Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
2. Is het gewijsde afkomstig van een andere rechter, dan heeft tegen dezelfde persoon wegens hetzelfde feit geen vervolging plaats in geval van:
3. Niemand kan worden vervolgd wegens een feit dat te zijnen aanzien in een vreemde staat onherroepelijk is afgedaan door de voldoening aan een voorwaarde, door de bevoegde autoriteit gesteld ter voorkoming van strafvervolging.’
Een persoon die bij onherroepelijk vonnis door een Overeenkomstsluitende Partij is berecht, kan door een andere Overeenkomstsluitende Partij niet worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten, op voorwaarde dat ingeval een straf of maatregel is opgelegd, deze reeds is ondergaan of daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd, dan wel op grond van de wetten van de veroordelende Overeenkomstsluitende Partij niet meer ten uitvoer gelegd kan worden.’
Strafkammer des Landesgerichts Münster bei dem Amtsgericht Bocholtvan 1 april 2021, waarbij verdachte is veroordeeld tot een
Gesamtfreiheitsstrafevoor de tijd van vijf jaren, is onder meer overwogen: ‘
Soweit dem Angeklagten … zu Ziff. 1.2. der Anklageschrift (auch) zur Last gelegt wurde, dass er im Zeitraum 05.04.2020 bis 08.04.20 den Transport von 50 verkaufsfertigen amphematinenblöcken von Burculo (Nederande) nach Stockholm (Schweden) organisiert habe, ist eine Beschränkung nach § 154a Abs.2 StPO im Hinblick auf die Tat zu Ziff II.1 dieses Urteils erfolgt.’
Strafkammervan het
LandgerichtMünster bij het
Amtsgericht Bocholt op verzoek van het Duitse openbaar ministerie op grond van artikel 154a lid 2
Strafprozeßordnung (StPO) beperkt. Deze beperking betreft de ten laste gelegde organisatie van het transport van 50 amfetamineblokken van Borculo (Nederland) naar Stockholm (Zweden) in de periode van 5 april 2020 tot 8 april 2020. Deze beperking houdt in dat de organisatie van het transport van amfetamine van Nederland naar Zweden geen deel uitmaakte van het bewijsonderzoek in de fase van het onderzoek ter terechtzitting, noch van de rechterlijke overtuiging van schuld ten aanzien van het overige ten laste gelegde. Uit de tekst van het vonnis van de
Strafkammerblijkt voorts dat de organisatie van het genoemde drugstransport niet is meegewogen bij het bepalen van de straf tegen verdachte.
Grundgesetz.
hinreichender Tatverdacht, dat wil zeggen een waarschijnlijkheid van veroordeling), wat reeds blijkt uit het feit dat (mede) ter zake van de betrokkenheid bij dit drugstransport door het bevoegde gerecht een onderzoek ter terechtzitting is geopend. Om het antwoord op de vraag, of sprake is geweest van een voldoende uitgebreid onderzoek, met zekerheid vast te kunnen stellen, heeft de rechtbank de informatie ter zake van het opsporingsonderzoek dan wel (dat deel van) het strafdossier dat zich concentreert op het betreffende drugstransport, bij de Duitse autoriteiten op grond van artikel 57 SUO opgevraagd. De rechtbank stelt vast dat uit die informatie volgt dat het Duitse opsporingsonderzoek – net als het Nederlandse opsporingsonderzoek – (mede) is gebaseerd op een analyse van de servergegevens van Encrochat van de door verdachte gebruikte accounts met de gebruikersnamen ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus – nu aan beide criteria wordt voldaan – wordt beschermd door het ne bis in idem-beginsel in de zin van artikel 54 SUO, zodat sprake is van een vervolgingsbeletsel voor het Nederlandse openbaar ministerie voor het aan verdachte ten laste gelegde feit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte van het aan hem ten laste gelegde.
4.De beslissing
openbaar ministerie niet-ontvankelijkin de vervolging van verdachte van het aan hem ten laste gelegde.