ECLI:NL:RBOVE:2022:3719

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
10182383 CV EXPL 22-4026
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van concurrentiebeding en verbeurde boetes in kort geding tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [A] en [B]. [A] vorderde dat [B] zich zou houden aan het concurrentiebeding uit zijn arbeidsovereenkomst, dat hem verbiedt om binnen een jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de regio Twente als makelaar werkzaam te zijn. [B] had na zijn ontslag per 1 augustus 2022 een nieuwe functie bij [X] aanvaard, een directe concurrent van [A]. De rechtbank oordeelde dat [B] zich aan het concurrentiebeding diende te houden, aangezien hij bewust had getekend voor deze voorwaarden. Tevens werd vastgesteld dat [B] verbeurde boetes van in totaal € 5.500,00 diende te betalen aan [A] wegens overtredingen van het concurrentiebeding. De rechtbank wees de vorderingen van [A] grotendeels toe en verbood [B] om werkzaamheden te verrichten die verband houden met de vastgoedmarkt binnen Twente. De vordering van [B] om het concurrentiebeding te schorsen werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de belangen van [A] bij handhaving van het beding zwaarder wogen dan die van [B].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10182383 CV EXPL 22-4026
Vonnis in kort geding in conventie en in reconventie van 12 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen [A] ,
gemachtigde: mr. N.A.M. Kienhuis, advocaat te Almelo,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [B] ,
gemachtigde: mr. B. Schröder, advocaat te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 19;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 18;
- van de zijde van [A] overgelegde producties 20 tot en met 23;
- de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[A] is een bedrijfsmakelaar, die zich bezighoudt met bemiddeling, huur en verhuur van onroerend goed, voornamelijk in de regio Twente. Tevens verleent zij diensten als taxatie & advies en beleggingen.
2.2.
[B] , geboren in 1996, is op 1 juli 2020 na een stageperiode voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [A] in de functie van junior Vastgoedconsultant.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 10 Non-concurrentiebeding
Het is werknemer niet toegestaan binnen één jaar na het einde van deze arbeidsovereenkomst in de regio Twente al dan niet in dienstverband, op enigerlei wijze, direct of indirect, betrokken te zijn bij activiteiten die in enig opzicht concurrerend zijn ten opzichte van werkgever of een met haar gelieerde onderneming.
Artikel 13 Boetebeding
Bij elke overtreding van de artikelen 9 t/m 12 verbeurt werknemer ten behoeve van werkgever, zonder voorafgaande sommatie of gerechtelijke tussenkomst, een dadelijk opeisbare boete van € 2.500,- te vermeerderen met € 500,- voor elke dag of een gedeelte van een dag dat zulk een overtreding zal voortduren, zonder dat enige schade of enig verlies zal moeten worden aangetoond, onverminderd het recht van werkgever om in plaats van de boete een vergoeding voor de geleden schade te vorderen.
2.4.
Tussen december 2021 en mei 2022 hebben [A] en [B] onderhandelingen gevoerd over een eventueel partnerschap van [B] . De onderhandelingen hebben niet geleid tot overeenstemming.
2.5.
[B] heeft vanaf zijn huisadres de complete gegevens van [A] gedownload. Dit heeft plaatsgevonden
- op zaterdag 18 juni 2021 van 11.28 uur tot en met zondag 9:42 uur; 1177650 download acties van data in de map ‘
Bedrijfsmakelaardij/MAKELAARDIJ/DOSSIERS’;
- op maandag 20 juni 2021 2418 download acties, namelijk van 2.52 uur tot en met 4:38 uur in de map ‘
Bedrijfsmakelaardij/MAKELAARDIJ/DOSSIERS’,en van 16.37 uur tot 17:52 uur in de map ‘
Bedrijfsmakelaardij/MAKELAARDIJ/DOSSIERS’en de map ‘
Interne Organisatie’;
- op donderdag 23 juni 2021 van 11.53 uur tot en met 16:31 uur 640 download acties van data in de map ‘
Bedrijfsmakelaardij/MAKELAARDIJ/DOSSIERS’, ‘bedrijfsmakelaardij/ALGEMENE ZAKEN’ en ‘Marketing/Beeldbank/ [A] kantoor Enschede.
2.6.
Bij brief van 24 juni 2022 heeft [B] zijn ontslag ingediend per 1 augustus 2022.
2.7.
Medio juli 2022 is door [A] geconstateerd dat alle gegevens in de week voorafgaand aan het ontslag vanaf het privé adres van [B] zijn gedownload. [B] is daarover aangeschreven en erop gewezen dat in de arbeidsovereenkomst ook een verbod op kopiëren/downloaden van documenten is opgenomen. Hiernaast is tussen partijen een discussie ontstaan over het al dan niet overnemen van de leaseauto en de uitwerking van het relatiebeding.
2.8.
Na veelvuldig overleg, waarbij beiden partijen zich hebben laten bijstaan door een advocaat, hebben partijen op 16 augustus 2022 een schikking getroffen met onder meer de volgende bepalingen:
1. [B] respecteert het concurrentiebeding.
2. [B] tekent de relatielijst en verklaart deze te zullen respecteren.
(…)
4. De postcontractuele bedingen uit/in de arbeidsovereenkomst en de daarbij behorende boetebepalingen blijven van kracht.
5. [B] heeft geen recht op een bonus.
6. [B] betaalt aan [A] een vergoeding terzake de verbeurde boetes van € 10.000,00 netto.
(…)
2.9.
Per 1 september 2022 is [B] gaan werken voor [X] .
De bestuurder en aandeelhouder van [X] is de heer [C] , die tot en met
31 december 2020 partner was bij [A] . [X] is statutair gevestigd in [vestigingsplaats 2] , en heeft kantoorlocaties in [plaats 1] en in [plaats 2] .
2.10.
[B] heeft de besloten vennootschap Stenen B.V. opgericht, die hij op
21 september 2022 heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. [B] werkt via deze B.V. voor [X] op basis van een maandelijkse beloning van € 7.500,00 exclusief BTW. Daarnaast is afgesproken dat aan [B] op korte termijn om niet 20% van de aandelen wordt overgedragen.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[A] vordert - samengevat – dat de kantonrechter in kort geding:
I. [B] verbiedt het concurrentiebeding te overtreden, of hem te veroordelen tot nakoming van het beding;
II. [B] te verbieden om werkzaam of betrokken te zijn bij [X] en/of hem te bevelen zijn werkzaamheden en betrokkenheid bij [X] te staken en gestaakt te houden;
III. het gevorderde onder I en II toe te wijzen op straffe van een dwangsom van
€ 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 25.000,00;
IV. [B] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de verbeurde boetes, tot op heden € 35.000,00, te vermeerderen met € 500,00 vanaf datum dagvaarding tot aan datum vonnis, terzake overtreding van het concurrentiebeding;
V. [B] te veroordelen in de kosten van de procedure, en in de nakosten.
Daaraan legt [A] het volgende ten grondslag. Op grond van het concurrentiebeding mag [B] tot één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst niet direct of indirect als makelaar werkzaam zijn in Twente. Dat is bij de schikking tussen partijen nogmaals expliciet benoemd. [B] is vanaf 1 september 2022 werkzaam voor [X] , een bedrijfsmakelaar met diensten als taxatie & advies en beleggingen. [X] heeft ook een kantoor in [plaats 2] en is in dezelfde markt in Twente actief als [A] . De eigenaar de heer [C] is als partner vertrokken bij [A] en tussen de voormalige partners speelt nog een geschil waarover een rechtbankprocedure loopt. Hoewel [X] ook een kantoor heeft in [vestigingsplaats 2] , betreft het overgrote deel van de portefeuille panden in de regio Twente. [X] is een directe concurrent van [A] .
Na het vertrek van [B] heeft [A] geruchten vernomen dat hij als makelaar bij [X] actief is in de regio Twente. Onderzoek door onder meer een privédetective heeft dat bevestigd. Op 26 oktober 2022 heeft [B] een bezichtiging gedaan bij een bedrijfsobject in Oldenzaal. Ook heeft hij zich jegens een geïnteresseerde kenbaar gemaakt als makelaar van dit pand en hij heeft aangegeven ook andere objecten in Twente te kunnen bespreken. Tegen een andere geïnteresseerde heeft hij zich kenbaar gemaakt als de makelaar van een pand in Enschede.
Verder is gebleken dat hij de gehele week werkt op het kantoor in [plaats 2] , zijn auto staat daar vaak op de parkeerplaats.
Door deze handelswijze wordt het bedrijfsdebiet van [A] afgebroken. [A] heeft [B] opgeleid; hij was al voor zijn afstuderen in dienst en hem is alles geleerd over de bedrijfsvoering van de onderneming. Omdat men [B] een partnerschap aan wilde bieden, heeft hij inzage gehad in allerlei financiële gegevens. [A] vermoedt dat het downloaden van alle gegevens, vlak voor het indienen van ontslag, met voorbedachten rade is gebeurd met de bedoeling [X] van informatie te voorzien.
[B] is aangeschreven over de overtredingen; hij stelt het non concurrentiebeding wel te respecteren en alleen te werken voor de Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer. Op de kantoorlocatie in [vestigingsplaats 2] , een bedrijfsverzamelgebouw, zijn echter de laatste maanden geen activiteiten waargenomen en [B] is er nooit gezien. Kennelijk wordt geprobeerd de geldende afspraken op slinkse wijze te omzeilen. Omdat het boetebeding kennelijk voor [B] onvoldoende prikkel is, wordt nu ook nog een dwangsom gevorderd.
3.2.
[B] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, matigen van de verbeurde boetes tot nihil, afwijzing van de dwangsommen en veroordeling van [A] in de kosten van de procedure.
3.3.
In reconventie vordert [B] dat de kantonrechter het concurrentiebeding schorst per 1 september 2022, met veroordeling van [A] in de kosten van deze procedure. [B] stelt dat hij redelijkerwijs niet aan het beding kan worden gehouden. Er is al een relatiebeding met bij behorende lijst afgesproken en de belangen van [A] zijn dus al voldoende beschermd. Dat er in hem is geïnvesteerd door de werkgever is in dit kader niet relevant. De bedrijfsgegevens waren gedownload vanwege een geplande vakantie vanaf half juli; [B] zou gaan zeilen op de Waddenzee en wilde tijdens de vakantie zoals altijd doorwerken. Omdat hij verwachtte dat de internetverbinding niet goed zou zijn, besloot hij alle bedrijfsgegevens te downloaden. Nadat het downloaden was afgerond op donderdag 23 juni, heeft hij zich echter bedacht en besloten om op 24 juni zijn ontslag in te dienen.
De gegevens zijn van de computer verwijderd, zoals een onafhankelijke partij ook heeft gecontroleerd. Dat hij ontslag heeft genomen heeft [A] aan zichzelf te wijten, gezien de wijze waarop er is onderhandeld over toekomstig partnerschap. Dat er buiten Twente genoeg werk is voor [B] klopt niet; hij woont en werkt zijn hele leven in Twente en heeft daar zijn netwerk opgebouwd dat van belang is om te functioneren als makelaar. Daarom lukt het tot nu toe ook niet om een object buiten Twente te verkrijgen en de werkzaamheden in de Stedendriehoek zijn niet succesvol gebleken. [B] heeft dus veel belang bij schorsing van het beding zodat hij zich kan richten op de Twentse markt. Hij heeft ook belang bij het voortzetten van zijn werkzaamheden omdat hij meer verdient dan hij bij [A] verdiende.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Vooropgesteld wordt dat beide partijen spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. [A] wil graag dat er op zo kortst mogelijke termijn een einde komt aan de in haar ogen onrechtmatige concurrentie en [B] wil graag zijn werkzaamheden bij [X] blijven verrichten, maar loopt daarbij het risico dat hij de aan het non concurrentiebeding gekoppelde boete verschuldigd is.
4.2.
[A] heeft daags voor de zitting nog producties in het geding gebracht. [B] heeft daartegen bezwaar gemaakt omdat het late tijdstip van indienen in strijd zou zijn met de goede procesorde. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de stukken buiten behandeling te laten; er is voor de zitting voldoende tijd geweest en tijdens de zitting heeft [B] gelegenheid gehad om er op te reageren.
4.3
Voor toewijzing van de vorderingen in dit kort geding, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.4.
In de dagvaarding onder I wordt gevorderd om [B] te verbieden het concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst te overtreden, althans [B] te veroordelen tot nakoming van dat beding.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat in de arbeidsovereenkomst een geldig concurrentiebeding is overeengekomen. Ook de formulering ervan staat niet ter discussie. In de schikking die na het vertrek van [B] is getroffen hebben partijen nogmaals uitdrukkelijk vastgelegd dat [B] aan het beding is gebonden. [B] liet zich in die periode ook bijstaan door een advocaat zodat er vanuit mag worden gegaan dat hij zich heeft laten adviseren en zich bewust was van de betekenis van het beding.
4.5.
[B] stelt echter dat hij door het beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van [A] , en vordert daarom in reconventie dat het beding moet worden geschorst per 1 september 2022. Er moet dus in dit kort geding een afweging worden gemaakt tussen de belangen van [B] bij schorsing van het beding en de belangen van [A] bij onverkorte handhaving ervan.
Het belang van [A] bij handhaving is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evident. Daarbij is van belang dat de onderneming [X] moet worden beschouwd als een directe concurrent van [A] , voor zover het betreft de markt voor bedrijfsmakelaardij in Twente. Beide bedrijven houden kantoor in [plaats 2] en hebben vergelijkbaar vastgoed in de portefeuille. Verder is aannemelijk dat [B] tijdens zijn dienstverband bij [A] inzage heeft gehad in alle althans veel concurrentiegevoelige informatie. Het gaat daarbij onder meer om tarieven, een in de loop der tijd opgebouwde databank over de markt voor bedrijfsvastgoed in Twente, kennis over het netwerk van [A] en haar strategie om dat te behouden en uit te breiden, informatie over toekomstige ontwikkelingen, de einddatum van lopende huurcontracten, en alle in het verleden gemaakte taxatierapporten. Die kennis heeft [B] voornamelijk verworven doordat hij daarvoor gedurende jaren de kans en de gelegenheid heeft gekregen bij [A] . Deze informatie is in de zeer concurrerende makelaarsmarkt van groot belang, zeker nu er veel aanbieders zijn en het erom gaat de concurrentie altijd net voor te zijn. Het moge duidelijk zijn dat [A] er alles aan is gelegen deze informatie en kennis binnen haar onderneming te houden. Juist daarvoor is het concurrentiebeding aangegaan. Het is daarom aannemelijk dat door de indiensttreding van [B] bij [X] de concurrentiepositie van [A] wordt geschaad.
[A] heeft dus een gerechtvaardigd belang bij instandhouding van het beding. Van oneigenlijk gebruik van het beding omdat [A] teleurgesteld is over het vertrek van [B] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Dat [A] de verrichtingen van [B] met enige achterdocht volgen is overigens wel begrijpelijk gezien de ontdekking dat hij voor vertrek alle bedrijfsgegevens heeft gedownload. De verklaring die [B] daarvoor heeft gegeven is ontoereikend. Het is niet geloofwaardig dat een werknemer vanaf 18 juni, ten behoeve van een vakantie vanaf 14 juli, zonder overleg met zijn werkgever, vanaf zijn computer thuis álle bedrijfsgegevens zou downloaden, zowel alle dossiers als de algemene zaken, alleen met het doel om tijdens het zeilen op de Waddenzee te kunnen doorwerken. Ook het feit dat dit alles gebeurde vlak voor het indienen van het ontslag geeft te denken. Dat hij zich tijdens het downloaden plotseling heeft bedacht over zijn toekomst bij [A] is eveneens onwaarschijnlijk, nu er in de ontslagbrief staat
‘over het indienen van mijn ontslag heb ik uitvoerig nagedacht’.
Tegenover het belang van [A] staat het belang van [B] om niet te worden beperkt in zijn recht op vrije arbeidskeuze. Bij de weging daarvan speelt een rol dat [B] gelet op zijn opleidings- en werkniveau geacht moet worden het beding welbewust te zijn aangegaan. Ook is relevant dat hij zelf zijn arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Volgens hem zou de overstap voor hem een aanzienlijke positieverbetering inhouden, maar dat kan de kantonrechter niet eenvoudig vaststellen. [B] is nu immers werkzaam als zelfstandige en het ontvangen maandelijks bedrag is dan weliswaar hoger dan zijn maandsalaris was, maar voorziet niet in aanspraak op werknemersverzekeringen of opbouw van pensioenrechten. Ook ontving hij bij [A] aanzienlijke bedragen aan bonus, voor het jaar 2021 ruim € 48.000,- bruto. Verder stelt [B] wel dat [X] hem om niet aandelen wil verschaffen, maar dat is verder niet onderbouwd en er is geen zicht op welke inkomsten daar uit zullen voortvloeien.
[B] voert ook aan dat het onredelijk is dat handhaving van het beding betekent dat hij op dit moment alleen buiten Twente zou kunnen solliciteren, waar hij weinig kans maakt omdat hij daar niet over het voor een makelaar vereiste netwerk beschikt. Ook dit argument wordt gepasseerd; het opbouwen van een netwerk in een nieuwe regio zal weliswaar lastig zijn maar niet onmogelijk. [B] benadrukt zelf steeds dat zowel [A] als [X] buitengewoon tevreden zijn over zijn capaciteiten en inzet, zodat aannemelijk is dat ook andere werkgevers – buiten Twente - hem een kans willen geven.
Bovendien geldt hier opnieuw dat hij bewust getekend heeft voor het beding en heeft het beding vanaf heden nog maar een beperkte looptijd.
Gelet op al het voorgaande, de belangen van partijen tegen elkaar afwegend, acht de kantonrechter het niet waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [B] onbillijk wordt benadeeld door handhaving van het beding.
De vordering tot schorsing van het beding zal daarom worden afgewezen en het beding blijft dus in stand. Nu het beding in stand blijkt spreekt het voor zich dat [B] het beding niet mag overtreden en het in de dagvaarding onder I gevorderde verbod om het beding te overtreden zal worden toegewezen.
4.6.
Vervolgens ligt de vraag voor of het aannemelijk is dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [B] met zijn werkzaamheden bij [X] het non-concurrentiebeding overtreedt, en zo ja of hij daarmee boetes heeft verbeurd.
Daarbij is van belang dat de onderneming [X] zoals reeds overwogen moet worden beschouwd als een directe concurrent van [A] , voor zover het betreft de markt voor bedrijfsmakelaardij in Twente. Beide bedrijven houden kantoor in [plaats 2] en hebben vergelijkbaar vastgoed in de portefeuille.
Dat [B] zich in zijn werk bij [X] alleen bezig houdt met vastgoed buiten de regio Twente is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk. [A] heeft erop gewezen en [B] heeft zelf erkend dat de vastgoedportefeuille in de Stedendriehoek heel beperkt is en dat het [B] tot nu toe slecht lukt om daar iets op te bouwen. Dat hij zich de volledige werkweek bezig houdt met objecten buiten Twente is onwaarschijnlijk.
Daar komt bij dat is komen vast te staan dat [B] wel actief is binnen het kantoor van [X] met betrekking tot verschillende objecten binnen Twente. Op 25 oktober 2022 heeft hij een bezichtiging gedaan van een pand aan de Elsmorsweg in Oldenzaal. Ook heeft [B] niet betwist dat hij op 1 november 2022 contact heeft gehad met een geïnteresseerde voor datzelfde pand in Oldenzaal; [B] heeft hem gezegd dat men al bezig was met een andere kandidaat maar dat hij wel andere objecten in Twente met hem zou kunnen bespreken.
Op 2 november 2022 heeft iemand bij [X] gevraagd om te worden teruggebeld over een pand aan de Olieslagweg in Enschede: het was [B] die vervolgens contact heeft opgenomen en later per e-mail nog een pand aan de Ir. Schiffstraat in Enschede onder de aandacht heeft gebracht.
Voorgaande zaken vormen een overtreding, waarvoor op grond van artikel 13 een boete van
€ 2.500,00 per keer verschuldigd is, te vermeerderen met € 500,00 per dag dat de overtreding voortduurt. Het verweer dat het incidentele werkzaamheden zouden zijn, om even iets waar te nemen voor een collega, zal worden gepasseerd. [B] weet zelf heel goed wat hij wel en niet mag doen en moet zelf jegens zijn werkgever of opdrachtgever aangeven wat hij wel of niet kan doen.
[B] werkte in ieder geval in de periode van 25 oktober tot en met 1 november voor het object in Oldenzaal en op 2 november voor een object in Enschede. De verbeurde boete zal worden bepaald op € 2.500,00 plus (6 x € 500,00 = € 3.000) dus € 5.500,00.
Het enkele feit dat de auto van [B] regelmatig geparkeerd staat bij het kantoor in Enschede levert op zichzelf nog geen overtreding van het beding op. Het is immers niet zozeer van belang op welke plaats kantoorwerkzaamheden worden verricht als wel op welke regionale markt die werkzaamheden betrekking hebben.
Omdat de werkzaamheden van [B] bij [X] in ieder geval gedeeltelijk (namelijk voor zover ze te maken hebben met de regio Twente) in strijd zijn met het beding zal het verbod worden toegewezen, met dien verstande dat [B] zijn werkzaamheden en betrokkenheid bij [X] dient te staken
voor zover deze betrekking hebben op de regio Twente.Het staat [B] dus wel vrij om voor [X] te werken, maar enkel en alleen terzake vastgoed dat buiten Twente is gelegen. Hij mag ook geen indirecte werkzaamheden verrichten voor [X] , die verband houden met of ten gunste komen aan de vastgoedmarkt binnen Twente.
4.7.
Er is geen aanleiding voor toewijzing van dwangsommen. Hieronder zal [B] al worden veroordeeld tot betaling van boetes en hij is nu gewaarschuwd: aangenomen wordt dat [B] verstandig genoeg zal zijn om tot 1 augustus 2023 iedere verdere overtreding achterwege te laten om nieuwe boetes en procedures te voorkomen.
Tot nu is € 5.500,00 aan boetes verbeurd, [B] zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
4.8
Nu de vorderingen van [A] in overwegende mate zijn toegewezen en de vorderingen van [B] zijn afgewezen, zal [B] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 711,33 (waarin begrepen een bedrag van € 103,33 voor dagvaardingskosten, € 128,00 voor griffierecht en € 480,00 aan salaris gemachtigde).
De gevorderden nakosten zullen worden toegewezen. Deze worden conform landelijk beleid begroot op een half salarispunt, zijnde € 120,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie en in reconventie
5.1.
verbiedt [B] om het overeengekomen non-concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst te overtreden;
5.2.
verbiedt [B] om werkzaam of betrokken te zijn bij [X] voor zover het werk direct of indirect betrekking heeft op onroerend goed in en/of werkzaamheden ten behoeve van de portefeuille in Twente;
5.3.
veroordeelt [B] tot betaling aan [A] tot € 5.500,00 wegens tot nu verbeurde boetes;
5.4.
veroordeelt [B] in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op € 711,33.
5.5.
begroot de nakosten op € 120,00.
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Louter, kantonrechter, op 12 december 2022.
(RS(O)