7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 8 augustus 2021 schuldig gemaakt aan het op zes plaatsen in haar woning opzettelijk brandstichten. Daardoor is aan de woning en de inboedel schade ontstaan.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij nog goed weet wat er die dag is gebeurd en dat zij brand heeft gesticht omdat zij dacht dat er mensen boven in haar woning waren. Zij wilde geen andere mensen in gevaar brengen en zou ook zelf de brandweer hebben gebeld als de brand niet door anderen was opgemerkt.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Over haar zijn rapporten uitgebracht, onder meer een Pro Justitia rapportage van K.A. Rose, GZ-psycholoog, van 1 december 2021 en een reclasseringsadvies van C.S. Pruis, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, van 8 december 2021.
Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat een diagnose nog niet gesteld kan worden maar dat wel vaststaat dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van een schizoaffectieve stoornis. Differentiaal diagnostisch kan daarbij gedacht worden aan schizofrenie. Ook is er sprake van stoornissen in middelengebruik van speed en cocaïne.
Vanwege het psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde is het voor de psycholoog niet mogelijk om betrouwbare conclusies over de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis te trekken. Wel is er volgens de psycholoog sprake van een beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling die invloed heeft op verdachtes vermogen tot zelfredzaamheid en haar copingvaardigheden.
Ook tijdens het ten laste gelegde was sprake van deze problematiek. Bij verdachte was toen sprake van een actief manisch-psychotisch toestandsbeeld en zij werd beïnvloed door de psychotische gedachtegang en daarmee samenhangende paranoïde gekleurde angst en boosheid. Er zijn aanwijzingen voor verstoring van de waarneming aangezien zij het idee had dat er iemand in huis was en zij iemand hoorde schreeuwen. Speedgebruik kan de paranoïde gedachtegang hebben versterkt.
In de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde was al sprake van langdurige stress en oplopende psychische problematiek en verdachtes instabiliteit in die periode kan ervoor hebben gezorgd dat ze minder goed weerstand kon bieden aan de verleiding van drugsgebruik. Het drugsgebruik heeft verdachtes draagkracht nog meer aangetast en heeft geleid tot psychotische decompensatie met als gevolg zelfoverschatting, zeer forse kritiek- en oordeelsstoornissen, afwezig ziektebesef en -inzicht, en een verminderde impulscontrole, waarbij verdachte amper de realiteit van het dagelijks leven kon zien. Om die reden heeft de psycholoog geadviseerd het feit sterk verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit advies over en houdt hiermee rekening bij de strafoplegging.
Over de kans op herhaling heeft de psycholoog geschreven dat de formele denkstoornissen, het verminderde vermogen tot oordeel en kritiek en de verstoorde realiteitstoetsing die voortkomen uit de schizoaffectieve stoornis, de kans op toekomstig gevaarlijk gedrag bij verdachte verhogen.
De psycholoog heeft een klinische behandeling geadviseerd, omdat zij verwacht dat als verdachte goed op medicatie wordt ingesteld, beïnvloeding van haar gedrag meer tot de mogelijkheden behoort. Die beïnvloeding kan zich richten op het vergroten van verdachtes ziekte-inzicht en probleembesef en de motivatie om abstinent te blijven van middelen. Tijdens behandeling in een forensische kliniek kan toegewerkt worden naar begeleid wonen in een gestructureerde, voorspelbare omgeving. Ruimte voor het opbouwen van een vertrouwensband en goede therapeutische relatie is gezien verdachtes wantrouwen van groot belang. Dit heeft de meeste kans van slagen als er sprake is van een langer behandelcontact.
Vanwege het recidiverisico dient het behandeling binnen een strafrechtelijk kader plaats te vinden.
De reclassering heeft eveneens behandeling van verdachte geadviseerd. Zij heeft echter geadviseerd dat verdachte zich aansluitend aan de klinische behandeling in het kader van de zorgmachtiging, ambulant laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener binnen de reguliere GGZ. Voor een klinische behandeling in een forensisch kader zoals de psycholoog heeft geadviseerd, is geen indicatie afgegeven omdat verdachte in het kader van de zorgmachtiging al is opgenomen in een GGZ-kliniek van Mediant waar geen forensische bedden beschikbaar zijn. Bij het volgen van het advies van de psycholoog zal verdachte onnodig van kliniek moeten wisselen, terwijl ze al een klinische behandeling volgt en deze gewaarborgd is in een civiel kader.
De rechtbank heeft op 18 november 2021 een zorgmachtiging verleend en verdachte is sindsdien opgenomen in GGZ-instelling.
Met name gelet op die opname en de onwenselijkheid van de overplaatsing naar een andere kliniek, acht de rechtbank de door de reclassering geadviseerde en onderbouwde voorwaarden het meest passend. Zij zal daarom die voorwaarden aan de op te leggen straf verbinden. Dat is ook van belang met het oog op het recidiverisico. Stabilisatie van verdachte heeft prioriteit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De duur van het onvoorwaardelijke deel zal de rechtbank bepalen op de duur van het door verdachte ondergane voorarrest. Het voorwaardelijke deel zal de rechtbank bepalen op 150 dagen en daaraan zal zij de hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren. Zij ziet geen aanleiding voor het opleggen van een langere proeftijd. Voor het bevelen van de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank in dit geval geen wettelijke basis.