ECLI:NL:RBOVE:2022:377

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
C/08/267516 / HA ZA 21-254
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzingsvonnis in civiele procedure naar kantonrechter

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiseres], wonende in Duitsland, tegen [gedaagde], handelend onder de naam [A], heeft de Rechtbank Overijssel op 26 januari 2022 een verwijzingsvonnis uitgesproken. De zaak betreft een vordering van [eiseres] die, gezien de hoogte van de vordering, door de rechtbank is doorverwezen naar de kantonrechter. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 15 december 2021 overwogen dat de zaak verder behandeld moet worden door de kantonrechter. [Eiseres] heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze verwijzing.

De rechtbank heeft bepaald dat de zaak op 22 februari 2022 om 10:00 uur op de rolzitting van de kantonrechter in Enschede zal worden behandeld. Tevens is [eiseres] opgedragen om de datum van de rolzitting aan [gedaagde] aan te zeggen. De partijen hoeven niet te verschijnen op de rolzitting, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen hoe de procedure verder zal worden voortgezet. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij in de verdere procedure niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, maar ook persoonlijk of door een gemachtigde kunnen verschijnen.

Daarnaast is er informatie verstrekt over het griffierecht, waarbij is aangegeven dat het griffierecht verlaagd zal worden en dat teveel betaald griffierecht door de griffier zal worden teruggestort. Ook is er aandacht besteed aan de mogelijkheid voor onvermogenden om een lager griffierecht te betalen, mits zij de juiste documenten overleggen. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om het procesdossier door te zenden aan de roladministratie van de kantonrechter te Enschede.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : C/08/267516 / HA ZA 21-254
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
advocaat: mr. M.M. Nijhuis te Enschede,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [A] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 december 2021,
  • de akte uitlating van [eiseres] van 29 december 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat deze zaak naar haar voorlopig oordeel, vanwege de hoogte van de vordering van [eiseres] , verder moet worden behandeld en beslist door de kantonrechter.
2.2.
[eiseres] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de rechtbank om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter van deze rechtbank.
2.3.
De rechtbank blijft bij haar oordeel dat de zaak moet worden behandeld door de kantonrechter van deze rechtbank. De rechtbank zal de zaak op grond van artikel 71 lid 2 Rv ambtshalve verwijzen naar de kantonrechter te Enschede.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie
Enschedeop 22 februari 2022 te 10:00 uur,
3.2.
beveelt dat [eiseres] de datum van de hiervoor vermelde rolzitting bij exploot zal aanzeggen aan [gedaagde] , onder de betekening van de beslissing tot verwijzing,
3.3.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.4.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.5.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort,
3.6.
wijst partijen erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1º. een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging dan wel
2º. een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging); zie www.rvr.org.
3.7.
draagt de griffier op het procesdossier door te zenden aan de roladministratie van de kantonrechter te Enschede.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.