ECLI:NL:RBOVE:2022:3633

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
9750157 \ CV EXPL 22-585
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werknemer voor schade door omgezaagde boom tijdens werkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel geoordeeld over de aansprakelijkheid van een werknemer, [X], voor schade die is ontstaan door een omgezaagde boom op het terrein van zijn werkgever, [werkgever]. De werknemer was werkzaam als Bosbouwfunctionaris en had op 28 oktober 2021 een boom omgezaagd, die vervolgens op een schuur viel, wat schade veroorzaakte. De werkgever vorderde schadevergoeding van de werknemer, stellende dat deze bewust roekeloos had gehandeld. De kantonrechter oordeelde echter dat [X] niet bewust roekeloos had gehandeld en dat de werkgever ten onrechte een deel van de schade op het salaris van de werknemer had ingehouden. De kantonrechter wees de vorderingen van de werkgever af en kende de werknemer zijn gevorderde salaris en onkostenvergoeding toe. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers tegen aansprakelijkheid voor schade, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 9750157 \ CV EXPL 22-585
Vonnis van 22 november 2022
in de zaak van
[X],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [X] ,
gemachtigde: mr. M.L.C.M. van Kalmthout,
tegen

1.[werkgever] ,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[B],
te [woonplaats] ,
3.
[C],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [werkgever] ,
gemachtigde: mr. K. Horstman.

1.De beslissing in het kort

1.1.
[X] was bij [werkgever] werkzaam in de functie van Bosbouwfunctionaris erven, bos en tuinen. Bij het verrichten van zijn werkzaamheden is een door [X] omgezaagde boom op een schuur van [werkgever] terecht gekomen, waardoor [werkgever] schade heeft geleden.
1.2.
De kantonrechter vindt dat [X] bij het omzagen van de boom niet bewust roekeloos heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dan ook dat [X] de schade niet hoeft te vergoeden en [werkgever] ten onrechte een deel van de door haar geleden schade op het salaris van [X] heeft ingehouden.
1.3.
Het door [X] gevorderde salaris wordt toegewezen. De wettelijke verhoging en de gevorderde onkostenvergoeding voor het gebruiken van eigen materiaal matigt de kantonrechter. De gevorderde onkostenvergoeding voor het laten opstellen van salarisstroken, wijst de kantonrechter af. Tot slot wordt [werkgever] zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten veroordeeld.

2.De procedure

2.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de brief van de gemachtigde van [X] van 17 oktober 2022, met (een betere versie van de reeds overgelegde) productie 5;
- de e-mail van de gemachtigde van [werkgever] van 19 oktober 2022, met producties 4 en 5.
2.2.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 28 juni 2022 beslist dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Deze mondelinge behandeling heeft op 20 oktober 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aan de zijde van de eisende partij aanwezig: [X] en zijn gemachtigden mr. I. Linsen en mr. M.L.C.M. Kalmthout. Aan de zijde van gedaagde partijen waren aanwezig: de heer [B] , mevrouw [C] en de gemachtigde mr. K. Horstman. De advocaten hebben spreekaantekeningen overgelegd.
2.3.
De beslissing wordt vandaag meegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

3.De feiten

3.1.
[werkgever] exploiteert onder meer een landvilla. Daar wordt woonbegeleiding en individuele begeleiding aangeboden aan mensen met een complexe hulpvraag.
3.2.
Op 1 oktober 2021 is [X] – kort na het afronden van zijn opleiding Bos- en natuurbeheer – bij [werkgever] in dienst getreden in de functie van Bosbouwfunctionaris erven, bos en tuinen tegen een salaris van € 1.466,67 bruto per maand. In zijn functie was hij belast met de optimalisatie, visie en onderhoud van de erven, het bos en de tuinen. Daarbij was tevens het doel om aansluiting te zoeken bij de te begeleiden deelnemers en hen te betrekken in de werkzaamheden.
3.3.
In de arbeidsovereenkomst staat onder meer:
Artikel 11. (…)2. “(..)Naast het opstellen van een plan, werkvoorbereiding, planning en uitvoering van de daartoe zelfstandig uit te voeren buitenwerkzaamheden, wordt daarbij in overleg met de bedrijfsleiding en het begeleidingsteam mede aansluiting gezocht bij te begeleiden deelnemers en mogelijke werkzaamheden, als regel buiten en in overleg ook binnenactiviteiten. (…)”
en
“Artikel 5
1. (…)
2. Het salaris zal na afloop van ieder gewerkte maand in de loop van die betreffende erop volgende kalendermaand door werkgever worden voldaan (…)”
3.4.
Op 28 oktober 2021 heeft [X] een boom op het terrein van de landvilla omgezaagd. Nadat [X] de boom gedeeltelijk had omgezaagd, bleef in eerst instantie de top van de boom in andere bomen hangen. Nadat [X] de boom vervolgens verder omzaagde, is de boom op een schuur van [werkgever] gevallen.
3.5.
Eind december 2021 heeft [X] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 februari 2022.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[X] vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [werkgever] tot:
het betalen van het achterstallige bruto salaris, corresponderend met een bedrag van € 2.380,65 netto, over de maanden oktober 2021 tot en met januari 2022;
het vergoeden van een bedrag van € 152,65 in verband met door [X] gemaakte onkosten;
het vergoeden van een bedrag van € 484,00 in verband met het laten opmaken van salarisspecificaties;
het betalen van de wettelijke rente over de vorderingen, genoemd onder a), b) en c);
het verstrekken van salarisspecificaties over de maanden oktober 2021 tot en met januari 2022;
het betalen van een bedrag van € 3.502,58 bruto aan wettelijke verhoging;
het betalen van de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[X] stelt dat een deel van het salaris (waaronder onregelmatigheidstoeslag, vakantietoeslag, vakantie-uren, eindejaarsuitkering) en de reiskostenvergoeding, zoals overeengekomen en/of volgt uit de CAO Gehandicaptenzorg, niet door [werkgever] is uitbetaald. Het wel betaalde salaris is telkens te laat betaald. Bovendien stelt hij dat hij in het kader van het dienstverband onkosten heeft gemaakt en dat [werkgever] die onkosten moet vergoeden. Verder voert hij aan dat hij niet alle salarisstroken over oktober 2021 tot en met januari 2022 van [werkgever] heeft ontvangen en hij het adviesbureau Xello (hierna: Xello) heeft ingeschakeld om zijn totale (loon)vordering inzichtelijk te maken.
4.3.
[werkgever] betwist de (loon)vorderingen en weerspreekt een aantal punten op de door Xello opgestelde salarisstroken. Daarnaast stelt zij dat zij een deel van het salaris mocht verrekenen met de schade die zij door de gebeurtenis op 28 oktober 2021 heeft geleden, nu [X] bij het omzagen van de boom bewust roekeloos heeft gehandeld. [werkgever] stelt dat zij het salaris telkens tijdig heeft voldaan en zij alle salarisstroken aan [X] heeft toegestuurd. Tot slot brengt zij naar voren dat [X] de onkostenvergoeding en de kosten van de deskundige niet met bewijzen heeft onderbouwd.
in reconventie
4.4.
[werkgever] vordert - samengevat – veroordeling van [X] tot het betalen van:
een bedrag van € 8.492,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente;
de proceskosten en nakosten.
4.5.
[werkgever] is van mening dat [X] bewust roekeloos heeft gehandeld bij het omzagen van de boom op 28 oktober 2021 en dat de schade aan de schuur om die reden voor rekening van [X] dient te komen.
4.6.
[X] betwist dat hij bewust roekeloos heeft gehandeld.

5.De beoordeling

5.1.
De hoofdvraag in deze kwestie is of [werkgever] de door haar geleden schade mocht verrekenen met het salaris van [X] . Als dat niet het geval is, heeft [X] in beginsel recht op het overeengekomen salaris. Dit is alleen anders als [werkgever] gevolgd moet worden in haar stelling dat partijen in november 2021 onbetaald verlof zijn overeengekomen en [X] in januari 2022 ongeoorloofd afwezig is geweest. Daarnaast is tussen partijen in geschil of [X] recht heeft op de door hem gevorderde (on)kostenvergoedingen.
5.2.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of [werkgever] haar schade mocht verrekenen met het salaris. Daarna zal hij de in conventie naar voren gebrachte (loon)vorderingen van [X] behandelen.
in reconventie
Schadevordering
5.3.
Op grond van artikel 7:661 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is een werknemer in beginsel niet aansprakelijk voor schade die hij toebrengt aan zijn werkgever. Dit is alleen anders als de schade is ontstaan als gevolg van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [X] niet bewust roekeloos heeft gehandeld. Daarbij neemt de kantonrechter in overweging dat de door [werkgever] gestelde werkwijze – dat [X] op het erf de bomen die voor kap in aanmerking kwamen eerst moest markeren en die vervolgens pas na toestemming van [werkgever] mocht omzagen – niet aannemelijk is gemaakt, laat staan dat deze werkwijze gold om ongelukken en schadegevallen als deze te voorkomen én [werkgever] [X] uitdrukkelijk op deze werkwijze heeft gewezen. [werkgever] verwijst in dit kader naar (het onder 3.3. opgenomen deel van) artikel 1 lid 2 van de arbeidsovereenkomst, maar de kantonrechter kan hier niet de gestelde werkwijze uit afleiden.
5.5.
Dat [X] enige spanning ervaarde op het moment dat hij overging tot het omzagen van de boom en ook nadat de boomtop in andere bomen bleef hangen, maakt ook nog niet dat kan worden geoordeeld dat hij bewust roekeloos handelde. Zoals door [X] hierover verklaard, was het een wat spannendere plek omdat er een schuur in de buurt van de boom stond. Hij verwachtte echter niet dat de boom op de schuur zou vallen. Ook toen de boomtop in de andere bomen bleef hangen, was dit volgens [X] niet de verwachting, omdat de boom niet richting de schuur hing. Hij heeft er dan ook niet over nagedacht om [werkgever] op dat moment te informeren over de situatie. Het komt bovendien volgens [X] wel vaker voor dat een boomtop in andere bomen blijft hangen.
5.6.
Hij stelt dat hij, nadat de boomtop in andere bomen bleef hangen, een kwartier lang heeft nagedacht over de mogelijkheden om de boom verder om te zagen en te bekijken wat de beste optie was. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [X] niet roekeloos heeft gehandeld, laat staan bewust roekeloos; hij heeft gewoon zijn werk gedaan en juist nagedacht over de manier waarop hij de situatie het beste kon aanpakken. Ditzelfde geldt voor het feit dat hij de boom (in etappes) van de schuur heeft gehaald. Dat de door hem gemaakte keuzes, kennelijk achteraf niet de beste keuzes waren, maakt zijn handelen nog niet bewust roekeloos.
5.7.
Tot slot betwist [X] dat [C] tegen hem had gezegd dat hij – nadat de boom op de schuur was gevallen – de situatie moest laten voor wat hij was totdat [B] aanwezig zou zijn. Nu dit niet door [werkgever] aannemelijk is gemaakt, gaat de kantonrechter aan deze stelling voorbij.
5.8.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [werkgever] dan ook af.
Proceskosten
5.9.
[werkgever] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [X] vastgesteld op € 311,00 (2 punten voor de eis in reconventie en de mondelinge behandeling x factor 0,5 in verband met de samenhang tussen de conventionele en de reconventionele vordering x € 311,00 aan gemachtigdensalaris).
5.10.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.11.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere gedaagde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
in conventie
5.12.
[X] stelt dat hij het adviesbureau Xello heeft ingeschakeld om salarisstroken over oktober 2021 tot en met januari 2022 op te stellen om zo zijn (loon)vordering inzichtelijk te maken, dit nadat [werkgever] niet bereid bleek het salaris over december 2021 en januari 2022 te betalen en om de salarisstroken over november 2021 tot en met januari 2022 te verstrekken.
5.13.
[X] baseert zijn vordering op de door Xello opgestelde salarisstroken. [werkgever] betwist deze salarisstroken slechts op een paar specifieke punten. De kantonrechter gaat dan ook uit van de door Xello opgestelde salarisstroken, voor zover deze niet door [werkgever] worden betwist.
5.14.
De op de salarisstroken genoemde componenten ‘reiskostenvergoeding’ en ‘onkostenvergoeding’ worden hieronder afzonderlijk behandeld. Eerst zal de vordering die ziet op de salariscomponenten worden behandeld.
Salaris
5.15.
De genoemde salarisbedragen op de salarisstroken van oktober en december 2021 worden niet door [werkgever] betwist.
5.16.
Wel wordt de hoogte van het gevorderde salaris over november 2021 door [werkgever] betwist. Zij voert aan dat op de door Xello opgestelde salarisstrook geen rekening is gehouden met het feit dat [X] een dag onbetaald verlof heeft opgenomen. Dat dit is overeengekomen, wordt door [X] betwist. Nu de stelling van [werkgever] niet verder is onderbouwd, gaat de kantonrechter aan deze stelling voorbij.
5.17.
Tot slot is tussen partijen in geschil of [X] op 24, 25 en 27 januari 2022 zijn vakantieuren mocht opnemen of dat hij op die dagen ongeoorloofd afwezig is geweest, nu [werkgever] hem heeft medegedeeld dat hij die dagen geen vakantieuren mocht opnemen.
5.18.
De kantonrechter overweegt dat het niet netjes was van [X] om mede te delen dat hij niet aanwezig zou zijn op de betreffende dagen in januari, zonder hierover te overleggen met [werkgever] of daar toestemming voor te vragen. Daar staat echter tegenover dat [werkgever] [X] niet had mogen weigeren om op deze dagen vakantie-uren op te nemen, nu dit op grond van artikel 7:638 lid 2 BW alleen mag als hij daarvoor een gewichtige reden had. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [werkgever] – ter onderbouwing van de gewichtige reden – aangevoerd dat het werkrooster voor januari 2022 al op 15 december 2021 bekend was bij [X] en hij pas in januari 2022 verklaarde er op de genoemde dagen niet te zijn. Deze omstandigheid is echter onvoldoende om als gewichtige reden te worden aangemerkt. [X] was dan ook niet ongeoorloofd afwezig en hij had over de genoemde dagen recht op loon.
5.19.
[X] heeft dan ook recht op de bruto salarisbedragen, zoals vermeld op de door Xello opgestelde salarisstroken van oktober 2021 tot en met januari 2022. Vaststaat echter dat een deel van dit salaris reeds door [werkgever] aan [X] is betaald. Dit deel komt dan ook in mindering op de bedragen, zoals genoemd op de salarisstroken van Xello.
Reiskostenvergoeding
5.20.
De gevorderde reiskostenvergoedingen, zoals vermeld op de salarisstroken van Xello, worden door [werkgever] niet (gemotiveerd) betwist. De kantonrechter wijst deze vergoedingen dan ook toe, voor zover deze nog niet door [werkgever] aan [X] zijn betaald.
Onkostenvergoeding
5.21.
[X] vordert een onkostenvergoeding, bestaande uit:
  • € 33,85 aan VOG-kosten;
  • € 9,00 aan boodschappenkosten, die door hem zijn voorgeschoten;
  • € 99,80 aan gebruikskosten van zijn motorzaag (brandstof, olie en onderhoudskosten).
5.22.
De gevorderde kosten van de door [X] aangevraagde VOG en de gevorderde boodschappenkosten worden met bewijsstukken onderbouwd en worden bovendien niet door [werkgever] betwist. De kantonrechter wijst de daarbij behorende bedragen dan ook toe.
5.23.
Voor de overige gevorderde kosten, voert [X] aan dat hij zijn eigen motorzaag gebruikte bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, omdat [werkgever] geen veilig gereedschap beschikbaar had. Hij stelt dat is overeengekomen dat hij de onkosten voor het gebruik van zijn eigen materiaal vergoed zou krijgen.
5.24.
[werkgever] betwist niet dat [X] zijn eigen motorzaag heeft gebruikt voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden bij [werkgever] en dat [X] daarvoor brandstof- en oliekosten heeft gemaakt. Daarnaast is niet betwist dat is afgesproken dat [X] een onkostenvergoeding zou ontvangen voor het gebruik van zijn motorzaag. [werkgever] betwist echter de hoogte van de gevorderde onkostenvergoeding nu deze niet met bewijsstukken is onderbouwd. [X] stelt dat hij onkosten heeft geschat en daarbij heeft gekeken naar de kosten van het huren van een dergelijke motorzaag. De onderhouds-/afschrijvingkosten acht de kantonrechter hiermee onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [X] alleen recht heeft op een redelijk bedrag aan brandstof- en oliekosten.
5.25.
Gezien het voorgaande wijst de kantonrechter een totale onkostenvergoeding van € 70,00 toe voor de VOG-kosten, boodschappenkosten en brandstof- en oliekosten.
Vergoeding opstellen salarisstroken
5.26.
[X] wil dat de kosten voor het opmaken van de salarisstroken door Xello voor rekening van [werkgever] komen.
5.27.
De kantonrechter wijst dat af. Deze vordering wordt niet met stukken onderbouwd en wordt door [werkgever] betwist. Daarnaast verschillen partijen ten aanzien van de vordering(en) in hoofdzaak slechts van mening ten aanzien van de volgende punten: of het loon mocht worden verrekend met de schadevergoeding van [werkgever] , of [X] recht heeft op vergoeding van de door hem gemaakte onkosten, of wel of geen onbetaald verlof is afgesproken voor november 2021 en of [X] in januari 2022 ongeoorloofd afwezig was. Dit betreffen juridische discussies. Over de hoogte van het bruto salaris, toeslagen en reiskostenvergoeding bestaat geen discussie. De salarisstroken van Xello waren dus niet noodzakelijk om die vorderingen te formuleren. Voor zover de salarisstroken al enige bijdrage hebben geleverd aan de formulering van enige vordering, staan de kosten van bijna € 500,- daartoe niet in redelijke verhouding.
5.28.
De kantonrechter acht het dan ook niet redelijk om deze kosten voor rekening van [werkgever] te laten komen en wijst deze vordering af.
Wettelijke rente
5.29.
De gevorderde wettelijke rente wijst de kantonrechter toe, zoals hieronder vermeld in de beslissing.
Salarisspecificaties
5.30.
De gevorderde salarisspecificaties wijst de voorzieningenrechter toe. Een werkgever is op basis van artikel 7:626 BW immers verplicht salarisspecificaties te verstrekken.
Wettelijke verhoging
5.31.
In de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat het salaris van de ene maand in de loop van de daarop volgende maand moet worden betaald. Dit artikel is echter nietig, omdat dit in strijd is met artikel 4:7 van de CAO Gehandicaptenzorg. Daarin is bepaald dat een werknemer uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand over zijn salaris over die maand dient kunnen beschikken. De onkostenvergoeding en onregelmatigheidstoeslag dienen uiterlijk te zijn voldaan aan het einde van de kalendermaand, die volgt op de kalendermaand waarin de aanspraken zijn ontstaan. Hier mag niet van worden afgeweken.
5.32.
Vaststaat dat de salarisbetalingen (incl. onregelmatigheidstoeslag) op de volgende dagen gedeeltelijk zijn uitbetaald:
  • salaris oktober: 24 november 2021
  • salaris november: 25 december 2021
  • salaris december: 21 februari 2022
  • salaris januari: 21 februari 2022
5.33.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het salaris maandelijks te laat aan [X] is betaald. Ditzelfde geldt voor de onregelmatigheidstoeslag over december 2021. Aan de stelling van [werkgever] dat [X] eigen schuld heeft aan de late betalingen, omdat hij telkens pas na afloop van de betreffende maand een urenregistratie indiende, gaat de kantonrechter voorbij. Niet gebleken is immers dat de urenregistratie leidend was voor de hoogte van het bruto maandsalaris. De hoogte van dit salaris stond namelijk op basis van de arbeidsovereenkomst (grotendeels) vast en had dus tijdig uitbetaald kunnen worden. [werkgever] verklaarde bovendien dat zij bij andere werknemers ook niet met urenregistraties werkt, maar [X] dit zelf op deze manier wilde. Dit wordt echter door [X] betwist.
5.34.
De gevorderde wettelijke verhoging wordt dan ook toegewezen over het salaris van oktober 2021 tot en met januari 2021 en over de onregelmatigheidstoeslag van december 2021, met dien verstande dat de kantonrechter van oordeel is dat – gezien de omstandigheden – de verhoging dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.200,00 bruto. De kantonrechter wijst de gevorderde wettelijke verhoging over de reiskostenvergoeding af, nu dit geen ‘in geld vastgesteld loon’ betreft, zodat hij daarover geen recht heeft op wettelijke verhoging.
Proceskosten
5.35.
[werkgever] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [X] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
622,00
(2 punten, voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling x € 311,00 aan gemachtigdensalaris).
Totaal
993,43
Hoofdelijke veroordelingen
5.36.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen alle bedragen te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander (dat deel van) de bedragen niet meer te betalen.
In conventie en in reconventie
Nakosten
5.37.
De gevorderde nakosten zullen conform de landelijke aanbeveling worden begroot op het tarief van een half punt gemachtigdesalaris, met een maximum van € 124,00.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [werkgever] hoofdelijk, in die zin dat betaling door een van de gedaagden bevrijdend werkt ten opzichte van de andere gedaagden, om aan [X] te betalen het bruto salaris en de netto reiskostenvergoeding, zoals vermeld op de door Xello opgestelde salarisstroken van oktober 2021 tot en met januari 2022, onder aftrek van de bedragen die ten aanzien daarvan reeds door [werkgever] aan [X] zijn betaald;
6.2.
veroordeelt [werkgever] hoofdelijk, in die zin dat betaling door een van de gedaagden bevrijdend werkt ten opzichte van de andere gedaagden, om aan [X] te betalen een bedrag van € 1.200,00 bruto aan wettelijke verhoging;
6.3.
veroordeelt [werkgever] hoofdelijk, in die zin dat betaling door een van de gedaagden bevrijdend werkt ten opzichte van de andere gedaagden, om aan [X] te betalen een bedrag van € 70,00 aan onkostenvergoeding;
6.4.
veroordeelt [werkgever] hoofdelijk, in die zin dat betaling door een van de gedaagden bevrijdend werkt ten opzichte van de andere gedaagden, om aan [X] te betalen de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het moment van opeisbaarheid, zoals omschreven in punten 3.9 en 3.11 van de dagvaarding, over de toegewezen bedragen, zoals genoemd onder 6.1 en 6.3;
6.5.
veroordeelt [werkgever] hoofdelijk, in die zin dat betaling door een van de gedaagden bevrijdend werkt ten opzichte van de andere gedaagden, in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot dit vonnis vastgesteld op € 993,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen van [werkgever] af;
6.7.
veroordeelt [werkgever] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot dit vonnis vastgesteld op € 311,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
In conventie en in reconventie
6.8.
veroordeelt [werkgever] hoofdelijk, in die zin dat betaling door een van de gedaagden bevrijdend werkt ten opzichte van de andere gedaagden, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan gemachtigdensalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,;
6.9.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.(JK)