ECLI:NL:RBOVE:2022:3690

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
9872092 \ CV EXPL 22-1796
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van krediet door gedaagde partijen aan Qredits

In deze zaak vordert de stichting Qredits Microfinanciering Nederland (hierna: Qredits) van gedaagde partijen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], betaling van een krediet dat gedaagde 1 heeft ontvangen. Gedaagde 1 heeft op 7 maart 2017 een geldleningsovereenkomst gesloten met Qredits voor een bedrag van € 22.500,00, dat in maandelijkse termijnen moest worden terugbetaald. Gedaagde 1 erkent de schuld, maar stelt dat een deel van de vordering op GEXA, de borgsteller, moet worden verhaald. Gedaagde 2 is niet verschenen in de procedure. De kantonrechter heeft op 6 december 2022 geoordeeld dat gedaagde 1 gehouden is het geleende bedrag terug te betalen, ondanks zijn financiële problemen. De vordering van Qredits is grotendeels toegewezen, waarbij gedaagde 1 is veroordeeld tot betaling van € 25.000,00 en gedaagde 2 tot betaling van € 22.500,00, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en beide gedaagden in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9872092 \ CV EXPL 22-1796
Vonnis van 6 december 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING QREDITS MICROFINANCIERING NEDERLAND,
gevestigd in Almelo,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.A. Roos,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende in [woonplaats]
gedaagde partij,
procederend in persoon
2.
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Eisende partij wordt hierna Qredits genoemd. Gedaagde partijen zullen gezamenlijk
[gedaagde c.s.] worden genoemd en zo nodig ieder afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] ,
- het tussenvonnis van 28 juni 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging aanvullende stukken van Qredits,
- de mondelinge behandeling die op 26 september 2022 is gehouden via een digitale verbinding (Teams) en waarvan aantekeningen zijn bijgehouden door de griffier.
1.2.
Omdat Qredits na de mondelinge behandeling heeft laten weten dat zij de zaak niet laat doorhalen, heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen. De beslissing en de toelichting daarop deelt zij vandaag mee in dit vonnis.

2.Inleiding

2.1.
Kort samengevat gaat het in deze zaak om de vraag of [gedaagde c.s.] gehouden zijn om het krediet dat [gedaagde 1] van Qredits heeft ontvangen, terug te betalen. Omdat [gedaagde 1] de geldlening erkent en [gedaagde 2] niet is verschenen, zal de kantonrechter de vorderingen van Qredits jegens hen grotendeels toewijzen.

3.De feiten

3.1.
Qredits is een stichting die ondernemers kleine bedrijfskredieten (microfinanciering) verstrekt.
3.2.
[gedaagde 1] heeft, handelend onder de naam [Z Telefonie] – en in de uitoefening van een bedrijf – op 7 maart 2017 een geldleningsovereenkomst gesloten met Qredits. Op grond van die overeenkomst heeft Qredits aan [gedaagde 1] € 22.500,00 geleend, welk bedrag [gedaagde 1] in vijf jaar diende terug te betalen in maandelijkse termijnen van € 464,34, ingaande 25 juni 2017.
3.3.
[gedaagde 1] is de geldleningsovereenkomst aangegaan zodat hij een eigen onderneming kon starten als franchise van Mobile Service Center in [plaats] . Bestuurder van Mobile Service Center is GEXA Holding B.V., waarvan de heer [X] op zijn beurt bestuurder is.
3.4.
GEXA heeft op 7 maart 2017 met Qredits een borgstellingsovereenkomst gesloten. GEXA heeft zich met deze overeenkomst bereid verklaard zich voor [Z Telefonie] borg te stellen voor al hetgeen Qredits van [Z Telefonie] te vorderen heeft, te weten tot een bedrag van maximaal € 10.000,00, te vermeerderen met alle renten, invorderings- en proceskosten die in rekening kunnen worden gebracht.
3.5.
Daarnaast heeft [gedaagde 2] zich borg gesteld voor de geldleningsovereenkomst tussen Qredits en [gedaagde 1] . [gedaagde 2] heeft zich met deze overeenkomst bereid verklaard zich voor [Z Telefonie] borg te stellen voor al hetgeen Qredits van [Z Telefonie] te vorderen heeft, te weten tot een bedrag van maximaal € 22.500,00, te vermeerderen met rente en kosten als bedoeld in artikel 7:856 BW.
3.6.
[gedaagde c.s.] zijn echtgenoten, maar liggen momenteel in scheiding.

4.Het geschil

4.1.
Qredits vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde c.s.] tot betaling van
€ 28.688,60, welk bedrag als volgt is opgebouwd:
I. een bedrag van € 23.903,75 aan hoofdsom,
II. een bedrag van € 6.407,86 aan overeengekomen rente tot 5 mei 2022;
III. een bedrag van € 1.226,99 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw;
IV. een bedrag van € 2.850,00 is in mindering gebracht;
4.2.
Om haar moverende redenen matigt Qredits haar vordering tot € 25.000 (‘met behoud van het recht op het meerdere’), te vermeerderen met de contractuele rente van 8,75% per jaar over € 22.500,00 vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en vergoeding van de proceskosten.
4.3.
Aan haar vordering heeft Qredits het volgende ten grondslag gelegd. Op het moment van dagvaarden bedroeg het uit hoofde van de lening terug te betalen bedrag nog
€ 22.510,73. Omdat de overeengekomen aflossingen niet hebben plaatsgevonden, is de volledige hoofdsom op grond van artikel 9 van de Algemene Kredietvoorwaarden behorende bij de geldleningsovereenkomst inmiddels opeisbaar. De gemachtigde van Qredits heeft [gedaagde c.s.] bij brief van 3 december 2020 een redelijke termijn gegeven om alsnog aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. [gedaagde c.s.] hebben hier niet aan voldaan.
4.4.
[gedaagde 1] voert verweer. [gedaagde 1] heeft de vordering erkend, maar hij is van mening dat – op grond van de borgstellingsovereenkomst – een deel (€ 10.000,00) van de vordering op GEXA moet worden verhaald. Verder stelt [gedaagde 1] dat hij wegens financiële problemen de aflossingen niet heeft kunnen betalen. Die problemen zijn ontstaan door het handelen van [X] . [gedaagde 1] heeft zich ook tot de Stadsbank gewend voor een WSNP aanvraag, omdat hij momenteel meerdere schulden heeft.

5.De beoordeling

Gedaagde [gedaagde 1]

5.1.
De kantonrechter overweegt als volgt.
5.2.
Omdat [gedaagde 1] de geldleningsovereenkomst met Qredits is aangegaan, is [gedaagde 1] in beginsel gehouden om het geleende bedrag terug te betalen, ook nu hij financiële problemen heeft. [gedaagde 1] heeft dat ook erkend.
5.3.
Het verweer van [gedaagde 1] waarin hij verwijst naar GEXA, gaat niet op. Uit de borgstellingsovereenkomst met GEXA blijkt dat GEXA zich voor [Z Telefonie] borg heeft gesteld voor een maximumbedrag van € 10.000,00. Dat betekent dat Qredits zich tot GEXA kan wenden om betaling te vragen. Dat heeft Qredits ook gedaan, maar met beperkt resultaat. De borgstellingsovereenkomst betekent niet dat [gedaagde 1] zelf niet langer gehouden zou zijn tot betaling. [gedaagde 1] blijft als contractspartij volledig aansprakelijk voor het volledige geleende bedrag.
5.4.
Voor het overige heeft [gedaagde 1] geen verweer gevoerd. De vorderingen op [gedaagde 1] zijn daarom toewijsbaar. Omdat Qredits haar vordering beperkt tot € 25.000,00, zal dat bedrag jegens [gedaagde 1] worden toegewezen.
[gedaagde 2]
5.5.
[gedaagde 2] is, in tegenstelling tot [gedaagde 1] , niet verschenen in deze procedure. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] verklaard dat hij ook verweer voerde namens [gedaagde 2] . De kantonrechter heeft [gedaagde 1] gevraagd om achteraf alsnog een machtiging van [gedaagde 2] te overleggen. [gedaagde 1] heeft dat nagelaten. De kantonrechter stelt daarom vast dat [gedaagde 2] niet zelf of bij gemachtigde in de procedure is verschenen, zodat de kantonrechter tegen [gedaagde 2] verstek verleent. Omdat [gedaagde 1] wel is verschenen en verweer heeft gevoerd, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Burgerlijke Rechtsvordering, één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
5.6.
Uit de borgovereenkomst tussen Qredits en [gedaagde 2] volgt dat [gedaagde 2] zich borg heeft gesteld voor [Z Telefonie] tot een bedrag van € 22.500,- te vermeerderen met rente en kosten als bedoeld in artikel 7:856 BW (artikel 1.1). Qredits vordert in deze procedure betaling van € 25.000,- deels bestaande uit de contractuele rente van 8,75%. Op grond van artikel 7:856 lid 1 BW is de borg slechts wettelijke rente verschuldigd over het tijdvak dat hij/zij zelf in verzuim is. Qredits heeft [gedaagde 2] eerst bij brief van 3 december 2020 verzocht om betaling binnen 15 dagen (productie 4 bij dagvaarding). Omdat [gedaagde 2] daar niet aan heeft voldaan, is zij per 18 december 2020 in verzuim. Eerst vanaf dat moment is [gedaagde 2] daarom wettelijke rente verschuldigd jegens Qredits. Voor het overige komt de vordering van Qredits jegens [gedaagde 2] de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De kantonrechter zal de vorderingen van Qredits jegens [gedaagde 2] dan ook toewijzen tot een bedrag van € 22.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2020.
5.7.
Qredits vordert daarnaast ook van [gedaagde 2] vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van artikel 7:856 lid 2 BW is de borg gehouden de kosten van rechtsvervolging van de hoofdschuldenaar te vergoeden, indien hij tijdig door mededeling van het voornemen tot rechtsvervolging in de gelegenheid is gesteld deze kosten te voorkomen. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het Besluit) van toepassing is en dat Qredits een aanmaning aan [gedaagde 2] heeft gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Ook aan artikel 7:856 lid 2 BW is derhalve voldaan. De kantonrechter zal de aangezegde incassokosten ter hoogte van € 1.014,04 jegens [gedaagde 2] daarom toewijzen.
Slotsom
5.8.
[gedaagde c.s.] worden in deze procedure in het ongelijk gesteld. Zij worden daarom in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Qredits worden begroot op:
- dagvaarding € 134,44
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde €
996,00(2 punten x tarief € 498,00)
Totaal € 2.514,44.
5.9.
Omdat [gedaagde c.s.] hier geen verweer tegen hebben gevoerd en de kantonrechter ook ambtshalve deze vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zullen [gedaagde c.s.] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van alle vorderingen die worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk, zodat indien en voor zover [gedaagde 2] betaalt ook [gedaagde 1] zal zijn bevrijd, om aan Qredits te betalen een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met de contractuele rente ter hoogte van 8,75% per jaar over € 22.500,- met ingang van
6 mei 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover [gedaagde 1] betaalt ook [gedaagde 2] zal zijn bevrijd, om aan Qredits te betalen een bedrag van € 22.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover [gedaagde 1] betaalt ook [gedaagde 2] zal zijn bevrijd, om aan Qredits te betalen een bedrag van € 1.014,04 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.4.
veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Qredits tot op heden begroot op € 2.514,44,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022. (ST)