ECLI:NL:RBOVE:2022:3785

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
9871268 \ CV EXPL 22-1699
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de geldigheid van arbeidsovereenkomst en terugvordering van betalingen

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, staat de geldigheid van een arbeidsovereenkomst tussen [X] en [A] centraal. [X] vordert betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag, terwijl [A] in reconventie de vernietiging van de arbeidsovereenkomst en terugbetaling van eerder gedane betalingen vordert. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is tot stand gekomen, omdat de omstandigheden waaronder deze is gesloten ongeloofwaardig zijn. De kantonrechter wijst de vorderingen van [X] af, evenals de vordering tot schadevergoeding van € 35.000,00. In reconventie wordt de vordering van [A] tot terugbetaling van onverschuldigde betalingen eveneens afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat deze betalingen daadwerkelijk zijn gedaan. De kantonrechter heft de gelegde beslagen op, aangezien de vorderingen van [X] in conventie zijn afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de partij die ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9871268 \ CV EXPL 22-1699
Vonnis van 13 december 2022
in de zaak van
[X],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [X] ,
gemachtigde: mr. N. Çiçek,
tegen

1.[A] ,

te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [A] ,
2.
[B],
te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [A] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [A] ,
gemachtigde: mr. C. Borstlap.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de aanvullende producties 20 tot en met 26 van [X] ;
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2022 en de op die zitting voorgedragen pleitnota van [A] .
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
In deze zaak ligt in conventie kort gezegd de vraag voor of tussen partijen sprake is (geweest) van een arbeidsovereenkomst en een tweetal andere overeenkomsten op grond waarvan er loon betaald zou moeten worden en andere betalingen zouden moeten worden verricht. In reconventie wordt vernietiging gevorderd van de overeenkomsten in kwestie en terugbetaling van de op grond van die overeenkomsten verrichte betalingen.
2.2.
De kantonrechter zal hierna tot de conclusie komen dat geen sprake is (geweest) van de gestelde overeenkomsten, zodat geen aanspraak kan worden gemaakt op betaling van loon en andere bedragen. In reconventie wordt niet toegekomen aan de vernietiging van de betreffende overeenkomsten en wordt de vordering tot terugbetaling van reeds verrichte betalingen afgewezen.

3.De feiten

3.1.
[A] is een groothandel in vlees en vleeswaren en in machines voor de voedings- en genotmiddelenindustrie.
3.2.
[A] is de enig bestuurder en aandeelhouder van [A] .
3.3.
De bestuurders van [A] zijn de heren [C]
en [D] .
3.4.
Op 28 juli 2016 hebben [X] en [A] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd getekend (hierna te noemen: de arbeidsovereenkomst), waarin vermeld staat dat [X] met ingang van 1 september 2016 in dienst treedt van [A] in de functie van sales manager voor 40 uur per week en tegen een brutoloon van € 3.800,00 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
3.5.
Op 1 januari 2017 hebben [X] en [A] een overeenkomst getekend tot koop en verkoop van aandelen (hierna te noemen: de koopovereenkomst). In die overeenkomst staat vermeld dat [X] van [A] 90 (van de 180) aandelen in [A] koopt voor een koopprijs van circa € 400.000,00.
3.6.
Op 4 juli 2017 hebben [X] en [A] een overeenkomst tot ontbinding van de koopovereenkomst getekend (hierna te noemen: de ontbindingsovereenkomst). Deze overeenkomst – waarop een stempel van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie staat – luidt, voor zover van belang, als volgt:
- Partijen wensen met wederzijds goedvinden gemelde koopovereenkomst te ontbinden, onder de volgende voorwaarden:
- Partij 2 [ [X] ,
kr.] doet afstand van al zijn rechten uit genoemde koopovereenkomst, welke afstand bij dezen door Partij 1 [ [A] ,
kr.] wordt aanvaard, mits:
1. Partij 1 aan partij 2 een schadevergoeding betaalt ter grootte van de schulden die partij 2 thans heeft, zodat hij een gezonde financiële start kan maken in zijn leven, met dien verstande dat het bedrag niet meer dan vijf en dertig duizend euro (€ 35.000,00) zal
bedragen;
2. Dat de arbeidsovereenkomst tussen partij 2 en de vennootschap voor onbepaalde tijd wordt voortgezet. Indien en zodra deze arbeidsovereenkomst (28-7-2016) wordt opgezegd door of namens de vennootschap is partij 1 aan partij 2 een direct opeisbare boete verschuldigd ad twee honderd vijftig duizend euro (€ 250.000,00), tenzij er sprake is van weigering door partij 2 om zijn werkzaamheden uit te voeren, waarvoor hij in dienst is genomen.
3.7.
In een aan [X] gerichte brief van [A] van 11 augustus 2017 staat vermeld dat de arbeidsovereenkomst met [X] per die datum is beëindigd, omdat [X] gedurende een aantal maanden zonder reden niet op zijn werk is verschenen.
3.8.
[A] heeft in de periode van 17 augustus 2016 tot en met 7 augustus 2017 in totaal zo’n € 91.000,00 overgemaakt op de bankrekening van [X] . Bij de betreffende overschrijvingen staat als omschrijving onder meer ‘(voorschot) salaris’ vermeld.
3.9.
Bij brief van 24 juli 2019 heeft (de voormalige advocaat van) [X] [A] voor het eerst aangeschreven tot betaling van achterstallig salaris ter hoogte van ruim een ton.
3.10.
In haar reactie van 8 augustus 2019 heeft (de advocaat van) [A] kenbaar gemaakt dat zij de arbeidsovereenkomst met [X] op 11 augustus 2017 met onmiddellijke ingang heeft opgezegd.
3.11.
[A] heeft een ondertekende kwitantie overgelegd d.d. 7 juli 2017 die ziet op de betaling van een bedrag van € 35.000,00 door [A] . Als ontvanger staat op die kwitantie [X] vermeld.
3.12.
In april 2022 heeft [X] ten laste van [A] conservatoir derdenbeslag laten leggen.

4.4. Het geschil

in conventie
4.1.
Na intrekking van een deel van zijn vorderingen ter zitting vordert [X] – samengevat – voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
I. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst nog altijd rechtsgeldig is;
II. [A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 217.812,54 aan achterstallig loon over de periode van april 2017 tot en met maart 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. [A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 17.425,00 bruto aan vakantietoeslag over de periode van 1 september 2016 tot en met maart 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. [A] te veroordelen om met ingang van april 2022 een bedrag van € 3.800,00 bruto aan maandloon te betalen, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, en een en ander te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente;
Subsidiair
V. [A] te veroordelen tot betaling van een boete van € 250.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. [A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 24.012,54 aan achterstallig loon berekend tot en met 11 augustus 2017, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente;
VII. [A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.648,00 bruto aan vakantietoeslag over de periode van 1 september 2016 tot en met augustus 2017, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente;
zowel primair als subsidiair
VIII. [A] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 35.000,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IX. [A] te veroordelen om op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [X] te verstrekken zijn loonstroken en jaaropgaves vanaf januari 2017 tot en met de datum waarop op een rechtsgeldige wijze een einde is gekomen aan het dienstverband van [X] ;
X. [A] en [A] te veroordelen in de kosten van deze procedure, in de nakosten en in de beslagkosten.
4.2.
[A] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [X] , althans tot afwijzing van zijn vorderingen met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [X] in de kosten van deze procedure en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[A] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. de vernietiging van de arbeidsovereenkomst, de ontbindingsovereenkomst en de koopovereenkomst;
II. [X] te veroordelen tot terugbetaling aan [A] van alle bedragen zoals die volgen uit de producties 6 en 11 tot en met 13 (bedoeld is 14 tot en met 17) van [A] , te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. [X] te veroordelen tot betaling aan [A] , althans aan [A] namens [A] op grond van een mondelinge last tot incasso, een bedrag van
€ 35.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. de opheffing van de gelegde derdenbeslagen, althans [X] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om die beslagen op te (laten) heffen;
V. [X] te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
[X] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
‘voorwaardelijk verzoekschrift’
4.7.
[A] heeft in haar conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie ook een ‘voorwaardelijk verzoekschrift’ opgenomen. Daarin verzoekt zij – voor het geval de kantonrechter tot het oordeel komt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [A] en [X] , de vordering tot vernietiging van die overeenkomst afwijst én tot het oordeel komt dat de overeenkomst in kwestie niet ten einde is gekomen door opzegging op grond van artikel 7:678 BW – de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e, g, h of i BW, zonder toekenning van een transitievergoeding aan [X] en met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure.
4.8.
[X] voert verweer.
4.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
toestaan producties
5.1.
[A] stelt zich op het standpunt dat productie 11 en de aanvullende producties 20 tot en met 26 van [X] buiten beschouwing moeten blijven. Volgens [A] heeft zij productie 11 namelijk niet bij de processtukken aangetroffen en heeft zij na toezending daarvan door de rechtbank te weinig tijd gehad om deze te bekijken, terwijl de producties 20 tot en met 26 te laat, namelijk buiten de tiendagentermijn, zijn ingediend.
5.2.
Hoewel de producties 20 tot en met 26 inderdaad pas op 18 oktober 2021 zijn ingediend, ziet de kantonrechter, zoals zij ter zitting ook reeds heeft overwogen, geen aanleiding deze buiten beschouwing te laten. Gelet op de inhoud van die producties is [A] door de te late indiening daarvan namelijk niet in haar belangen geschaad. Wat betreft productie 11 geldt dat hierna zal blijken dat de kantonrechter deze niet in het nadeel van [A] aan haar beslissing ten grondslag legt, zodat [A] door het toestaan van die productie evenmin in haar belangen wordt geschaad.
juiste rechtsingang?
5.3.
Gelet op de door [X] primair gevorderde verklaring voor recht rijst de vraag of [X] niet een verzoekschriftprocedure in plaats van een dagvaardingsprocedure aanhangig had moeten maken. Aangezien partijen hier zelf echter geen punt van maken en kennelijk van mening zijn dat de juiste rechtsingang is gekozen, laat de kantonrechter deze vraag in het midden en ziet zij geen aanleiding tot het toepassen van de spoorwissel van artikel 69 Rv.
arbeidsovereenkomst?
5.4.
In conventie ligt ten eerste de vraag voor of (nog altijd) sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [X] en [A] en of [X] op grond daarvan aanspraak kan maken op achterstallig en toekomstig loon en op vakantietoeslag.
5.5.
[X] stelt zich op het standpunt dat er met ingang van 1 september 2016 een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst met [A] tot stand is gekomen en dat die overeenkomst niet op rechtsgeldige wijze is geëindigd. Volgens [X] is de ontslagbrief van 11 augustus 2017 namelijk naar een verkeerd adres gestuurd zodat hij deze niet heeft ontvangen, althans is deze in het geheel niet verstuurd, en klopt de inhoud van die brief ook niet, omdat er geen sprake is geweest van werkweigering. Ter onderbouwing van zijn primaire loonvorderingen voert [X] aan dat hij vanaf april 2017 geen volledig loon meer heeft ontvangen en na augustus 2017 zelfs in het geheel niets meer, terwijl hij tot medio 2019 wel arbeid heeft verricht en dat hij in juli 2019 vanwege het uitblijven van de loonbetalingen zijn werkzaamheden heeft opgeschort. Volgens [X] dient [A] ook het toekomstige loon te betalen, omdat de arbeidsovereenkomst nog altijd van kracht is en hij bereid is zijn werkzaamheden te hervatten.
5.6.
[A] betoogt dat de arbeidsovereenkomst niet uit vrije wil is gesloten, maar onder ernstige (be)dreiging door [X] . Zij voert daartoe aan dat [C] en zijn familie in 2015 vanwege vermeende onbetaalde rekeningen geconfronteerd werden met een knokploeg die hen lastigviel, bedreigde en geld aftroggelde en dat [C] [X] in 2015 of 2016 heeft ingeschakeld om die knokploeg ervan te overtuigen dat men [A] ten onrechte tot betaling aansprak. Volgens [A] bedreigde [X] [C] vervolgens echter zelf ook en perste hij hem af door grote sommen contant geld te eisen en meermaals een vuurwapen te tonen, en is de arbeidsovereenkomst uitsluitend opgesteld om de contante betalingen aan [X] te maskeren en niet met de intentie om [X] voor [A] te laten werken. [A] beroept zich primair dan ook op de vernietigingsgronden bedreiging en misbruik van omstandigheden. Subsidiair stelt [A] zich onder meer op het standpunt dat geen sprake is van een geldige arbeidsovereenkomst, omdat niet aan de daarvoor vereiste criteria is voldaan. Volgens [A] heeft [X] namelijk helemaal geen arbeid verricht voor [A] en was er ook geen sprake van een gezagsverhouding tussen [A] en [X] .
5.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 7:610 lid 1 BW is sprake van een arbeidsovereenkomst in geval van een overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst is dus vereist dat 1) arbeid wordt verricht, 2) tegen een bepaald loon, 3) gedurende een zekere tijd en 4) in een gezagsverhouding. Alvorens te beoordelen of de inhoud van een overeenkomst voldoet aan de wettelijke omschrijving van een arbeidsovereenkomst – of van enige andere overeenkomst – dient eerst beoordeeld te worden welke rechten en verplichtingen de partijen bij die overeenkomst precies zijn overeengekomen. Bij het vaststellen van die rechten en verplichtingen speelt op grond van vaste rechtspraak niet alleen de tekst van de gesloten overeenkomst een rol, maar zijn alle omstandigheden van het geval relevant, waaronder de bedoeling van partijen en de wijze waarop zij feitelijk uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst.
5.8.
De kantonrechter acht het ongeloofwaardig dat de getekende arbeidsovereenkomst de strekking had [X] in dienst van [A] en tegen loon arbeid te laten verrichten. De kantonrechter ontleent dat oordeel aan (de combinatie van) de volgende feiten en omstandigheden. Uitgaande van [X] ’s relaas heeft hij niet alleen jarenlang doorgewerkt zonder salaris van [A] te ontvangen, maar ook zonder haar tot betaling aan te schrijven. Dit is zeer opmerkelijk, zeker nu uit de stellingen van [X] zelf volgt dat zijn financiële omstandigheden penibel waren, en doet vermoeden dat hier geen normale werkgever/werknemersrelatie onder lag. Weliswaar lijkt uit het als productie 11 door [X] overgelegde appverkeer (waarvan een overtuigende – weliswaar niet beëdigde maar wel professionele – vertaling werd overgelegd) te volgen dat er van het verrichten van enige werkzaamheden door [X] wel sprake is geweest, maar anders dan [X] meent kan uit dat appverkeer volstrekt niet worden afgeleid dat sprake was van een gezagsverhouding tussen [X] en [A] . [C] en [X] spreken elkaar in die berichten aan met “(groot)meester” en “baas”. Dat moge – zoals ter zitting is verklaard – in hun kringen een gebruikelijke aanspreekvorm zijn, een aanwijzing voor een gezagsverhouding is het zeker niet. Maar ook los van de gekozen aanspreekvormen bevatten die berichten geen aanwijzingen die het bestaan van de door [X] bepleite gezagsverhouding kunnen schragen. Welwillend lezend zou hoogstens kunnen worden geconcludeerd dat er sprake is van een zakelijke relatie, waarbij over en weer aanwijzingen worden gegeven. Aan de berichten valt verder op dat daarin bij voortduring ontmoetingen buiten de reguliere [A] -werktijden worden gearrangeerd.
5.9.
[A] heeft door het overleggen van verklaringen van medewerkers van [A] ook voldoende onderbouwd dat het personeel van [A] [X] helemaal niet kent en [X] heeft daarvoor ter zitting desgevraagd geen plausibele verklaring weten te geven. Evenmin heeft hij ter zitting duidelijkheid weten te verschaffen over zijn werktijden en de plaats waar hij zijn werkzaamheden diende te verrichten, terwijl dat gelet op het relaas van [A] wel van hem mocht worden verwacht. Hier komt nog bij dat [X] ter zitting heeft verklaard dat [C] hem geen kennis liet maken met klanten van [A] en heeft beaamd dat hij geen contact heeft gehad met (personeel van) de grootste klant van [A] , hetgeen totaal niet voor de hand ligt indien juist zou zijn dat [X] voor [A] jarenlang werkzaamheden als sales manager heeft verricht. Het bestaan van een arbeidsovereenkomst sluit tot slot ook niet aan bij de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, op grond waarvan [X] in feite mede-eigenaar is geworden van [A] , nog daargelaten de – hierna nog te behandelen – vraag hoe geloofwaardig het aangaan van die koopovereenkomst zelf al is.
5.10.
Al het voorgaande, in samenhang bezien, brengt de kantonrechter tot het oordeel dat [X] en [A] niet daadwerkelijk zijn overeengekomen dat [X] in dienst van [A] en tegen loon arbeid zou verrichten en dat er tussen hen dus geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. De terzake door [X] overgelegde onderhandse akte blijft daarom zonder betekenis en voor bewijslevering bestaat geen aanleiding. Dit leidt ertoe dat de door [X] gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen, net als zijn primaire en subsidiaire vorderingen tot betaling van achterstallig en toekomstig loon en vakantiegeld en tot het verstrekken van loonstroken en jaaropgaves.
5.11.
Gelet op het voorgaande wordt aan het ‘voorwaardelijk verzoek’ van [A] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet toegekomen. Overigens had dat verzoek gelet op het bepaalde in artikel 7:671b BW in een separate verzoekschriftprocedure aan de kantonrechter voorgelegd moeten worden.
boete
5.12.
[X] maakt subsidiair – namelijk voor het geval geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst tussen hem en [A] is beëindigd – ook aanspraak op betaling van de in de ontbindingsovereenkomst genoemde boete van € 250.000,00. Aangezien de boeteclausule in de ontbindingsovereenkomst voortborduurt op het bestaan van een arbeidsovereenkomst en hiervoor is vastgesteld dat van een dergelijke overeenkomst geen sprake is, mist die clausule echter haar werking. Dit betekent dat ook deze vordering van [X] zal worden afgewezen. De kantonrechter laat dan nog daar dat de overeengekomen boeteclausule haar ook inhoudelijk niet onaantastbaar voorkomt.
schadevergoeding
5.13.
De vraag is tot slot of [X] aanspraak kan maken op betaling van de in de ontbindingsovereenkomst genoemde schadevergoeding van € 35.000,00.
5.14. [A] meent van niet en voert daartoe aan dat de ontbindingsovereenkomst en de daaraan voorafgaande koopovereenkomst eveneens onder invloed van (be)dreiging en/of misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen en dus vanwege een wilsgebrek vernietigd zouden moeten worden. Volgens [A] heeft [X] voorgesteld dat hij op papier aandeelhouder zou worden van [A] omdat dit een ‘dempend’ effect op de bedreigingen vanuit de knokploeg zou hebben en is [C] onder de druk van die bedreigingen en die van [X] overgegaan tot ondertekening van de koopovereenkomst. [A] stelt zich op het standpunt dat een andere aannemelijke verklaring voor het aangaan van de koopovereenkomst ook niet te geven is en wijst er in dat kader onder meer op dat er niet is onderhandeld over de koop van de aandelen en er geen due diligence onderzoek heeft plaatsgehad, alsmede dat niet voorstelbaar is dat [X] een bedrag van € 400.000,00 had kunnen betalen voor de aandelen, nu hij niet over vermogen beschikte en alleen maar schulden had. Wat betreft de ontbindingsovereenkomst stelt [A] zich op het standpunt dat die net zo onverklaarbaar en onlogisch is als de koopovereenkomst en dat deze uitsluitend is aangegaan omdat [X] vanwege geldproblemen verlegen zat om een grote som geld. Volgens [A] heeft de bespreking over die overeenkomst bovendien op een opmerkelijke plek plaatsgevonden, nu deze niet op het kantoor van de notaris maar in een filiaal van McDonald’s plaatsvond. Voor het geval de kantonrechter niet tot een vernietiging van de ontbindingsovereenkomst komt, stelt [A] zich op het standpunt dat het bedrag van
€ 35.000,00 reeds contant aan [X] is voldaan.
5.15.
De kantonrechter laat de vraag of aanleiding bestaat tot vernietiging van de ontbindingsovereenkomst en de koopovereenkomst buiten bespreking. Zij acht de inhoud en de wijze van totstandkoming van die overeenkomsten namelijk dusdanig eigenaardig en ongeloofwaardig dat het ervoor gehouden moet worden dat deze niet daadwerkelijk de strekking hebben gehad dat [X] aandelen in [A] zou kopen, laat staan dat die koop zou worden teruggedraaid en in ruil daarvoor een fors bedrag betaald zou worden. De ontbindingsovereenkomst en koopovereenkomst zijn immers niet met te rijmen, nu in de ontbindingsovereenkomst vermeld staat dat er een bedrag van (maximaal)
€ 35.000,00 aan schadevergoeding aan [X] betaald zal worden “zodat hij een gezonde financiële start kan maken in zijn leven”, terwijl de koopovereenkomst suggereert dat hij een half jaar daarvoor nog wel in staat zou zijn geweest betalingsverplichtingen aan te gaan ter hoogte van een bedrag van maar liefst € 400.000,00. Het aangaan van de koopovereenkomst pas ook niet bij het – op papier – tevens aangaan van een arbeidsovereenkomst en opmerkelijk is verder dat de koopovereenkomst dateert van maanden na de in die overeenkomst genoemde datum van levering van de aandelen van 1 oktober 2016. Ten aanzien van de ontbindingsovereenkomst geldt dat de inhoud daarvan eveneens curieus is, zeker nu hiervoor reeds is vastgesteld dat er van een arbeidsovereenkomst in feite geen sprake is geweest. De inhoud van de overeenkomst roept in het kader van de waarheidsvinding kortom cruciale vragen naar de betekenis ervan op, waarop partijen – en in het bijzonder [X] , die zich op die akte beroept – het antwoord schuldig zijn gebleven. Naar het oordeel van de kantonrechter staat ook voldoende vast dat die overeenkomst onder schimmige omstandigheden tot stand is gekomen, nu [X] ter zitting (aanvankelijk) heeft beaamd dat de bespreking over die overeenkomst met de notaris die er zijn stempel op zette in of bij een McDonald’s heeft plaatsgehad en [A] onweersproken heeft gesteld dat de notaris uitsluitend in afwezigheid van [X] [C] een paar vragen heeft gesteld. De kantonrechter gaat er dus van uit dat er tussen [X] en [A] in werkelijkheid geen koopovereenkomst en ontbindingsovereenkomst tot stand is gekomen. Dit leidt ertoe dat ook de vordering tot betaling van de schadevergoeding van € 35.000,00 zal worden afgewezen.
proceskosten
5.16.
[X] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden tot aan dit vonnis aan de zijde van [A] vastgesteld op een bedrag van € 1.994,00 aan salaris gemachtigde (2 salarispunten x tarief € 997,00) en een bedrag van € 124,00 aan nakosten. Dit is in totaal € 2.118,00.
in reconventie
vernietiging
5.17.
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen, behoeft de vordering van [A] tot vernietiging van de arbeidsovereenkomst, de koopovereenkomst en de ontbindingsovereenkomst geen bespreking meer.
terugbetaling
5.18.
[A] vordert in reconventie ook de terugbetaling van alle bedragen die zij al dan niet onder de noemer van salaris aan [X] heeft betaald en die volgen uit haar producties 6 en 14 tot en met 17, alsmede de (terug)betaling van het bedrag van € 35.000,00 dat [A] contant aan [X] betaald zou hebben. [A] heeft aan die vorderingen ten grondslag gelegd dat sprake is van onverschuldigde betaling, aangezien de tussen partijen gesloten overeenkomsten vernietigd dienen te worden.
5.19.
Hoewel aan die vernietiging niet wordt toegekomen, kan ook op grond van hetgeen in conventie is overwogen sprake zijn van betalingen die zonder rechtsgrond zijn verricht en dus van onverschuldigde betaling. De kantonrechter is echter van oordeel dat de vordering tot terugbetaling van alle bedragen die genoemd staan in de producties 6 en 14 tot en met 17 niet kan worden toegewezen. In dit kader wordt vooropgesteld dat die vordering te onbepaald is, nu [A] niet duidelijk heeft gemaakt welk bedrag zij precies van [X] terug vordert. De enkele verwijzing naar een aantal producties is in dit kader niet voldoende, zeker niet nu in die producties sprake lijkt te zijn van dubbeltellingen waar het de betalingen in relatie tot Krishna Overseas betreft. [A] vordert verder ook betaling van bedragen die volgens haar eigen stellingen helemaal niet aan [X] zijn betaald, zoals de betaling genoemd in productie 17. Uit het verhandelde ter zitting lijkt bovendien te volgen dat [X] wel degelijk werkzaamheden voor [A] heeft verricht, zodat er mogelijk toch een rechtsgrond bestaat voor de aan [X] verrichte betalingen. [C] heeft op de mondelinge behandeling namelijk verklaard dat [X] niet in loondienst was, maar dat hij hem wel werkzaamheden gunde en dat [X] (voor hem of zijn bedrijven) karton mocht kopen in Turkije. Dit duidt op een overeenkomst van opdracht. [C] heeft weliswaar ontkend dat van een dergelijke overeenkomst sprake was en benadrukt dat hij [X] vanwege de bedreigingen niet in zijn bedrijf wilde hebben, maar het door [C] ter zitting verklaarde ten aanzien van het hem ‘gunnen’ roept juist de vraag op in hoeverre daadwerkelijk sprake is geweest van bedreigingen door [X] . Voor zover [X] [C] inderdaad heeft bedreigd, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, tot slot ook niet in te zien waarom [C] niet zelf de betalingen van [X] terug vordert. [C] heeft zich uitgaande van dat relaas immers genoodzaakt gezien de liquide middelen van [A] aan te spreken, zodat [A] logischerwijs een vordering op hem in persoon heeft gekregen. Het gegeven dat [C] , zoals in de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie wordt opgeworpen, de allesbepaler in het bedrijf is, brengt immers nog niet mee dat hij daar ook in juridische zin mee samenvalt.
5.20.
Ter onderbouwing van het bedrag van € 35.000,00 verwijst [A] naar de in r.o. 3.11 genoemde kwitantie. Volgens [A] heeft [A] het bedrag in kwestie ten behoeve van [A] betaald en hebben zij dit vervolgens in rekening-courant verrekend, zodat [A] de uiteindelijke betaler is. [X] betwist echter dat hij het bedrag van € 35.000,00 heeft ontvangen en stelt zich op het standpunt dat de handtekening onder de kwitantie niet van hem is.
5.21.
De kantonrechter is van oordeel dat ook deze vordering niet kan worden toegewezen. [A] heeft in het licht van de reeds in de dagvaarding opgenomen betwisting van [X] namelijk onvoldoende onderbouwd dat het bedrag van € 35.000,00 inderdaad (onverschuldigd) aan [X] is betaald en waarom zou moeten worden aangenomen dat de handtekening onder de kwitantie van [X] afkomstig is. [A] heeft niet uit de doeken gedaan hoe en waar (en bijvoorbeeld: in welke coupures) die betaling precies is gedaan en heeft evenmin bewijsstukken overgelegd waaruit volgt dat er een bedrag van € 35.000,00 is opgenomen van de bankrekening van [A] , terwijl dit gelet op het door [X] gevoerde verweer wel van haar verwacht had mogen worden. [A] had ter onderbouwing van de betaling in kwestie bovendien een verklaring van de kinderen van [C] kunnen overleggen, nu zij stelt dat [C] die betaling met hen heeft besproken. Nu [A] de stelling dat [A] het bedrag van € 35.000,00 aan [X] heeft betaald, onvoldoende heeft onderbouwd, zal zij niet tot bewijs van deze stelling worden toegelaten. Dit leidt ertoe dat die betaling niet is komen vast te staan en dat er dus geen grond is voor terugbetaling van het bedrag van € 35.000,00.
opheffing beslagen
5.22.
[A] vordert tot slot de opheffing van de gelegde beslagen. Deze vordering zal worden toegewezen. De vorderingen van [X] in conventie worden immers afgewezen, zodat de gelegde beslagen onrechtmatig zijn, en [X] heeft niets aangevoerd op grond waarvan de beslagen desalniettemin gehandhaafd zouden moeten worden.
proceskosten
5.23.
[A] is de partij die hoofdzakelijk ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden tot dit vonnis aan de zijde van [X] vastgesteld op een bedrag van € 498,50 (zijnde 1 salarispunt x tarief € 997,00 x 0,5).

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.118,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
6.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.4.
heft met onmiddellijke ingang op de ten laste van [A] en [A] op 19 april 2022 gelegde derdenbeslagen onder de ING Bank N.V., de ABN AMRO Bank N.V. en de Coöperatieve Rabobank U.A.;
6.5.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot dit vonnis vastgesteld op € 498,50;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.