ECLI:NL:RBOVE:2022:3689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
9871372 \ CV EXPL 22-1078
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor werkzaamheden aan auto’s in het kader van een vriendendienst

In deze civiele procedure vordert eiser betaling van twee facturen voor werkzaamheden die hij heeft verricht aan de auto’s van gedaagde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet verplicht is deze facturen te betalen, omdat de werkzaamheden zijn verricht in het kader van een vriendendienst. De partijen hadden van 2017 tot 2020 een relatie zonder samen te wonen. Eiser, eigenaar van een garagebedrijf, heeft de auto’s van gedaagde APK-gekeurd en onderhouden. Gedaagde betwist dat er een overeenkomst van opdracht was en stelt dat eiser de werkzaamheden uit vriendendienst heeft verricht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de kosten en dat gedaagde niet op de hoogte was van de hoogte van de facturen. Eiser heeft niet kunnen bewijzen dat er een betalingsverplichting bestond. De kantonrechter heeft wel de wettelijke rente toegewezen over een bedrag dat gedaagde aan eiser verschuldigd was voor een boete die eiser had voorgeschoten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 9871372 \ CV EXPL 22-1078
Vonnis van 29 november 2022
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: KamphuisMenderink B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.P. Smit.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2022,
- de mondelinge behandeling van 1 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beslissing samengevat

2.1.
[eiser] vordert in deze procedure betaling van een tweetal facturen voor werkzaamheden die hij heeft verricht aan de auto’s van [gedaagde] . De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] deze facturen niet hoeft te betalen, omdat er sprake was van een vriendendienst.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben van 2017 tot 2020 een relatie gehad zonder te hebben samengewoond.
3.2.
[eiser] heeft een garagebedrijf en heeft de (oude) auto’s van [gedaagde] APK-gekeurd en onderhouden.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.898,91, te vermeerderen met de rente vanaf 10 mei 2022 over € 3.252,52 en de kosten als volgens de wet.
4.2.
[gedaagde] voert verweer.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord is of [eiser] werkzaamheden aan de auto’s van [gedaagde] heeft verricht op grond van een overeenkomst van opdracht of dat sprake is geweest van een vriendendienst.
Het standpunt van [eiser]
5.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft werkzaamheden verricht aan de auto’s (een VW en Citroën Pluriel) van [gedaagde] . Over het onderhoud van de VW heeft [eiser] ter zitting laten weten dat hij [gedaagde] heeft gebeld over wat er gerepareerd moest worden. [eiser] heeft toen geen totaalbedrag genoemd. [gedaagde] was akkoord met de reparaties en later zou gekeken worden naar de betaling. De factuur ten bedrage van € 1.998,05 voor het onderhoud van de VW dateert van 18 februari 2018, maar [eiser] heeft ter zitting laten weten de factuur pas eind 2018 aan [gedaagde] persoonlijk te hebben overhandigd. Volgens [eiser] heeft hij dure onderdelen in de auto geplaatst en kan hij dit niet cadeau doen.
Over het onderhoud van de Citroën Pluriel heeft [eiser] naar voren gebracht dat hij de auto in september 2020 bij [gedaagde] haar ouders heeft opgehaald, omdat de auto op de weg stond zonder APK. [eiser] stelt dat hij aan [gedaagde] een indicatie heeft gegeven wat het zou gaan kosten. [eiser] heeft laten weten dat hij de factuur ten bedrage van € 887,23 van
3 september 2020 een aantal maanden later aan haar heeft gegeven en dat hij toen heeft gezegd dat ze later wel een keer kon betalen. Daarnaast heeft [gedaagde] een boete gehad van het CJIB van € 867,24 en dit bedrag heeft [eiser] voorgeschoten aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft in 2020 een bedrag van € 500,00 aan [eiser] terugbetaald. Ter zitting heeft [eiser] laten weten dat [gedaagde] het resterende bedrag van € 367,24 op 31 oktober 2022 heeft terugbetaald. [eiser] heeft zijn eis ter zitting met dit bedrag verminderd.
Het verweer van [gedaagde]
5.3.
[gedaagde] betwist dat zij gehouden is tot betaling van de facturen. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] uit zichzelf aangeboden om de auto’s van [gedaagde] APK te keuren en waar nodig te onderhouden. [gedaagde] heeft [eiser] ook nooit een opdracht voor de werkzaamheden gegeven. [eiser] heeft [gedaagde] ook niet heeft gewaarschuwd voor de hoge kosten die gemaakt zouden moeten worden om de auto weer APK-klaar te maken. Zou [gedaagde] geweten hebben om welke bedragen het ging, dan had zij mede gelet op haar financiële positie en gelet op de ouderdom en kilometerstand van de auto’s afgezien van de reparatie- en keuringswerkzaamheden. Een factuur heeft [gedaagde] toen ook niet ontvangen en [eiser] heeft tot na het eindigen van de relatie nooit op betaling aangedrongen.
[gedaagde] kreeg op 15 januari 2021 wel een factuur van [eiser] , waarover hij in een Appje het volgende zei:
“je hoeft ook niets te betalen! Het is een overzicht.. als je die auto nog een x wilt verkopen dan kun je laten zien wat er aan is gedaan!”
Over het onderhoud van de VW heeft [gedaagde] ter zitting laten weten dat zij wel telefonisch contact heeft gehad met [eiser] over wat er aan de auto moest gebeuren, maar [eiser] heeft toen niet gezegd wat het zou gaan kosten. Ook over het onderhoud van de Citroën heeft [eiser] niets gezegd over kosten. [gedaagde] stelt dat [eiser] de auto bij haar ouders heeft opgehaald zonder overleg en dat zij daardoor overdonderd was. [gedaagde] heeft geen factuur gezien voor het onderhoud van de Citroën. Deze factuur van 3 september 2020 heeft [gedaagde] voor het eerst gezien toen de relatie over was. [gedaagde] heeft ter zitting laten weten dat de materiaalkosten voor de auto intern zijn verrekend tijdens de duur van de relatie, omdat [gedaagde] ook heeft betaald voor bijvoorbeeld weekenden weg.
Overeenkomst van opdracht of vriendendienst?
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat zij met [eiser] een overeenkomst heeft gesloten op grond waarvan [eiser] tegen betaling werkzaamheden zou verrichten aan de auto’s van [gedaagde] . De kantonrechter acht daartoe het volgende van belang. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] de auto’s van [gedaagde] heeft gerepareerd toen partijen nog een relatie met elkaar hadden en dat de discussie over betaling pas is ontstaan nadat de relatie over was. [gedaagde] heeft betwist dat [eiser] heeft gewaarschuwd voor de hoge kosten van de reparaties en [eiser] heeft zelf ter zitting ook laten weten dat hij geen totaalbedrag heeft genoemd voor het onderhoud van de VW. [eiser] heeft het standpunt van [gedaagde] ook niet weersproken dat zij zou hebben afgezien van de reparatie- en keuringswerkzaamheden als zij had geweten om welke bedragen het ging, gelet op haar financiële positie en gelet op de ouderdom en kilometerstand van de auto’s. [eiser] heeft juist bevestigd dat het om oude auto’s ging en dat [gedaagde] financieel vaak krap zat.
5.5.
Verder heeft [gedaagde] betwist dat zij de facturen vlak na de factuurdatum heeft ontvangen. Volgens [gedaagde] heeft zij de facturen pas ontvangen nadat de relatie over was. [eiser] heeft daarover ook gesteld dat hij de facturen pas maanden later aan [gedaagde] heeft gegeven, terwijl hij normaal altijd facturen binnen veertien dagen aan zijn klanten zou versturen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan hieruit ook worden afgeleid dat partijen geen overeenkomst van opdracht hebben gesloten. Bovendien stelt [gedaagde] dat zij vlak na het ontvangen van de factuur op 15 januari 2021 een WhatsAppbericht van [eiser] heeft gekregen waarin hij zegt dat [gedaagde] niets hoeft te betalen. Dat dit bericht zou zien op andere facturen is de kantonrechter niet gebleken, nu [eiser] heeft gezegd geen andere factuur dan deze onderhavige twee aan [gedaagde] te hebben gestuurd. Uit het WhatsAppbericht leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] mocht begrijpen dat zij niet hoefde te betalen voor de werkzaamheden aan de auto’s.
Nu [eiser] stelt dat er tussen partijen een overeenkomst van opdracht bestaat waaruit een betalingsverplichting voortvloeit en [gedaagde] dit gemotiveerd heeft betwist door te stellen dat het om een vriendendienst ging, rust op hem de bewijslast daarvan. [eiser] heeft echter ter zitting verklaard niet te kunnen bewijzen dat [gedaagde] hem deze opdracht heeft gegeven en de kantonrechter acht een bewijsopdracht dan ook niet zinvol.
Wettelijke rente
5.6.
Niet in geschil is dat [gedaagde] gehouden was tot betaling van een bedrag van € 367,24 aan [eiser] , omdat hij de boete van het CJIB aan haar heeft voorgeschoten. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] dit bedrag pas een dag voor de zitting, op 31 oktober 2022, heeft betaald. Voor de toewijsbaarheid van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW is vereist dat sprake is van voldoening van een geldsom en dat de schuldenaar met de voldoening van die geldsom in verzuim is. [eiser] heeft niet gesteld vanaf wanneer [gedaagde] precies in verzuim is geweest. De kantonrechter kan dit ook niet vaststellen aan de hand van de brief van 1 maart 2021, omdat [eiser] niet heeft gesteld wanneer deze brief bij [gedaagde] is bezorgd of door haar is ontvangen. Dit betekent dat de wettelijke rente over € 367,24 wordt toegewezen met ingang van 10 mei 2022 (de datum van dagvaarding) tot de dag van volledige betaling (31 oktober 2022). De kantonrechter wijst de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW toe en niet de wettelijke handelsrente, nu [eiser] de werkzaamheden destijds heeft verricht als de partner van [gedaagde] .
Proceskosten
5.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 367,24 vanaf 10 mei 2022 tot 31 oktober 2022,
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2022.