ECLI:NL:RBOVE:2022:3817

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
9935191 \ CV EXPL 22-1340
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over reisurenvergoeding en reiskostenvergoeding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak is er een geschil tussen werknemer [eiser] en werkgever Bouwmeesters over de berekening van reisurenvergoeding en reiskostenvergoeding. De kantonrechter heeft op 29 november 2022 uitspraak gedaan. De werknemer vorderde een bedrag van € 1.518,30 bruto als reisurenvergoeding en € 1.653,68 netto als reiskostenvergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de berekening van de werknemer in overeenstemming was met de cao, en wees deze vorderingen toe. Daarnaast was er een geschil over dagen in 2020 waarop de werknemer niet had gewerkt. De kantonrechter wees deze vordering af, omdat partijen stilzwijgend hadden afgesproken dat de werknemer toen vakantiedagen en roostervrije uren opnam. De werkgever, Bouwmeesters, erkende een deel van de vordering, maar betwistte het overige. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had voldaan aan de verplichtingen uit de cao en dat de werknemer recht had op de gevorderde bedragen. De kantonrechter veroordeelde Bouwmeesters tot betaling van de gevorderde bedragen, met wettelijke rente en een dwangsom voor het niet verstrekken van een deugdelijke bruto/netto specificatie. Tevens werden de proceskosten aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9935191 \ CV EXPL 22-1340
Vonnis van 29 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: CNV Vakmensen Advocaten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BOUWMEESTERS-WEST B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijssen,
gedaagde partij, hierna te noemen Bouwmeesters,
procederend zonder gemachtigde.

1.De procedure

1.1.
Na het tussenvonnis van 30 augustus 2022 heeft [eiser] de door de kantonrechter gevraagde cao’s toegestuurd.
1.2.
Op 16 november 2022 is de zaak mondeling behandeld. Aanwezig waren [eiser] en zijn gemachtigde en [A] , de directeur van Bouwmeesters.
1.3.
Vandaag wordt het vonnis uitgesproken.

2.Samenvatting

Werknemer [eiser] en werkgever Bouwmeesters zijn het oneens over de berekening van reisurenvergoeding en reiskostenvergoeding. De kantonrechter vindt dat de berekening van [eiser] in overeenstemming is met de cao en wijst zijn vordering daarom toe.
Daarnaast hebben partijen een geschil over dagen in 2020 waarop [eiser] niet heeft gewerkt. De vordering daarvoor wijst de kantonrechter af, omdat partijen (stilzwijgend) hebben afgesproken dat [eiser] toen vakantiedagen en roostervrije uren opnam.

3.De feiten

3.1.
Bouwmeesters is een uitzendbureau dat personeel uitleent en detacheert, onder meer in de bouw. [eiser] is een ervaren timmerman. [eiser] is bij Bouwmeesters in dienst geweest van 5 november 2018 tot 20 december 2020. Hij werd in de functie van Timmerman I uitgeleend aan bouwbedrijven.
3.2.
Op de arbeidsovereenkomst was van toepassing de cao NBBU. Op grond van artikel 16 deze cao moest Bouwmeesters de regeling voor reiskosten, reisuren en roostervrije dagen die gold bij de opdrachtgevers waar zij [eiser] plaatste voor hem toepassen. Deze regeling was die van de cao Bouw & Infra (hierna ook: de cao).
3.3.
In 2020 heeft [eiser] vooral gewerkt op projecten in Apeldoorn, Zwolle en Amersfoort. Hij reed met de eigen auto naar het werk, zonder collega’s als passagier. Hij vulde wekelijks op een werkbriefje in waar hij werkte, hoeveel uur hij werkte en reisde en wat de reisafstand van zijn woning naar het bouwproject was. [eiser] stuurde het werkbriefje na ondertekening door zijn feitelijke leidinggevende op het bouwproject naar Bouwmeesters.
3.4.
In de eerste helft van 2020 heeft [eiser] een aantal dagen niet gewerkt. Bouwmeester heeft die dagen aangemerkt als vakantiedagen en roostervrije uren en zij heeft dat zo verantwoord op de loonstroken.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat – over 2020 betaling van € 1.518,30 bruto als reisurenvergoeding, € 1.653,68 netto als reiskostenvergoeding en primair € 3.074,84 bruto, subsidiair € 1.691,16 en € 1.277,28 bruto en meer subsidiair € 1.691,16 bruto als vergoeding voor niet genoten vakantiedagen en/of roostervrije uren, alles met wettelijke verhoging over de loonbedragen, met wettelijke rente en met afgifte van bruto/netto specificaties op straffe van een dwangsom.
4.2.
Bouwmeesters erkent [eiser] nog schuldig te zijn € 314,49 bruto als reisurenvergoeding, € 1.119,48 netto als reiskostenvergoeding en € 90,00 als onkostenvergoeding. De verdere vordering van [eiser] acht zij onjuist.

5.De beoordeling

Reisuren

5.1.
De reisurenvergoeding is geregeld in artikel 5.10 van de cao Bouw & Infra. De regeling komt erop neer dat de reistijd wordt berekend op grond van de snelste route, dat voor een werknemer die alleen reist, zoals [eiser] , het eerste reisuur niet wordt betaald en dat de werkgever het aantal kilometers en de reisurenvergoeding schriftelijk vastlegt. Het artikel bevat ook een tabel om de reistijd te berekenen.
5.2.
Partijen hebben zich beiden niet aan de cao gehouden. [eiser] vermeldde op de werkbriefjes niet het aantal kilometers volgens de snelste route, maar reed zoals zijn navigatiesysteem hem adviseerde en vulde daarna steeds hetzelfde aantal kilometers in. Bouwmeesters keek ook niet naar de snelste route, maar ging zonder meer af op wat [eiser] invulde en hield geen rekening met de reistijdtabel van de cao. Inmiddels zijn partijen het erover eens dat zij volgens de cao moeten afrekenen.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat nu niet meer vast te stellen is wat in 2020 de snelste route was tussen de woning van [eiser] en de projecten waar hij werkte. Wat de snelste route is kan ook wisselen, afhankelijk van bijvoorbeeld wegwerkzaamheden en files. Het risico van de onzekerheid over de snelste route legt de kantonrechter bij Bouwmeesters. De cao bepaalt immers dat de werkgever een administratie moet bijhouden van kilometers en vergoeding. Als de werkgever dat niet doet en de werknemer niet aanspreekt op onjuistheid van het aantal kilometers dat hij op het werkbriefje invult, zoals Bouwmeesters, moet worden uitgegaan van de juistheid van de opgave van de werknemer. Dat aantal kilometers moet vervolgens overeenkomstig het systeem van de cao worden omgezet in tijd en daarna in geld.
5.4.
In de berekening van de gemachtigde van [eiser] is dat correct gedaan. Bij wijze van voorbeeld: voor het project in Apeldoorn was de reisafstand enkele reis per dag 800/5/2 of 80 kilometer, en dat levert volgens de tabel van artikel 5.10.3 van de cao een reistijd op van 1,40 uur per dag of 7 per week, het aantal waarvan de berekening van de vordering van [eiser] uitgaat.
5.5.
De berekening die Bouwmeesters daar tegenover stelt is onjuist. Zij miskent dat zij gehouden is aan de opgave van [eiser] en gaat ten onrechte uit van het aantal kilometers dat routenet nu aangeeft als ‘optimale’ route.
5.6.
Kortom, het door [eiser] op grond van zijn correcte berekening gevorderde bedrag van € 1.518,30 bruto als reisurenvergoeding is toewijsbaar.
Reiskosten
5.7.
Voor de reiskostenvergoeding geldt hetzelfde als voor de reisurenvergoeding. Ook bij deze berekening heeft [eiser] het systeem van de cao gevolgd. Het gevorderde bedrag van € 1.653,68 netto als reiskostenvergoeding wordt dus toegewezen.
Vakantiedagen en roostervrije uren
5.8.
In geschil is of [eiser] over de dagen waarop hij niet heeft gewerkt aanspraak heeft op loon of dat hij toen vakantiedagen en roostervrije uren opnam.
5.9.
De kantonrechter vindt voldoende aannemelijk dat [eiser] vakantiedagen en roostervrije uren heeft opgenomen. Bouwmeesters heeft die dagen en uren immers vermeld op de loonstroken. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij alert is op zijn rechtspositie en aanspraken. De kantonrechter twijfelt er daarom niet aan dat hij heeft opgemerkt dat Bouwmeesters ervan uitging dat hij vakantiedagen en roostervrije uren had opgenomen. Toch heeft [eiser] daar geen bezwaar tegen gemaakt. Ook bij het einde van de arbeidsovereenkomst heeft hij niet gevraagd om loon voor de dagen dat hij niet heeft gewerkt of om betaling van vergoeding voor niet genoten vakantiedagen en roostervrije uren. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser] op zijn minst stilzwijgend heeft ingestemd met het opnemen van vakantiedagen en roostervrije uren. Daarmee zijn die vakantiedagen en roostervrije uren vastgesteld in overeenstemming met de wet (artikel 7:638 BW) en de cao.
5.10.
Dat zijn gemachtigde begin 2022 heeft vastgesteld dat er geen aanvraag van [eiser] is voor het opnemen van de vakantiedagen en roostervrije uren geeft [eiser] niet het recht terug te komen op zijn (stilzwijgende) instemming met het opnemen daarvan. Zijn vorderingen voor vakantiedagen en roostervrije uren worden daarom afgewezen.
Conclusie
5.11.
Bouwmeesters wordt veroordeeld om [eiser] te betalen € 1.518,30 bruto als reisurenvergoeding en € 1.653,68 netto als reiskostenvergoeding. Over deze bedragen heeft hij geen wettelijke verhoging gevorderd. Wel moet Bouwmeesters een deugdelijke bruto/netto specificatie verstrekken. Daaraan verbindt de kantonrechter een dwangsom van
€ 100,00 per dag met een maximum van € 2.000,00. Ook de gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, evenals de vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten, zij het dat die vergoeding wordt berekend aan de hand van de toe te wijzen bedragen.
Proceskosten
5.12.
Omdat Bouwmeester wordt veroordeeld tot betaling, moet zij de proceskosten van [eiser] voor haar rekening nemen. Ook deze kosten worden berekend aan de hand van de toe te wijzen bedragen. Dat Bouwmeesters een deel van de vordering had erkend, is daarbij niet van belang, omdat zij dit deel niet heeft betaald.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Bouwmeesters tot betaling aan [eiser] van € 1.518,30 bruto als reisurenvergoeding en € 1.653,68 netto als reiskostenvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening,
6.2.
veroordeelt Bouwmeesters tot afgifte aan [eiser] van een deugdelijke bruto/netto specificatie op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat Bouwmeesters in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 2.000,00,
6.3.
veroordeelt Bouwmeesters tot vergoeding aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 535,06,
6.4.
veroordeelt Bouwmeesters in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 811,18, waaronder € 436,00 aan salaris gemachtigde,
6.5.
veroordeelt Bouwmeesters in de nakosten, begroot op € 109,00,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022.