjarige leeftijd van 18 jaar had bereikt. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte aanleiding om ook ten aanzien van feit 3 het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in belangrijke mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal straffen opleggen die verdachte ruimte bieden om een positieve wending aan zijn leven te geven en die tegelijkertijd recht doen aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal een werkstraf opleggen voor de duur van 180 uren en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. Omdat gedurende langere tijd de inzet van verdachte nodig zal zijn om op het goede pad te blijven, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke jeugddetentie een proeftijd verbinden voor de duur van drie jaren en zal zij ook de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals door de reclassering geadviseerd, waarbij het van meerwaarde is dat de volwassenreclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden.

8.De schade van benadeelde

Ten aanzien van feit 1
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.014,89 [tweeduizendveertien euro en negenentachtig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten van € 14,87;
- Sony Playstation 5 van € 499,99.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
Daarnaast verzoekt de benadeelde partij verdachte te veroordelen in de proceskosten, begroot op een bedrag van € 274,92.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt om matiging van de gevorderde immateriële schadevergoeding. Ten aanzien van de materiële schade refereert de raadsvrouw zich wat betreft de reiskosten aan het oordeel van de rechtbank en verzoekt zij om toewijzing van de overige kosten.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 514,86, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Daarnaast stelt de rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op € 1.000,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en voor het overige afwijzen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte de proeftijd te verlengen met een jaar.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijd te verlengen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikel en. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 3, het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Dobbe 72 in Zwolle, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek Transfore of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- verblijft in een nader te bepalen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- een opleiding volgt of een andere vorm van dagbesteding heeft;
- medewerking verleent aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.514,86 (bestaande uit € 514,86 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.514,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2021 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 274,92, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.514,86, (zegge: vijftienhonderdveertien euro en zesentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 05.194084.21
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Gelderland van 30 augustus 2021 voorwaardelijk opgelegde
werkstrafvoor de duur van
60 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
Buiten staat
Mr. L.M.B. Soppe is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022101174. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 170-171
3.Pagina 180
4.Pagina 180
5.Pagina’s 236-237
6.Pagina’s 243-245
7.Pagina’s 262 en 263
8.Pagina 264
9.Pagina’s 265-266
10.Pagina 267
11.Pagina 271
12.Pagina 269-270
13.Pagina 255
14.Pagina 255-256
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022315697-12. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
16.Pagina 13
17.Pagina 15
18.Pagina 17
19.Pagina 27b
20.Pagina’s 28-29
21.Pagina 31
22.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022398710. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
23.Pagina’s 10-11
24.Pagina 12
25.Pagina 14