ECLI:NL:RBOVE:2022:3673

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
08/996159-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een bedrijf voor het in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van groenafval zonder vergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bedrijf dat werd verdacht van het in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van groenafval zonder de vereiste vergunning. De officier van justitie had gevorderd dat het bedrijf zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 8.000, waarvan € 3.000 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat het bedrijf daadwerkelijk het plantenstrooisel in ontvangst had genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat het bedrijf de ten laste gelegde handelingen had verricht. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de verklaringen van de bestuurder van het bedrijf en de betrokkenheid van andere ondernemingen. De rechtbank concludeerde dat de ten laste gelegde gedragingen niet konden worden toegerekend aan het bedrijf, waardoor het bedrijf werd vrijgesproken van de beschuldigingen. De vraag of het plantenstrooisel als afval in de zin van de Wet milieubeheer kan worden gekwalificeerd, bleef daardoor onbesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/996159-20 (P)
Datum vonnis: 17 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdacht bedrijf] B.V.,
gevestigd aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. van Ieperen en van wat door de bevoegd bestuurder van verdachte, [bestuurder] , naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, opzettelijk zonder vergunning, een project heeft uitgevoerd, dat bestond uit het oprichten en/of het in werking hebben van een inrichting voor het opslaan, verwerken, storten en/of anderszins in de bodem brengen van verontreinigd tomaten- en/of paprikaloof en/of dat verdachte, opzettelijk zonder vergunning, een project heeft uitgevoerd dat geheel of gedeeltelijk bestond uit het veranderen van een inrichting, welke verandering bestond uit het (laten) aanvoeren en/of het opslaan van een grote hoeveelheid verontreinigd plantaardig afval afkomstig van de teelt van tomaten en/of paprika's.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
verdachte in of omstreeks de periode van 9 oktober 2017 tot en met 12 december 2017, althans in of omstreeks de periode van oktober 2017 tot en met december 2017, althans in of omstreeks het jaar 2017, in de gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, opzettelijk zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd, bestaande uit het oprichten en/of in werking hebben van een inrichting op of nabij perceel [adres] te of bij [plaats]
  • voor het opslaan van bedrijfsafvalstoffen (te weten: (met nylon touw en/of plastic clips en/of klemmetjes verontreinigd) plantaardig afval afkomstig van de teelt van tomaten en/of paprika's en/of andere teeltgewassen), die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 kubieke meter of meer en/of
  • voor het verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen (te weten: (met nylon touw en/of plastic clips en/of klemmetjes verontreinigd) plantaardig afval afkomstig van de teelt van tomaten en/of paprika's en/of andere teeltgewassen) en/of
  • voor het storten van afvalstoffen (te weten: (met nylon touw en/of plastic clips en/of klemmetjes verontreinigd) plantaardig afval afkomstig van de teelt van tomaten en/of paprika's en/of andere teeltgewassen) en/of
  • voor het anderszins op of in de bodem brengen van afvalstoffen (te weten: (met nylon touw en/of plastic clips en/of klemmetjes verontreinigd) plantaardig afval afkomstig van de teelt van tomaten en/of paprika's en/of andere teeltgewassen) en/of
  • voor het opslaan van andere dan de onder 1° tot en met 5° genoemde van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen (te weten : (met nylon touw en/of plastic clips en/of klemmetjes verontreinigd) plantaardig afval afkomstig van de teelt van tomaten en/of paprika's en/of andere teeltgewassen) met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.000 kubieke meter of meer
zijnde genoemde inrichting een inrichting, aangewezen in Onderdeel C categorie 28.1 en/of 28.4 van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht
en/of
verdachte in of omstreeks de periode van 9 oktober 2017 tot en met 12 december 2017, althans in of omstreeks de periode van oktober 2017 tot en met december 2017, althans in of omstreeks het jaar 2017, in de gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, opzettelijk zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd dat geheel of gedeeltelijk bestond uit het veranderen en/of veranderen van de werking van een inrichting en/of het - na veranderingen te hebben aangebracht of de werking te hebben veranderd - in werking hebben van die inrichting ten aanzien van die veranderingen en/of die veranderde werking, zijnde genoemde inrichting een inrichting, als bedoeld in Onderdeel C, categorie 8 van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, in elk geval als bedoeld in bijlage I van het Besluit Omgevingsrecht, die was gelegen aan of nabij perceel [adres] te of bij [plaats] , bestaande die veranderingen en/of die veranderde werking uit het - zakelijk weergegeven - het (laten) aanvoeren en/of opslaan van 1378 ton, althans een grote hoeveelheid, met nylon touw en/of plastic clips en/of klemmetjes verontreinigd plantaardig afval afkomstig van de teelt van tomaten en/of paprika's en/of andere teeltgewassen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Inleiding
Uit onderzoek door de politie (team Milieu) in samenwerking met de Fryske Utfieringstsjinst Milieu en Omjouwing (hierna: FUMO) is gebleken dat loof van onder meer tomatenplanten, afkomstig van meerdere Friese groente- en fruittelers, werd geleverd aan bedrijven die niet over de vereiste vergunning beschikten om afval van buiten de inrichting te mogen ontvangen, opslaan, bewerken of verwerken.
In december 2018 is door een verbalisant van de FUMO met kunststoffen verontreinigd loof aangetroffen bij het [bedrijf 1] . De eigenaar van dat bedrijf, [naam] , verklaarde dat hij dit loof had geleverd gekregen van de [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). [bedrijf 2] bleek op te treden als handelaar/secundaire ontdoener van het loof tussen de telers en de uiteindelijke ontvangers. Uit opgevraagde gegevens van het Landelijk Meldpunt Afval (hierna: LMA) bleek vervolgens dat, naast de afgifte van loof aan [naam] , ook afgifte van loof op de locatie [adres] te [plaats] werd gemeld. Op dit adres is, onder meer, verdachte gevestigd. Verder is gebleken dat de [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) optrad als bemiddelaar tussen [bedrijf 2] en de uiteindelijke afnemer van het loof. Naar aanleiding van de bovengenoemde informatie is de politie een nader onderzoek gestart naar (onder meer) verdachte.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het innemen van verontreinigd loof, zonder te beschikken over de vereiste omgevingsvergunning. Zij heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 8.000,00, waarvan € 3.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij is van mening dat hij geen afval, althans verontreinigd loof heeft ingenomen en verwerkt. Het ging om strooisel, bestaande uit schoon tomatenblad. Voordat het strooisel werd gebruikt, werd de geringe hoeveelheid klosjes nylon, die tussen het blad werd aangetroffen, daaruit verwijderd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank heeft uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld.
Uit het dossier komt naar voren, en dat wordt door verdachte ook niet betwist, dat verdachte niet beschikt over een vergunning die maakt dat zij bevoegd is tot het innemen, het opslaan en het verwerken van afval. Ook staat vast dat in de periode van oktober 2017 tot en met december 2017 loof van (onder meer) tomatenplanten werd afgeleverd op de locatie de [adres] .
Blijkens gegevens uit het handelsregister zijn op het adres de [adres] te [plaats] twee ondernemingen gevestigd. Dat zijn verdachte, opgericht in 1977, en de eenmanszaak van [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ), genaamd [bedrijf 4] , opgericht in 1985. Uit de uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt verder dat [bedrijf 4] niet alleen de naam van de eenmanszaak van [bestuurder] is, maar ook één van de handelsnamen van verdachte.
Op de creditfacturen die werden verzonden door de [bedrijf 3] wordt melding gemaakt van de levering van plantenstrooisel. Deze facturen werden gericht aan [bedrijf 4] en de op de facturen vermelde geldbedragen werden overgemaakt op rekeningnummer van verdachte.
Uit gegevens van het LMA blijkt verder dat de [bedrijf 2] melding heeft gemaakt van de levering van een grote hoeveelheid ‘afval van plantaardige weefsels en/of voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal’ aan ‘ [bedrijf 5] ’, gevestigd aan de [adres] te [plaats] . Ter terechtzitting heeft [bestuurder] daarover verklaard dat 40 jaar geleden inderdaad een autosloperij stond ingeschreven aan de [adres] te [plaats] . Dat was destijds een eenmanszaak van [bestuurder] . Het is niet duidelijk geworden of de autosloperij een bedrijfsnummer had om afval te mogen verwerken.
Verder is uit het dossier gebleken dat op 23 oktober 2001 door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijefurd aan [bestuurder] een milieuvergunning werd verleend voor het kunnen uitbreiden van de al bestaande inrichting aan de [adres] te [plaats] , met een stal voor het houden van zoogkoeien en stieren. Zowel verdachte als de eenmanszaak waren destijds al opgericht. In de bij de vergunning behorende ‘Melding Activiteitenbesluit’ is te lezen dat [bestuurder] melding maakt van “het veranderen van het bedrijf [verdacht bedrijf] B.V.” en dat onder ‘bedrijfsgegevens’ de naam van verdachte werd vermeld. Bij die bedrijfsgegevens is ook een nummer vermeld waaronder de onderneming bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven. Echter, dat nummer betreft niet genoemde vennootschap, maar is het nummer waaronder de eenmanszaak [bedrijf 4] in het handelsregister is ingeschreven.
[bestuurder] heeft bij de politie verklaard, voor zover relevant, dat hij tomatenblad heeft ontvangen van [bedrijf 3] en dat hij dat heeft gebruikt als strooisel ter vervanging van stro. Op de vraag wie het plantenstrooisel heeft ontvangen heeft [bestuurder] geantwoord:
“Volgens mij op de eenmanszaak [bedrijf 4] en anders [verdacht bedrijf] B.V. maar dat weet ik niet.”Op de vraag op welke rekening de vergoeding werd ontvangen en op wiens naam deze rekening staat, heeft [bestuurder] geantwoord:
“Ik heb twaalf bankrekeningen. Ik weet niet meer op welke bankrekening het is ontvangen. Ik denk dat het de ABN Amro bank is. Dat is een rekening op naam van [verdacht bedrijf] B.V. Het rekeningnummer eindigt op 530. Ik weet dat niet zeker.”Ter terechtzitting heeft [bestuurder] nogmaals verklaard dat hij niet weet of het strooisel werd geleverd aan de eenmanszaak of aan verdachte.
Overwegingen en conclusies
De rechtbank stelt vast dat verdachte is gevestigd aan het adres aan de [adres] te [plaats] , dat verdachte niet beschikt of heeft beschikt over een vergunning om afval van buiten de inrichting te mogen ontvangen, opslaan, bewerken of verwerken en dat in de periode van oktober 2017 tot en met december 2017 een grote hoeveelheid plantenstrooisel werd geleverd op het adres [adres] te [plaats] .
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat met die levering het plantenstrooisel aan verdachte werd geleverd en verdachte, kort gezegd, dat strooisel in ontvangst heeft genomen en daarmee ook voor het overige heeft gehandeld zoals ten laste is gelegd. Zij overweegt daartoe het volgende.
Zowel de eenmanszaak [bedrijf 4] als verdachte zijn gevestigd op het adres aan de [adres] te [plaats] . Beide ondernemingen maken bovendien gebruik van de naam van de eenmanszaak en de door hen ontplooide bedrijfsactiviteiten zijn volgens de gegevens uit het handelsregister identiek. Op pagina 8 005 van het proces-verbaal JM37 uit zaaksdossier 3 van het onderzoek CETO van 8 april 2021 worden [verdacht bedrijf] B.V. “en/of” de eenmanszaak [bedrijf 4] als verdachte aangemerkt, waarbij is vermeld dat verdachte in dat proces-verbaal wordt aangeduid als “ [bestuurder] ”. Uit dat proces-verbaal en ook overigens uit het dossier kan echter niet worden gedestilleerd of de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden binnen genoemde eenmanszaak, dan wel dat zij plaatsvonden in de sfeer van genoemde rechtspersoon, thans verdachte.
De stelling dat het verdachte was die het plantenstrooisel in ontvangst nam, vindt onvoldoende steun in het dossier. De rechtbank heeft, gelet op de verklaringen van [bestuurder] en het feit dat de eenmanszaak en verdachte dezelfde naam gebruiken en onder dezelfde (handels)naam en met identieke ondernemingsactiviteiten geregistreerd waren, juist aanleiding om daaraan te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank had nader (boeken)onderzoek mogelijk inzichtelijk kunnen maken welke onderneming gevestigd op het adres aan de [adres] te [plaats] de ten laste gelegde handelingen met het strooisel heeft verricht, dan wel dat sprake is van zodanige omstandigheden dat (een of meer van de) tenlastegelegde gedragingen binnen de sfeer van verdachte hebben plaatsgevonden dan wel anderszins aan verdachte kunnen of moeten worden toegerekend. Niet gesteld of gebleken is dat dergelijk onderzoek werd uitgevoerd.
Daarbij komt nog het volgende. Een aanwijzing dat het strooisel aan verdachte werd geleverd, en daarmee dat de verdachte de ten laste legde gedragingen heeft verricht, zou kunnen zijn dat de betalingen voor het ontvangen van het plantenstrooisel werden overgemaakt op de bankrekening van verdachte. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank dit niet van doorslaggevend belang voor het antwoord op de vraag of verdachte de haar verweten gedragingen met betrekking tot het strooisel heeft verricht. Voor de (goederenrechtelijke) overdracht van het strooisel is niet vereist dat de overeengekomen prijs wordt betaald aan de ontvanger van het strooisel. Er kan ook (bevrijdend) worden betaald aan een derde die in plaats van de ontvanger bevoegd is tot het ontvangen van de betaling, bijvoorbeeld in het geval dat de betaling op aanwijzing of verzoek van de schuldeiser (ook) kan plaatsvinden door overmaking op de bankrekening van een derde. De rechtbank is bij deze stand van zaken dan ook van oordeel dat ook het feit dat de bedragen aan verdachte werden overgemaakt zowel op zichzelf als bezien in samenhang met de andere hiervoor genoemde omstandigheden en wat daarover hiervoor is overwogen niet kan leiden tot de conclusie dat verdachte de ontvanger van het strooisel was en daarmee de overige ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene was die de ten laste gelegde gedragingen heeft gepleegd. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat niet kan worden bewezenverklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en zal haar daarvan vrijspreken.
Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, is de rechtbank van oordeel dat de vraag of het (al dan niet verontreinigde) plantenstrooisel kan worden gekwalificeerd als afval in de zin van de Wet milieubeheer, onbesproken kan blijven.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. H. Manuel en
mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2022.
Buiten staat
Mrs. M.S. de Waard en L. Kesteloo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.