ECLI:NL:RBOVE:2022:3831

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
05.110478.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling na steekincident met blijvende littekens

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 52-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, voor zware mishandeling. De vrouw stak op 2 mei 2022 in Deventer een man met een mes in zijn gezicht, wat resulteerde in blijvende littekens. De rechtbank oordeelde dat de vrouw opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. Tijdens de zittingen op 16 augustus, 23 augustus, 18 oktober en 6 december 2022 werd het bewijs besproken, waaronder de verklaring van de verdachte en medische rapporten over de verwondingen van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de subsidiaire tenlastelegging van zware mishandeling, maar niet voor poging tot doodslag. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en verslavingsgeschiedenis, en legde een voorwaardelijke straf op om haar te stimuleren tot behandeling en begeleiding. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van €2.000 schadevergoeding aan het slachtoffer, die als benadeelde partij was opgetreden. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij ontvankelijk was in zijn vordering, en kende een schadevergoeding toe voor de immateriële schade die het slachtoffer had geleden door de verwondingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 05.110478.22 (P)
Datum vonnis: 20 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 op Aruba,
nu verblijvende in de P.I. Zuid Oost, loc. Ter Peel te Evertsoord.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 augustus 2022, 23 augustus 2022, 18 oktober 2022 en 6 december 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Ariese en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. E.C.J. Peek, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een poging heeft gedaan om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen althans een poging daartoe heeft gedaan door hem met een mes in het gezicht te snijden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 2 mei 2022 te Deventer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] één of meerdere malen op/tegen/in de halsstreek/nekstreek en/of het gezicht, althans het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 2 mei 2022 te Deventer, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere steekverwondingen en/of snijverwoningen en/of littekens in/op/aan de hals en/of het gezicht, althans het hoofd, heeft toegebracht door die [slachtoffer] , met een mes en/of een stuk glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meerdere malen op/tegen/in de halsstreek/nekstreek en/of het gezicht, althans het hoofd te steken en/of te snijden;
meer subsidiair
zij op of omstreeks 2 mei 2022 te Deventer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een mes en/of een stuk glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] , één of meerdere malen op/tegen/in de halsstreek/nekstreek en/of het gezicht, althans het hoofd te steken en/of te snijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde en acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte ter zitting heeft bekend dat zij [slachtoffer] op 2 mei 2022 meerdere keren met een mes in zijn gezicht heeft gesneden. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de conclusie dat dit handelen van verdachte als een poging tot doodslag moet worden gekwalificeerd.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte met haar handelen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] naar aanleiding van het incident met verdachte is overgebracht naar de spoedeisende hulp, waar hij is behandeld aan snijverwondingen in zijn gezicht. In het verslag van [huisarts] van 4 mei 2022 staat dat het gaat om een snijwond op de wang/kaakhoek van 5 centimeter en een snijwond midden op wang van 10 centimeter, die beide zijn gehecht. In het procesdossier bevinden zich foto’s van de verwondingen die [slachtoffer] door het handelen van verdachte heeft opgelopen. Daarop zijn drie snijverwondingen te zien, waarvan er twee zijn gehecht. Aan de hand van de foto’s die zijn gevoegd bij de vordering die [slachtoffer] als benadeelde partij heeft ingediend, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] blijvend ontsierende littekens in zijn gezicht heeft overgehouden aan deze verwondingen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de raadsman van [slachtoffer] ter terechtzitting heeft gesteld dat de foto’s op 5 december 2022 zijn gemaakt. Dat is geruime tijd na het incident. Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan door de raadsvrouw is betoogd, van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en ook dat verdachte opzet had op het toebrengen van dit letsel. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [slachtoffer] op het moment dat zij hem zag pijn wilde doen en dat zij daarom een zakmes heeft gepakt en met dit mes in haar hand naar hem is toegelopen om hem te snijden in zijn wang. Zij heeft hem drie keer gesneden in zijn wang. De rechtbank ziet in deze doelgerichte handelingen van verdachte bewijs voor ‘vol’ opzet gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 2 mei 2022 te Deventer aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere snijverwoningen en littekens in het gezicht heeft toegebracht door die [slachtoffer] , met een mes meerdere malen in het gezicht te snijden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit bij de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de deskundige over de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De raadsvrouw heeft, in het geval de rechtbank komt tot een veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde, verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, met een voorwaardelijk strafdeel. Daarbij heeft de raadsvrouw verzocht bij het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van een klinische opname. De raadsvrouw heeft verzocht, in het geval de rechtbank wel een klinische opname als bijzondere voorwaarde oplegt, ten aanzien daarvan een maximale termijn op te nemen van één jaar, zodat verdachte haar woning kan behouden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. [slachtoffer] is door verdachte geheel onverwachts met een mes in het gezicht gesneden en [slachtoffer] heeft hieraan blijvende littekens in zijn gezicht overgehouden. Door zo te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Daarnaast veroorzaakt dit handelen ook onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 6 oktober 2022. Hieruit blijkt dat verdachte recentelijk niet met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de rapportage van dr. L.E.E. Ligthart, klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog, van 30 september 2022. Daaruit volgt dat verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau, en dat sprake is van ADHD en langdurig bestaande verslavingsproblematiek. Bij verdachte is daarnaast sprake van beperkte sociaal-cognitieve vaardigheden, die het adequaat inschatten van een sociale situatie beperken. Gelet op met name de combinatie van stoornissen adviseert de psycholoog het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Bij verdachte is verder sprake van een verhoogd risico op herhaling van het ontremd, onaangepast en grensoverschrijdend gedrag in het bijzonder bij spanning oproepende ingewikkelde sociale situaties. De psycholoog adviseert een opname in een forensische kliniek in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. Daarna kan een ambulante behandeling volgen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de psychische stoornis over en maakt deze tot de hare. Dat betekent dat de rechtbank vaststelt dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van de psychische stoornissen zoals voornoemd en dat deze stoornissen hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verder heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van
23 november 2022. Daaruit komt naar voren dat verdachte sinds haar jeugd wordt beheerst door een ernstige verslaving aan met name heroïne. Daarnaast is sprake van psychosociale problemen, namelijk een licht verstandelijke beperking en ADHD. Verdachte krijgt al sinds jaren hulp van Tactus voor haar verslaving. Steunende factoren zijn een stabiele huisvesting en de stabiele en gezonde financiën waarbij verdachte hulp krijgt van een bewindvoerder. De reclassering schrijft dat verdachte enig inzicht laat zien in genoemde psychosociale problemen en dat zij aangeeft mee te zullen werken aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog, ook ten aanzien van geweld. De reclassering adviseert de rechtbank om bij een voorwaardelijke veroordeling een klinische opname bij FPA Stevig te Oostrum op te leggen, waarbij vanwege de langdurige en ernstige problematiek van verdachte en haar beperkte leervermogen geen maximale termijn wordt gekoppeld aan de duur van de behandeling. Verder adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), woonbegeleiding of maatschappelijke opvang (na de klinische behandeling), een contactverbod met [slachtoffer] en medewerking aan middelencontrole.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan in belangrijke mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet op die omstandigheden moet, zo oordeelt de rechtbank, de nadruk liggen op de behandeling van verdachte. Gezien de persoon van verdachte acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte een intensieve klinische behandeling ondergaat en verdachte zal daarna langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig hebben om de kans op recidive te verlagen. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op korte termijn terecht kan bij FPA Stevig te Oostrum voor een klinische behandeling. Een deel van de op te leggen vrijheidsstraf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd om begeleiding en hulpverlening binnen een voorwaardelijk kader te bieden, verdachte te stimuleren aan haar problematiek te werken en ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij houdt de rechtbank ook in strafverlagende zin rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk. De rechtbank bepaalt de proeftijd op drie jaren en zal ook de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals door de reclassering geadviseerd, behoudens het contactverbod met [slachtoffer] .
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten zware mishandeling. Gelet op de ernst van dit feit, het recidiverisico en dat de bij verdachte aanwezige persoonlijkheidsproblematiek van invloed is geweest op haar handelen ten tijde van het bewezen verklaarde feit, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 15.496,00 [vijftienduizendvierhonderdzesennegentig euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Dit betreft immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de advocaat niet gemachtigd is namens de bewindvoerder van de benadeelde partij. De verdediging heeft subsidiair verzocht de vordering te matigen tot een bedrag gelegen tussen € 1.500,00 en € 2.000,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering, nu de raadsman van de benadeelde partij ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat hij door de bewindvoerder van de benadeelde partij (mondeling) is gemachtigd om de vordering in te dienen.
De rechtbank overweegt dat is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij, te weten zwaar lichamelijk letsel waarbij sprake is van blijvend ontsierende littekens in het gezicht. Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek geeft in dat geval aanspraak op immateriële schadevergoeding. De rechtbank stelt deze schadevergoeding naar billijkheid vast op € 2.000,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren, nu een onderbouwing voor de opgevoerde schade ontbreekt, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. De benadeelde partij kan het overige van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
zware mishandeling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd en gedurende de proeftijd meldt bij GGZ reclassering Limburg Nederland, Laurentiusplein 10 in Roermond (0475-319747) op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat opnemen in FPA Stevig te Oostrum of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt, maar maximaal 18 (achttien) maanden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, beleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich (aansluitend aan de klinische opname) ambulant laat behandelen bij een instelling, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de regels die door of namens de leiding van de instelling zullen worden gegeven;
- ( aansluitend aan de klinische opname) verblijft in een nader te bepalen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, of meewerkt aan woonbegeleiding, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- geen alcohol en drugs gebruikt en meewerkt aan controles op dit verbod. De controles geschieden aan de hand van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.000,00, (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Bos, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
Buiten staat
Mr. M.T. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022191545. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 14-15):
Op 2 mei 2022 bevond ik mijte Deventer. Ik zag dat die vrouw haar fiets op de standaard zette. Ik voelde plotseling een steek aan de rechterkant van mijn hals. Ik werd 3 keer gestoken. 1 keer in mijn hals en 2 keer op de rechterzijde van mijn gezicht. Terwijl ik daar stond begon ik heftige pijn te voelen aan de rechterzijde van mijn hoofd en ik merkte dat ik heftig bloedde.
2. De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen ik de jongen op een afstand zag, pakte ik een mes en liep ik naar hem toe met het mes in mijn hand. Ik wilde hem in zijn wang snijden. Ik was boos op hem, omdat ik dacht dat hij mijn fiets had gestolen en ik wilde hem daarom pijn doen. Ik heb hem meerdere keren geraakt.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een verslag van [huisarts] van 4 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 52):
0 Re wang kaakhoek snijwond 5 cm en midden op wang
0 snijwond van 10 cm beide gehecht
4. Een schriftelijk bescheid, te weten het Fotoblad behorende bij dossier nr 2022191545 – Foto’s van de verwondingen van de aangever (pagina 38 -41).
[afbeelding]
[afbeelding]
5. Een schriftelijk bescheid, te weten de foto’s behorende bij het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer] .
[afbeelding]