ECLI:NL:RBOVE:2022:3747

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
C/08/287720 / JE RK 22-1936
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van zijn ontwikkeling en veiligheid

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die recentelijk in de regio verblijft, en om een machtiging tot uithuisplaatsing. De Jeugdbescherming in de regio heeft zich als informant ter zitting gepresenteerd en pleitte voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling door JB Overijssel, omdat de moeder van de minderjarige daar woont. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen, met de overweging dat dit in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in een onveilige thuissituatie is opgegroeid en dat er positieve ontwikkelingen zijn sinds zijn verblijf in de crisisopvang in de nieuwe regio. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor dezelfde periode. Dit is noodzakelijk om de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen, gezien de problematische situatie bij de moeder en de noodzaak voor een veilige en ondersteunende omgeving. De kinderrechter heeft de uitvoering van de ondertoezichtstelling toegewezen aan de Jeugdbescherming in de nieuwe regio, waarbij de nadruk ligt op het belang van de minderjarige en de noodzaak voor een passende hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaakgegevens: C/08/287720 / JE RK 22-1936
datum uitspraak: 21 november 2022

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de kinderbescherming,

hierna te noemen de raad,
gevestigd te [plaats 2],
betreffende:
[minderjarige], geboren [2007] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]

en [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als informant aan:

Jeugdbescherming, regio [plaats 2],

de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI,
gevestigd te [plaats 2].

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de raad, ingekomen bij de griffie op 31 oktober 2022;
- een e-mail van [naam stichting], namens de GI van 18 november 2022 met bijlagen, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- aanvullende informatie van de raad van 17 november 2022, ingekomen bij de griffie op 18 november 2022.
De mondelinge behandeling heeft op 21 november 2022 met gesloten deuren plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- [A] namens de raad,
- [B] , [C] en [D] namens [naam stichting] namens de GI (verder te noemen de GI) via Teamsverbinding.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [minderjarige] verblijft op dit moment in de crisisopvang van Levvel nadat hij bij de ouders van zijn vriendin in [plaats 2] heeft verbleven, waar hij ook staat ingeschreven.

Het verzoek

De raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verzocht voor de duur van negen maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een crisisopvang verzocht voor de duur van drie maanden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad haar verzoek gewijzigd, in die zin dat zij een machtiging tot uithuisplaatsing verzoekt voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Ter onderbouwing van het verzoek verwijst de raad naar de overgelegde stukken.

Het standpunt van belanghebbenden, de raad en de GI

Moeder is het eens met de verzoeken. Moeder is bang dat [minderjarige] weer terugvalt als hij weer in [plaats 1] komt wonen en daarom wil ze, voor zijn eigen veiligheid, liever dat [minderjarige] in [plaats 2] blijft wonen. Ze wil het beste voor [minderjarige] en ze vertrouwt erop dat dat met behulp van een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing gaat lukken.
[minderjarige] is het eens met de verzoeken. Het maakt hem niet uit waar de jeugdbeschermer die de regie gaat voeren vandaan komt als hij maar in [plaats 2] kan blijven wonen. In [plaats 2] heeft hij een flinke groei doorgemaakt en het gaat heel goed met hem. Ook staat [minderjarige] open voor therapie.
De GI is van oordeel dat Jeugdbescherming Overijssel de ondertoezichtstelling moet gaan uitvoeren. De GI heeft benadrukt dat in [plaats 2] gezinsgericht gewerkt wordt. In [plaats 2] wordt er geen OTS op één kind, maar op alle kinderen in het gezin uitgesproken. We willen volledig dossieronderzoek van het hele gezin en gezinsgericht gaan werken. Er moet een perspectiefplan komen [plaats 2]/ [plaats 1] , te meer nu [minderjarige] een groot familienetwerk heeft in en rondom [plaats 1] . Er zal een groot dossieronderzoek gedaan moeten worden naar het hele gezin en er zal therapie in het netwerk gevolgd moeten worden. De afstand van [plaats 2] naar [plaats 1] is echter zo groot dat de GI problemen voorziet in het uitvoeren van de ondertoezichtstelling. Om al deze redenen zou Jeugdbescherming Overijssel de uitvoering van de ondertoezichtstelling ter hand moeten nemen
De raad heeft uitdrukkelijk geadviseerd dat de GI in [plaats 2] de ondertoezichtstelling moet gaan uitvoeren en dat ter zitting verder toegelicht. [minderjarige] woont in [plaats 2], is begonnen op school in [plaats 2], heeft een bijbaan in [plaats 2] en heeft zijn vriendin in [plaats 2], met wiens gezin hij een goede band heeft. Kortom, [minderjarige] is zich echt aan het wortelen in [plaats 2]. Ook heeft [minderjarige] sinds hij in [plaats 2] woont geen politiecontacten meer en gaat het goed met hem.
De raad vindt het daarom niet in het belang van [minderjarige] om hem als het ware terug te sturen naar [plaats 1] . Tevens wijst de raad op het gegeven, dat gelet op [minderjarige] ’s verblijf in [plaats 2] een goede begeleiding van [minderjarige] lastig zal zijn vanuit Overijssel. Wel is de raad van mening dat [minderjarige] er zeker bij gebaat is als het netwerk wordt betrokken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[minderjarige] is opgegroeid in chronische onveiligheid met heel veel (agressie) incidenten en gestrande hulpverleningsinzet in de thuissituatie bij zijn moeder in [plaats 1] . [minderjarige] ’s schoolgang was problematisch. Ook is [minderjarige] veelvuldig in contact met de politie geweest, mede onder invloed van jongeren in [plaats 1] , die zich met [minderjarige] schuldig maakten aan allerlei kleine en grote strafbare gedragingen. Het Raad’s rapport toont een veelheid aan inzet van vrijwillige en gedwongen hulpverlening vanaf ongeveer [minderjarige] ’s jongste jeugd.
[minderjarige] woont momenteel op een crisisgroep in [plaats 2]. Sinds [minderjarige] in [plaats 2] woont, zijn er voor het eerst sinds jaren positieve ontwikkelingen te zien. Deze zijn echter nog wel heel pril. Het is van belang dat deze positieve ontwikkelingen doorgezet zullen worden en dat [minderjarige] passende hulpverlening krijgt en betrokkenheid van een jeugdbeschermer is daarbij noodzakelijk.
De kinderrechter zal [minderjarige] dan ook onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden, zodat er een goede analyse gemaakt kan worden van wat er nodig is voor [minderjarige] , wat een passende en veilige woonplek voor hem is en welke hulpverlening ingezet zal moeten worden.
De kinderrechter heeft conform het verzoek van de Raad besloten om de GI als uitvoerende instelling aan te wijzen nu [plaats 2] op dit moment de meest passende en gewenste opvoedomgeving voor [minderjarige] blijkt te zijn.
[minderjarige] heeft in [plaats 2] zijn schoolgang opgepakt, heeft daar een bijbaan en waarschijnlijk stage alsook een ondersteunend netwerk in de vorm van het gezin van zijn vriendin. Dit bleek ook uit het feit dat de moeder van zijn vriendin uit [plaats 2] meegereisd was met [minderjarige] voor de mondelinge behandeling. [minderjarige] ’s belang is het meest gediend bij het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregel door de Jeugdbescherming [plaats 2]. De kinderrechter gunt [minderjarige] de voortzetting van de voor hem veilige leefomgeving in [plaats 2] en begeleiding die in zijn directe leefomgeving kan worden vormgegeven.
De kinderrechter kiest er daarom voor – conform het verzoek van de raad - om de uitvoering bij de GI neer te leggen en ze vertrouwt erop dat GI op een adequate wijze invulling zal geven aan de ondertoezichtstelling en een bij [minderjarige] passend plan van aanpak zal opstellen.
Daarbij is de kinderrechter van oordeel dat een algemeen geformuleerde beleidskeuze, zoals door de GI ter zitting verwoord (“wij werken alleen met een gezinsgerichte aanpak) niet ten koste mag gaan van de individuele minderjarige en zijn belangen. De kinderrechter is van oordeel dat het belang van [minderjarige] meer gediend is met uitvoering door de door de Raad aangewezen GI, dan door de GI conform het beleid voorgestelde Jeugdbeschermingsorganisatie.
Een en ander nog afgezien van het gegeven dat de GI als informant is opgeroepen en Jeugdbescherming Overijssel niet als zodanig is aangemerkt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht stellen van de Jeugdbescherming [plaats 2] voor de duur van negen maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een crisisopvang noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Een uithuisplaatsing voor [minderjarige] is noodzakelijk nu het moeder niet lukt om een veilige omgeving aan [minderjarige] te kunnen bieden en hij al geruime tijd niet meer bij zijn moeder woont.
Hoewel de moeder van de vriendin van [minderjarige] heeft aangegeven niet achter een plaatsing bij haar te staan en [minderjarige] nu op een crisisgroep verblijft, is gelet op het bovenstaande terugplaatsing van [minderjarige] bij moeder zeker niet aan de orde. Zijn plaatsing op een crisisplek wordt gezien als noodoplossing en binnen de ondertoezichtstelling zal er zo snel mogelijk worden gezocht naar een passende plek. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Binnen de komende periode moet er een andere, veilige plek voor [minderjarige] worden gevonden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van Jeugdbescherming, regio [plaats 2] gevestigd te [plaats 2] voor duur van negen maanden, met ingang van 21 november 2022 tot
21 augustus 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een crisisopvang voor de duur van de ondertoezichtstelling, met ingang van 21 november 2022 tot 21 augustus 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M.J. Vijftigschild, kinderrechter, in tegenwoordigheid van B.F. Mulder als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2022. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 november 2022.