ECLI:NL:RBOVE:2022:3758

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
ak_22_1972 en 1972
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van informatie op grond van de Wet open overheid in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft eiseres, een onbekende partij, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deventer, dat op 9 mei 2022 een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) gedeeltelijk heeft ingewilligd. De derde-partij had om openbaarmaking van documenten gevraagd die verband houden met een bouwplan waarvoor eiseres een preadvies had aangevraagd. Eiseres betwistte de openbaarmaking en stelde dat er geen algemeen belang was bij de openbaarmaking van de gevraagde informatie. De voorzieningenrechter heeft op 7 juli 2022 het Woo-besluit geschorst, maar na het bestreden besluit van 31 augustus 2022, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 29 november 2022 zijn de partijen gehoord. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de gevraagde informatie publieke informatie betreft en dat er geen sprake is van misbruik van de Woo. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de derde-partij terecht als een Woo-verzoek is aangemerkt en dat er een algemeen belang is bij de openbaarmaking van de gevraagde informatie. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/1791 en 22/1792
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder,

gemachtigde: mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 1]te Diepenveen.

Procesverloop

Besluitvorming
Op 1 september 2009 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend voor het geven van een preadvies over een bouwplan. Bij brief van 28 mei 2010 heeft verweerder aan dat verzoek gehoor gegeven.
Op 7 april 2022 heeft de derde-partij bij verweerder een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingediend en gevraagd hem met betrekking tot dat
preadvies de volgende documenten zoveel mogelijk digitaal te verstrekken:
  • de gehele door verweerder aan eiseres gezonden brief van 28 mei 2010;
  • een afschrift van de opgave van de veebezetting en het grondareaal van eiseres;
  • een kopie van de berekening van het aantal NGE’s;
  • een kopie van het ingediende bouwplan van 1 september 2009;
  • een kopie van de voorwaarden/regels/onderbouwingen, waarom en hoeveel het bouwvlak werd ingenomen aan de Zuidoostkant; en
  • een kopie van de plankaart (in het kader van de vraag hoeveel het bouwvlak exact is ingenomen).
Bij besluit van 9 mei 2022 heeft verweerder met inachtneming van de inmiddels in werking getreden Wet open overheid (Woo) besloten de door de derde-partij gevraagde informatie gedeeltelijk openbaar te maken (verder: het Woo-besluit).
Eiseres heeft op 11 mei 2022 tegen het Woo-besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft eiseres aan de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 7 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter het Woo-besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van verweerders beslissing op het bezwaar van eiseres.
Lopende procedure
Bij besluit van 31 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld en opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2022. Namens eiseres [naam 2] en [naam 3] verschenen. Namens verweerder is haar gemachtigde verschenen. De derde-partij is in persoon verschenen.

Overwegingen

Hoe verloopt de voorlopige voorzieningenprocedure?
1. De voorzieningenrechter gaat op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de beroepsprocedure – niet kan worden afgewacht. Zij let daarbij op de belangen van partijen, waarbij zij een afweging moet maken tussen aan de ene kant het belang van de verzoekende partij dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant de belangen bij de onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure.
De voorzieningenrechter kan naast de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening direct een uitspraak doen op het beroep. Dit wordt “kortsluiten” genoemd en staat in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb. De mogelijkheid tot kortsluiten bestaat, als nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak in beroep.
Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Heeft eiseres een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening?
2. Als documenten in het kader van de Woo eenmaal openbaar zijn gemaakt, is de openbaarheid daarvan een voldongen feit. Die openbaarheid is dan onherroepelijk en is – ook al is tegen een besluit tot openbaarmaking bezwaar gemaakt of beroep ingesteld – niet meer terug te draaien. Hieruit volgt dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij het onverwijld treffen van een voorlopige voorziening, zolang verweerder het bestreden besluit niet heeft uitgevoerd.
Waar gaat de zaak over?
3. In het kader van het Woo-verzoek van de derde-partij heeft verweerder zijn (digitale) archiefsysteem doorzocht en de volgende documenten aangetroffen die daar betrekking op hebben:
de “aanvraag preadvies”
situatietekeningen bij de aanvraag
foto’s bij de aanvraag
verweerders reactie op de aanvraag van 28 mei 2010
een plankaart van het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied
een plankaart van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied
een Nota van inspraak en overleg bij het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied
Bij het Woo-besluit heeft verweerder besloten om de documenten 1, 2, 3 en 4 openbaar te maken. De hiervoor genoemde plankaarten en nota van inspraak heeft verweerder geweigerd openbaar te maken, omdat deze al openbaar waren. Een kopie van de berekening van het aantal NGE’s heeft verweerder niet aangetroffen in zijn archiefsysteem, zodat die niet openbaar kan worden gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het Woo-besluit in stand gelaten. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen. Tussen partijen is niet in geschil dat de in de documenten 1, 2, 3 en 4 vermelde persoonsgegevens niet openbaar worden gemaakt.
Beoordeling
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit in rechte niet in stand kan worden gelaten en moet worden vernietigd.
4.1
Eiseres voert hiertoe aan dat verweerder het verzoek ten onrechte heeft behandeld als een verzoek op grond van de Wob/Woo. Volgens eiseres volgt uit de aard van het verzoek, de inhoud van het verzoek en de uitlatingen van de derde-partij dat het doel van het verzoek niet openbaarmaking voor een ieder is, maar dat de derde-partij de informatie uit de documenten enkel voor zichzelf wil hebben. Volgens eiseres maakt de derde-partij misbruik van de Woo. Eiseres stelt verder dat er geen algemeen belang bestaat bij openbaarmaking van de gevraagde informatie en dat de gevraagde informatie geen publieke informatie is in de zin van de Woo.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat voor de beoordeling van het bestreden besluit uitsluitend de Woo het toetsingskader is. Deze wet is immers op 1 mei 2022, onder intrekking van de Wob, onverkort en zonder overgangsrechtelijke bepalingen in werking getreden. De toepasselijke bepalingen van de Woo staan in een bijlage bij deze uitspraak.
Is sprake van een Woo-verzoek?
5.1
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van
20 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1268) - voor zover hier van belang - het volgende overwogen.
Hoofdregel is dat wanneer iemand met een beroep op de Wob een verzoek om informatie vervat in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid tot een bestuursorgaan richt, zo’n verzoek een Wob-verzoek is. Het enkele feit dat de verzoeker de informatie vraagt vanwege zijn persoonlijk belang bij kennisneming van de informatie en/of met het oog op het gebruik van de informatie in een procedure tegen het bestuursorgaan of derden, betekent niet dat geen sprake is van een Wob-verzoek.
Dit is alleen anders indien i) uit de aard van het verzoek, ii) uit de inhoud van het verzoek of iii) uit uitlatingen van de verzoeker, blijkt dat de verzoeker geen Wob-verzoek heeft beoogd in te dienen. Bij uitzondering i) kan worden gedacht aan het geval dat iemand inzage in zijn dossier of in zijn persoonsgegevens vraagt. In dat geval is het verzoek aan te merken als een verzoek om inzage als bedoeld in de AVG of een andere wettelijke regeling waarin een recht op inzage is opgenomen. Uitzondering ii) ziet op situaties waarin iemand bijvoorbeeld vraagt om informatie, vragen stelt of alleen om toezending van de stukken vraagt in een procedure waarin hij belanghebbende is. Bij uitzondering iii) kan worden gedacht aan de situatie waarin de verzoeker aangeeft dat hij niet wil dat de informatie openbaar wordt gemaakt en alleen aan hem wordt verstrekt.
5.2
De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat de genoemde uitzonderingssituaties zich hier niet voordoen. De derde-partij heeft (ook) ter zitting van de voorzieningenrechter bevestigd dat hij verzoekt om openbaarmaking van de gevraagde informatie. De onder iii) genoemde uitzondering, waarin de verzoeker aangeeft dat hij niet wil dat de informatie openbaar wordt gemaakt, doet zich hier dus niet voor. Ook van de onder i) en ii) genoemde situaties is geen sprake. Verweerder heeft het verzoek dan ook terecht als een Woo-verzoek aangemerkt.
Is sprake van publieke informatie?
5.3
Bij het voorgaande is van belang dat de gevraagde informatie - anders dan eiseres
stelt - wel degelijk “publieke informatie” betreft, zoals gedefinieerd in artikel 2.1 van de Woo. Het gaat immers om informatie neergelegd in documenten die berusten bij een bestuursorgaan. Een “document” is volgens de Woo, voor zover hier van belang, een door een bestuursorgaan opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat bestuursorgaan. Verweerder is terecht tot de conclusie gekomen dat daarvan in dit geval sprake is.
Is er een algemeen belang?
5.4
De voorzieningenrechter volgt eiseres verder niet in haar stelling dat er geen algemeen belang bestaat bij openbaarmaking van de gevraagde informatie. Artikel 2.5 van de Woo bepaalt dat bij de toepassing van deze wet wordt uitgegaan van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving. De voorzieningenrechter heeft hiervoor al geoordeeld dat sprake is van publieke informatie. Dat betekent dat het algemeen belang van openbaarheid van deze informatie een gegeven is. Dat de derde-partij mogelijk ook een persoonlijk belang heeft bij het openbaar maken van deze informatie is in dit verband niet relevant.
Is sprake van misbruik?
5.5
De voorzieningenrechter volgt eiseres ten slotte niet in haar stelling dat verweerder had moeten besluiten het verzoek van de derde-partij niet in behandeling te nemen, gelet op de antimisbruikbepaling van artikel 4.6 van de Woo. Dit artikel bepaalt dat als de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of als het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, het bestuursorgaan kan besluiten het verzoek niet te behandelen.
Uit de artikelsgewijze toelichting bij de Wijzigingswet Woo volgt dat artikel 4.6 ziet op situaties waarin de indiener van het Woo-verzoek kennelijk een ander motief heeft dan het verkrijgen van informatie. Als voorbeeld wordt genoemd “het uit rancune veroorzaken van overlast voor het bestuursorgaan”. Daarbij wordt ook uitgelegd waarom het begrip “bestuurlijke aangelegenheid” in de Woo niet meer is gedefinieerd: inmiddels is naar vaste rechtspraak alles waarmee een bestuursorgaan bezig is, in beginsel bestuurlijk. Alleen bijvoorbeeld een verzoek om informatie over de kleur van het meubilair in de afgelopen vijf jaren of verzoeken van vergelijkbare aard vallen daarbuiten (p. 41). Indien evident (onmiddellijk, duidelijk of zonneklaar) geen sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid en objectief kan worden vastgesteld dat er redelijkerwijs geen belang bij het Woo-verzoek bestaat, kan zo’n verzoek vereenvoudigd worden afgedaan. Van dergelijke omstandigheden acht de voorzieningenrechter - met verweerder - geen sprake.
Conclusie
5.6
Uit het voorgaande volgt dat verweerder het verzoek van de derde-partij terecht als een Woo-verzoek in behandeling heeft genomen. Openbaarmaking van de gevraagde informatie kan dan alleen geweigerd worden als één van de weigeringsgronden van artikel 5.1 van de Woo zich voordoet. Eiseres heeft niet betwist dat deze weigeringsgronden zich niet voordoen, behalve met betrekking tot de weggelakte persoonsgegevens. Verweerder heeft dan ook terecht besloten dat de documenten 1, 2, 3 en 4 - met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens - openbaar gemaakt dienen te worden. Het bestreden besluit dient dan ook in stand te worden gelaten.
6. Het beroep is daarom ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt
afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage:

Wet open overheid

Artikel 2.1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
document:een door een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat orgaan, die persoon of dat college;
(…)
publieke informatie:informatie neergelegd in documenten die berusten bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, of informatie die krachtens artikel 2.3 door een bestuursorgaan kan worden gevorderd.

Artikel 2.2. Reikwijdte

1. Deze wet is van toepassing op:
a. bestuursorganen;
(…)

Artikel 2.5. Belang openbaarheid

Bij de toepassing van deze wet wordt uitgegaan van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving.

Artikel 4.1. Verzoek

1. Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
2 Een verzoek kan mondeling of schriftelijk worden ingediend en kan elektronisch worden verzonden op de door het bestuursorgaan aangegeven wijze.
3 De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
4 De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
5 Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam.
6 Het bestuursorgaan kan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld het vijfde lid. In afwijking van artikel 4:5, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het besluit om het verzoek niet te behandelen aan de verzoeker bekendgemaakt binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
7 Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 5.

Artikel 4.6. Antimisbruikbepaling

Indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, kan het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besluiten het verzoek niet te behandelen.

Artikel 5.1. Uitzonderingen

1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;
nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de levenssfeer maakt.
2 Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
3 Indien een verzoek tot openbaarmaking op een van de in het tweede lid genoemde gronden wordt afgewezen, bevat het besluit hiervoor een uitdrukkelijke motivering.
4 Openbaarmaking kan tijdelijk achterwege blijven, indien het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist. Het bestuursorgaan doet mededeling aan de verzoeker van de termijn waarbinnen de openbaarmaking alsnog zal geschieden.
5 In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
6 Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover daardoor het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig geschaad wordt en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.
7 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.

Artikel 5.3. Informatie ouder dan vijf jaar

Bij een verzoek om informatie die ouder is dan vijf jaar motiveert het bestuursorgaan bij een weigering van die informatie waarom de in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.