Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 8 november 2022.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vorderde de maatschap [X] betaling van declaraties van juridische bijstand aan [gedaagde] in het kader van een echtscheidingsprocedure. De kantonrechter heeft op 6 december 2022 uitspraak gedaan, waarbij de vordering van [eiser] werd afgewezen. De procedure begon met een tussenvonnis op 13 september 2022, gevolgd door een akte van [eiser] op 3 november 2022 en een mondelinge behandeling op 8 november 2022. De kern van het geschil was of [gedaagde] nog een bedrag van € 7.563,56 aan [eiser] verschuldigd was. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] onvoldoende had aangetoond dat [gedaagde] deze bedragen nog moest betalen. De kantonrechter merkte op dat [eiser] niet had voldaan aan haar substantiëringsplicht, omdat zij geen verweren van [gedaagde] had vermeld in de dagvaarding. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering niet kon worden toegewezen. De kantonrechter wees ook op de verjaring van de vordering en concludeerde dat deze was gestuit door een herinneringsbrief van [eiser]. Uiteindelijk werd de vordering afgewezen en werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] op nihil werden begroot.