Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
1.De procedure
2.Waar het geschil over gaat
3.De feiten
Ik vind dat er sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat. De werknemer heeft voor ongeveer 30 uur per week hervat in aangepast eigen werk als instructeur (20-24 uur per week) en deels in overige werkzaamheden als theoriedocent. In de praktijk is gebleken dat zij in het aangepast eigen werk niet verder komt dan 20-24 uur per week en in de overige werkzaamheden als theoriedocent kan alleen voor 6 uur per dag worden uitgevoerd (4 uur lessen bestaan niet en is tevens niet mogelijk). (…)
“(…) Ik heb aangegeven dat werkgever haar passend werk moet bieden voor 40 uur per week. Wellicht kunnen haar uren uitgebreid worden met theorieles vrachtwagen. Haar contractomvang is 40 uur en er is passend werk bij werkgever aanwezig. (…)”.
“(…) De afgelopen twee jaar zijn wij bezig geweest om [eiseres] weer volledig aan het werk te krijgen. Dit is niet gelukt. Zoals het eindrapport van het UWV ook aangeeft hebben wij voldoende gedaan aan onze re-integratie plicht. Het hoogst haalbare hebben wij [eiseres] ook aangeboden, een contract van 28 uur.
4.Het geschil
(2) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 4.358,93 bruto aan achterstallig loon sinds 22 augustus 2022;
(3) [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van correct gecorrigeerde loonspecificaties van bruto naar netto vanaf 22 augustus 2022, binnen 48 uur na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, waarbij een gedeelte van een dag voor een hele heeft te gelden, voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft, na betekening van het te wijzen vonnis aan de inhoud daarvan te voldoen;
(4) [gedaagde] te veroordelen tot tijdige betaling van het toekomstig reguliere loon gebaseerd op 40 uur per week, onder gelijktijdige afgifte van een specificatie van bruto naar netto, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
(5) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW tot maximaal 50% over het achterstallige loon (€ 4.358,93 bruto) sinds 22 augustus 2022;
(6) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente sinds 22 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling van het achterstallige loon;
(7) [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 487,= (volgens het rapport BGK Integraal) en de nakosten van € 124,=;
(8) veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
5.De beoordeling
6.De beslissing
(a) de wettelijke verhoging (als bedoeld in artikel 7:625 BW) over genoemd salarisbedrag tot een maximum van 25%;
(b) de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over genoemd salarisbedrag vanaf de vervaldatum van die salaristermijn tot aan de dag van volledige betaling daarvan;