ECLI:NL:RBOVE:2022:3799

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
10170179 \ CV EXPL 22-3950
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beheersregeling voor gezamenlijke hond na beëindiging relatie

In deze zaak hebben partijen, die een relatie met elkaar hebben gehad, een hond aangeschaft. Na de beëindiging van hun relatie zijn er afspraken gemaakt over het verblijf van de hond, vastgelegd in een overeenkomst die op 15 maart 2022 door beide partijen is ondertekend. Gedaagde heeft echter op 16 oktober 2022 via een WhatsApp-bericht de overeenkomst eenzijdig ontbonden, met de bewering dat eiseres de gemaakte afspraken niet nakomt. Eiseres is het hier niet mee eens en vordert in kort geding een beheersregeling voor de hond, waaraan gedaagde zijn medewerking moet verlenen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet eenzijdig de bestaande regeling kon beëindigen. De rechter heeft vastgesteld dat de hond gezamenlijk eigendom is van beide partijen en dat de afspraken in de overeenkomst moeten worden nageleefd. De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en bepaald dat de hond om de twee weken moet wisselen tussen de partijen, met inachtneming van de afspraken over de periode waarin gedaagde op oefening of uitzending is. De voorzieningenrechter heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet meewerkt aan de regeling.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 13 december 2022 door mr. A.A. Smit, voorzieningenrechter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10170179 \ CV EXPL 22-3950
Vonnis in kort geding van 13 december 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. E. Asbroek van Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

Op 4 november 2022 heeft [eiseres] de dagvaarding met producties aan [gedaagde] laten betekenen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2022. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. Asbroek. [gedaagde] is ook verschenen. [gedaagde] heeft spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.2. Waar de zaak over gaat

[eiseres] en [gedaagde] hebben een relatie met elkaar gehad. Samen hebben zij een hond, [X] , gekocht. Partijen zijn uit elkaar en hebben over (het verblijf van) [X] afspraken gemaakt. De afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst, die door beide partijen is ondertekend op 15 maart 2022. [gedaagde] heeft op 16 oktober 2022 via een Whatsapp-bericht laten weten de overeenkomst te ontbinden, omdat [eiseres] de gemaakte afspraken niet zou nakomen. [eiseres] is het daar niet mee eens. In dit kort geding vordert [eiseres] een beheersregeling ten aanzien van [X] , waaraan [gedaagde] zijn medewerking dient te verlenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom als hij daarmee nalatig zou zijn. Tevens vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proces- en nakosten.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van [eiseres] toe en compenseert de proceskosten. De motivering van haar beslissing volgt hierna.

3.Het geschil

De vordering
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat weergegeven - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) een beheersregeling bepaalt ten aanzien van [X] ;
b) [gedaagde] gebiedt aan de beheersregeling zijn medewerking te verlenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
c) [gedaagde] veroordeelt in de proces- en nakosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende aan haar vordering ten grondslag. [eiseres] en [gedaagde] zijn gezamenlijk eigenaar van [X] en daarom heeft [eiseres] recht op voortzetting van de regeling zoals partijen deze eerder zijn overeengekomen. [gedaagde] heeft de overeenkomst eenzijdig beëindigd, zonder instemming en zonder gerechtvaardigde reden.
Het verweer
3.3.
[gedaagde] heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat het in het belang van [X] is dat [X] voortaan alleen bij hem zal verblijven. Volgens hem klopt niet alles wat in de overeenkomst staat: [gedaagde] heeft [X] gekocht en dus is hij eigenaar van [X] . [gedaagde] stelt dat [eiseres] de afspraken niet nakomt. Daarnaast vindt [gedaagde] de afstand naar het woonadres van [eiseres] , [woonplaats] , ver en dat is ook niet goed voor [X] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] , na (schikkings)overleg met [eiseres] , naar voren gebracht dat hij de afspraken in de overeenkomst graag wil veranderen en dat hij het jammer vindt dat het zo ver heeft moeten komen. Het gaat dan, onder meer, over de afspraak over het verblijf van [X] als hij voor zijn werk op oefening/uitzending is. [gedaagde] is bang dat [X] hem niet meer herkent als hij een paar maanden weg is vanwege een oefening/uitzending.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Partijen hebben samen afspraken gemaakt over de omgang met [X] . De afspraken liggen vast in een overeenkomst, die door beide partijen is ondertekend.
[gedaagde] heeft [X] op 16 oktober 2022 opgehaald en vanaf dat moment weigert hij om [X] bij [eiseres] te laten verblijven.
[gedaagde] heeft de overeenkomst eenzijdig beëindigd. Sinds 16 oktober 2022 heeft [eiseres] [X] ook niet meer gezien. Daarom heeft [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vordering. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] inhoudelijk kan worden behandeld en dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vorderingen.
Beheersregeling [X]
4.2.
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] eenzijdig kon en mocht beslissen om de bestaande regeling met [eiseres] ten aanzien van [X] te beëindigen.
De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] dat niet heeft mogen doen. De stelling van [gedaagde] dat [X] van hem is, omdat hij voor [X] heeft betaald, staat haaks op de inhoud van de overeenkomst, waarin staat dat [X] van beide partijen is. [X] wordt voorshands geacht van beide partijen te zijn en daarom ligt de verzorging ook bij beide partijen. Zij het niet meer tegelijk, maar om en om. Bovendien is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de door [gedaagde] gestelde en door [eiseres] bestreden schending van de gemaakte afspraken, ook als deze mocht komen vast te staan, zo’n eenzijdige beëindiging niet kan dragen.
4.3.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling laten blijken (toch) mee te willen werken aan een beheersregeling ten aanzien van [X] . Het uitgangspunt is en blijft daarbij de overeenkomst, die op 15 maart 2022 door beide partijen is ondertekend.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling, in afwijking van die overeenkomst, overeengekomen dat [X] niet om de week bij [gedaagde] dan wel [eiseres] verblijft, maar om de twee weken. Het wisselmoment is daarbij vastgesteld op zondagavond om 20.00 uur. De voorzieningenrechter zal deze tussen partijen gemaakte afspraken opnemen in haar beslissing.
4.4.
Partijen kunnen het met elkaar niet eens worden over de verblijfplaats van [X] in de periode dat [gedaagde] voor zijn werk op oefening of uitzending is. In de overeenkomst staat dat [X] gedurende die periode bij [eiseres] verblijft. Op die afspraak beroept [eiseres] zich. [gedaagde] ziet dat graag anders en wenst dat óf de tweewekelijkse regeling ook in die periode blijft doorlopen, zodat [X] hem niet vergeet en zodat hij [X] via de telefoon kan roepen en kan zien óf dat [X] net zo’n lange periode bij [gedaagde] kan verblijven zodra hij terug is van de oefening of uitzending.
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Ook ten aanzien van de afspraak over de periode van oefening of de uitzending vanwege het werk van [gedaagde] , dient de overeenkomst als uitgangspunt te gelden.
[gedaagde] heeft geen zwaarwichtige redenen genoemd op grond waarvan van de overeenkomst moet worden afgeweken. De inhoud van de overeenkomst weegt zwaarder dan de bezwaren van [gedaagde] . Dit betekent dat, als [gedaagde] op oefening of op uitzending is, [X] bij [eiseres] verblijft.
De voorzieningenrechter gaat er wel vanuit dat [eiseres] , zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft aangeboden, in de periode dat [gedaagde] afwezig is in verband met de oefening/uitzending, wekelijks foto’s en/of video’s van [X] naar [gedaagde] zal sturen.
Uiteraard staat het partijen vrij om samen nog andere afspraken te maken ten aanzien van de beheersregeling voor [X] in de periode(s) waarin [gedaagde] op oefening/uitzending is.
4.6.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de voorzieningenrechter bepalen dat de bestaande regeling met betrekking tot [X] dient te worden voortgezet, met dien verstande dat er geen wekelijks wisselmoment meer is, maar een tweewekelijkse, waarbij de wisseling plaatsvindt op zondag om 20.00 uur. Omdat [eiseres] [X] al vanaf 16 oktober 2022 niet meer heeft gezien, bepaalt de voorzieningenrechter dat deze regeling ingaat op de eerstvolgende zondag na dit vonnis (dat is zondag 18 december 2022). Op die datum dient [gedaagde] [X] aan [eiseres] over te dragen.
Dwangsom
4.7.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te beperken en te maximeren zoals hierna vermeld.
Proceskosten
4.8.
Omdat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt een beheersregeling ten aanzien van [X] , waarbij [X] :
- steeds veertien dagen bij [eiseres] en vervolgens veertien dagen bij [gedaagde] verblijft en waarbij het wisselmoment op zondag ligt om 20.00 uur, waarbij [eiseres] [X] bij [gedaagde] ophaalt en [gedaagde] [X] bij [eiseres] ophaalt, met ingang van de eerst volgende zondag na dit vonnis;
- bij [eiseres] verblijft indien en voor zover [gedaagde] vanwege zijn dienstverband op oefening of uitzending is;
en veroordeelt [gedaagde] om daaraan zijn medewerking te verlenen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagde] aan de twee hiervoor genoemde punten niet voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.