ECLI:NL:RBOVE:2022:3688

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
C/08/288024 / KG ZA 22-238
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning na overlijden van de eigenaar

In deze zaak vorderen de eiseressen, dochters van de overleden eigenaar van een woning, de ontruiming van de woning door de gedaagde, die zonder recht of titel in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin de eiseressen de gedaagde hebben aangeklaagd voor ontruiming. De gedaagde is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd. De eiseressen hebben de nalatenschap van hun moeder, die op 19 september 2022 is overleden, zuiver aanvaard, waardoor zij gezamenlijk eigenaar zijn geworden van de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming gegrond is, omdat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verlaten, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 10.000,00. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld om alle inboedelgoederen in de woning achter te laten en enkel zijn persoonlijke eigendommen te ontruimen. De kosten van de procedure zijn voor de gedaagde, die als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/288024 / KG ZA 22-238
Vonnis in kort geding van 8 december 2022
in de zaak van

1.[Eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
advocaat: mr. A.J.A. Assink te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk [Eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] genoemd worden en gezamenlijk [eiseressen] (meervoud). Gedaagde zal hierna [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 november 2022 met 12 producties,
  • de mondelinge behandeling van 24 november 2022,
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseressen] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt om de woning zoals nader (kadastraal) beschreven onder punt 1 van de dagvaarding, uiterlijk binnen drie dagen na betekening van het vonnis te verlaten, de woning ter vrije beschikking van [eiseressen] te stellen onder afgifte van de sleutels en reservesleutels van de woning en de erfafscheiding, en niet in de woning terug te keren, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 50.000,00,
II. [gedaagde] gebiedt om bij het verlaten van de woning alle inboedelgoederen en persoonlijke goederen/zaken van moeder/erflater, waaronder de gehele inboedel, in de woning achter te laten en deze op deze wijze aan [eiseressen] af te geven en enkel zijn persoonlijke eigendommen te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,00,
III. [eiseressen] machtigt bij gebreke van volledige voldoening door [gedaagde] aan het onder I en II gevorderde, deze verlating en ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [gedaagde] ,
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de griffierechten en een bedrag aan salaris voor de advocaat van [eiseressen] , alsmede de nakosten van € 163,00 (zonder betekening) en € 248,00 (met betekening) voor afwikkeling van het dossier na dit vonnis,
V. voor het overige een beslissing neemt zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren.
2.2.
[eiseressen] leggen aan hun vordering -kort gezegd- het volgende ten grondslag. [eiseressen] zijn de dochters van [X] . [X] is op 19 september 2022 overleden. [eiseressen] hebben de nalatenschap van hun moeder zuiver aanvaard. Van de nalatenschap maakt deel uit de woning aan [het adres] te [plaats] (hierna: de woning). Door het overlijden van [X] en de zuivere aanvaarding van de nalatenschap door [eiseressen] zijn [eiseressen] gezamenlijk eigenaar geworden van de woning. In 2013 heeft [X] een relatie gekregen met [gedaagde] . [gedaagde] verblijft zonder recht of geldige titel in de woning.
2.3.
[gedaagde] is niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen [gedaagde] verstek zal worden verleend.
3.2.
Gelet op de aard van de vorderingen hebben [eiseressen] daarbij voldoende spoedeisend belang.
3.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken persoon kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de betrokken persoon tot ontruiming zal veroordelen.
3.4.
De vordering van [eiseressen] tot ontruiming is gegrond op de stelling dat [gedaagde] zonder recht of titel de woning bewoont. De vordering is door [gedaagde] niet weersproken. De vordering van [eiseressen] komt de voorzieningenrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor. De door [eiseressen] ingenomen stellingen in de dagvaarding vinden steun in de bij de dagvaarding overgelegde producties. De voorzieningenrechter zal het gevorderde dan ook toewijzen, behoudens het navolgende.
3.5.
De verzochte machtiging van [eiseressen] om de ontruiming zelf uit te voeren met behulp van de sterke van politie en justitie zal worden afgewezen, nu dit niet op de wet berust. Artikel 556 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de voorzieningenrechter [eiseressen] zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen. De deurwaarder behoeft geen rechterlijke machtiging om de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
3.6.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als na te melden in het dictum.
3.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseressen] worden begroot op:
-griffierecht € 314,00
-kosten dagvaarding € 127,42
-salaris advocaat €
656,00
Totaal € 1.097,42
3.8.
De nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning staande en gelegen te [plaats] aan [het adres] uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten, de woning ter vrije beschikking van [eiseressen] te stellen onder afgifte van de sleutels en reservesleutels van de woning en de erfafscheiding, en niet in de woning terug te keren, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 10.000,00;
4.2.
gebiedt [gedaagde] om bij het verlaten van de woning alle inboedelgoederen en persoonlijke goederen/zaken van moeder/erflater, waaronder de gehele inboedel, in de woning achter te laten en deze op deze wijze aan [eiseressen] af te geven en enkel zijn persoonlijke eigendommen te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,00;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiseressen] begroot op € 1.097,42;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis plaats heeft gevonden, een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2022. (ef)