ECLI:NL:RBOVE:2022:3671

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
C/08/289024 / KG RK 22-464
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing van de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel inzake verzoek tot wraking

Op 6 december 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van de rechtbank. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar directeur, had eerder in twee andere zaken (zaaknummers ZWO 21/1464 WOB en ZWO 21/2025 WOB) wrakingsverzoeken ingediend, die door de wrakingskamer ongegrond waren verklaard. In haar huidige verzoek stelde de verzoekster dat de wrakingskamer niet conform haar eigen procedureregels had gehandeld en vroeg zij om een integriteitsonderzoek naar de leden van de wrakingskamer. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk was. Dit oordeel was gebaseerd op het Wrakingsprotocol van de rechtbank, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting kan worden afgewezen als het verzoek niet betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of als het verzoek is ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak. De wrakingskamer verklaarde het verzoek ongegrond voor het beroep met zaaknummer ZWO 21/1464 WOB, omdat dit verzoek was ingediend na de beslissing van de eerdere wrakingskamer. Voor het beroep met zaaknummer ZWO 21/2025 WOB werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eerdere wrakingskamer nog niet had beslist op dat verzoek op het moment dat de verzoekster de wrakingskamer had gewraakt. De wrakingskamer concludeerde dat er sprake was van misbruik van recht door de verzoekster.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/289024 / KG RK 22-464
Beslissing van 6 december 2022
in de zaak van
[verzoekster],
gevestigd in [plaats] ,
vertegenwoordigd door [naam] (directeur),
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Bij beslissing van 10 oktober 2022 (zaaknummer: C/08/286697 KG RK 22-405) heeft de wrakingskamer het verzoek van verzoekster tot wraking – in het beroep met zaaknummer ZWO 21/1464 WOB – van “
niet alleen de betrokken personen bij deze zaak maar de Rechtbank Overijssel in zijn geheel” (kennelijk) ongegrond verklaard.
1.2.
Bij beslissing van 22 november 2022 (zaaknummer: C/08/288332 / KG RK 22-446) heeft de wrakingskamer identiek beslist op het verzoek van verzoekster tot wraking – in het beroep met zaaknummer ZWO 21/2025 WOB – van “
niet alleen de betrokken personen bij deze zaak maar de Rechtbank Overijssel in zijn geheel”.
1.3.
Bij separate brieven van 20 november 2022 heeft verzoekster – in beide beroepen – de wrakingskamer gewraakt.

2.De beoordeling

2.1.
Aan haar verzoek tot wraking legt verzoekster ten grondslag dat “
de wrakingskamer niet conform de eigen procedureregels heeft gehandeld en dat daarmee niet alleen de beslissing maar ook de wrakingskamer in zijn geheel in een kwaad daglicht komt te staan.” Aanvullend heeft verzoekster de rechtbank verzocht om een integriteitsonderzoek in te stellen naar de leden en de werkwijze van de wrakingskamer. Als de wrakingskamer voornemens is om het wrakingsverzoek en/of het verzoek om een integriteitsonderzoek geheel of gedeeltelijk af te wijzen, wil verzoekster worden gehoord.
2.2.
Het verzoek is deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
2.3.
In de bestuursvergadering van 10 november 2020 is het “Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel” (hierna: het Wrakingsprotocol) vastgesteld. Het Wrakingsprotocol is op 1 april 2021 in werking getreden en bevat de uitgangspunten die de rechtbank Overijssel in acht neemt bij de behandeling van een verzoek om wraking.
Artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol bepaalt, voor zover hier van belang, dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren:
d. indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan;
e. indien het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of is gericht tegen het hele college;
h. indien het een verzoek tot wraking van de wrakingskamer of één of meer van haar leden betreft en sprake is van evident misbruik van recht.
2.4.
De wrakingskamer begrijpt de stellingen van verzoekster aldus dat zij meent dat zij door de eerdere wrakingskamer ten onrechte niet over haar wrakingsverzoeken is gehoord. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst verzoekster naar informatie over de wrakingsprocedure zoals die op rechtspraak.nl staat vermeld.
2.5.
Anders dan verzoekster kennelijk meent, is de wrakingskamer van oordeel dat zij op grond van artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol bevoegd is om een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting direct ongegrond of niet-ontvankelijk te verklaren als zich één van de situaties als bedoeld in dat artikellid voordoet. Zoals de eerdere wrakingskamer ten aanzien van de hiervoor in 1.1 en 1.2 bedoelde wrakingsverzoeken heeft vastgesteld, zijn deze verzoeken gericht tegen de betrokken personen bij de betreffende beroepszaak en de gehele rechtbank c.q. het hele college en niet tegen de met de behandeling van de zaak belaste rechter(s). Dit is de reden waarom de wrakingsverzoeken met toepassing van artikel 5 lid 2 sub e van het Wrakingsprotocol zonder zitting zijn afgedaan.
Ten aanzien van zaaknummer ZWO 21/1464 WOB
2.6.
Nu het onderhavige verzoek is ingediend nadat door de eerdere wrakingskamer op het (oorspronkelijke) wrakingsverzoek in het beroep met zaaknummer ZWO 21/1464 WOB (in dit geval dus de hoofdzaak) is beslist, leidt dat ertoe dat dat verzoek op de voet van artikel 5 lid 2 sub d van het Wrakingsprotocol ongegrond is.
Ten aanzien van zaaknummer ZWO 21/2025 WOB
2.7.
Daarentegen had de eerdere wrakingskamer op het wrakingsverzoek in het beroep met zaaknummer ZWO 21/2025 WOB nog niet beslist op het moment dat verzoekster de wrakingskamer heeft gewraakt. Dat verzoek is daarom naar het oordeel van de wrakingskamer niet-ontvankelijk. Bovendien is de wrakingskamer van oordeel dat hier sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub h van het Wrakingsprotocol. Door de beslissing niet af te wachten en daardoor niet op de hoogte te zijn van de uitkomst en de afweging van de eerdere wrakingskamer en vervolgens de hele wrakingskamer te wraken, maakt verzoekster misbruik van recht.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart het verzoek ongegrond, voor zover dit ziet op het beroep met zaaknummer ZWO 21/1464 WOB;
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk, voor zover dit ziet op het beroep met zaaknummer ZWO 21/2025 WOB.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A. van Holten, J.H.M. Hesseling en A. Smedes, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022. (PS)
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.