ECLI:NL:RBOVE:2022:3810
Rechtbank Overijssel
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Beslissing over verzet tegen weigering van de Belastingdienst om tijdig te beslissen op herbeoordeling kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen de weigering van de Belastingdienst/Toeslagen om tijdig te beslissen op haar aanvraag van 9 september 2020 voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 17 augustus 2022, het beroep van de opposante gegrond verklaard en de Belastingdienst opgedragen om uiterlijk op 10 november 2022 een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn overschreden zou worden, tot een maximum van € 15.000,-. De opposante heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, omdat zij van mening was dat de beslistermijn van 13 weken na het indienen van het verweerschrift onvoldoende rekening hield met haar belangen.
De rechtbank heeft het verzet op 5 december 2022 behandeld, waarbij de opposante en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl de Belastingdienst werd vertegenwoordigd door mevrouw D. Stojkovic. De rechtbank heeft overwogen dat de eerdere uitspraak zonder zitting was gedaan, wat mogelijk is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op de aanvraag van de opposante.
De verzetrechter heeft geconcludeerd dat er bijzondere omstandigheden waren die een langere beslistermijn dan 2 weken rechtvaardigden. De rechter moet bij het stellen van een nadere beslistermijn een verantwoorde keuze maken tussen snelheid en zorgvuldigheid. De rechtbank oordeelde dat de 13 weken beslistermijn niet onredelijk was en dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. Het verzet is ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.