ECLI:NL:RBOVE:2022:3598

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
284075 HA ZA 22-268
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot inzage in stukken in het kader van een civiele procedure over schadevergoeding in de toeslagenaffaire

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft eiser [X] een vordering ingesteld tegen gedaagde [Y] met betrekking tot een schadevergoeding van € 15.000,00, die voortvloeit uit de toeslagenaffaire. [X] stelt dat zij recht heeft op de helft van de schadevergoeding die [Y] heeft ontvangen, omdat zij eerder een bedrag aan [Y] heeft voldaan in verband met teveel ontvangen kinderopvangtoeslag. [Y] heeft de vordering betwist en in reconventie verzocht om inzage in bepaalde stukken die volgens hem relevant zijn voor de beoordeling van de schadevergoeding.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak de incidentele vordering van [Y] tot inzage in stukken afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [Y] geen rechtmatig belang had bij de gevraagde stukken, omdat de ontslagvergoeding van [X] al was verdeeld in het kader van de ontbinding van hun huwelijk. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [X] geen bezwaar heeft ingediend tegen het besluit van de Belastingdienst, waardoor het voor [Y] niet mogelijk was om de gevraagde informatie te verkrijgen.

De rechtbank heeft de kosten van het incident aan [Y] opgelegd, en een mondelinge behandeling bevolen voor de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor het bepalen van de datum en tijd van de mondelinge behandeling, waarbij partijen aanwezig moeten zijn. De rechtbank heeft benadrukt dat de mondelinge behandeling niet zal worden uitgesteld en dat partijen hun stukken tijdig moeten indienen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 284075 HA ZA 22-268
Vonnis in incident van 23 november 2022
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak in conventie, gedaagde partij in reconventie,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen [X] ,
advocaat: mr. J.W.M. Melief,
toevoegingsnummer: 2GH5885,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak in conventie, eisende partij in reconventie,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen [Y] ,
advocaat: mr. G. van Lent.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 juli 2022;
- de incidentele vordering ex artikel 843a Rv, tevens conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is in het incident vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
In de hoofdzaak vordert [X] in conventie dat de rechtbank [Y] veroordeelt om een bedrag van € 15.000,00 aan [X] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert [X] dat de rechtbank [Y] veroordeelt om alle schriftelijke bewijsstukken te overleggen over de ontvangen schadevergoeding door [Y] als gedupeerde van de toeslagenaffaire. Verder vordert [X] dat de rechtbank [Y] veroordeelt om [X] op de hoogte te stellen en te houden over de ontvangen en eventueel nog te ontvangen schadevergoeding.
Tot slot verzoekt [X] de rechtbank voor recht te verklaren dat [X] gerechtigd is tot de helft van eventuele nog te ontvangen schadevergoeding en [Y] te veroordelen tot betaling van dit bedrag aan [X] zodra [Y] dit bedrag heeft ontvangen, met veroordeling van [Y] in de proceskosten.
2.2.
[X] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat zij recht heeft op de helft van de schadevergoeding die [Y] heeft ontvangen als gedupeerde in de toeslagenaffaire. [Y] heeft een bedrag aan teveel ontvangen kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen aan de Belastingdienst. [X] heeft de helft van dit bedrag aan [Y] voldaan. [X] stelt dat zij daarom recht heeft op de helft van de eerder genoemde schadevergoeding.
2.3.
[Y] concludeert tot afwijzing van de vordering in conventie. Hij stelt daartoe – kort gezegd – dat [X] geen grond heeft om het bedrag van € 15.000,00 van hem te kunnen vorderen, onder andere omdat hij is benadeeld bij de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen.
2.4.
In voorwaardelijke reconventie, namelijk indien de vordering van [X] geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, heeft [Y] gevorderd om [X] te veroordelen om [Y] op de hoogte te stellen en te houden over de door [X] ontvangen en nog te ontvangen compensatiebedragen betreffende de toeslagenaffaire. Daarnaast vordert [Y] dat de rechtbank voor recht verklaart dat [Y] steeds gerechtigd is tot de helft van deze compensatiebedragen met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure in reconventie.

3.Het geschil in incident

3.1.
[Y] vordert dat de rechtbank op grond van artikel 843a Rv [X] veroordeelt tot overlegging van de navolgende stukken:
1. kopieën van de bescheiden waaronder de correspondentie met haar toenmalige werkgeefster aangaande de wijze en afwikkeling van haar ontslag;
2. kopie van de ondertekende vaststellingsovereenkomst met haar toenmalige werkgeefster, waarin de ontslagvergoeding is opgenomen;
3. bewijs van storting van voornoemde ontslagvergoeding op de rekening van [X] ;
4. kopie bankrekeningafschrift met de datum van storting van de ontslagvergoeding;
5. rekeningafschriftmutaties ervan tot aan de peildatum voor de bepaling van de omvang van de gemeenschap;
6. kopieën van alle correspondentie van en aan [X] met de Belastingdienst/Staat ter zake de toeslagaffaire, inclusief het/de evt. ingediende bezwaarschrift(en) en/of beroepschrift(en).
Dit alles op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 50.000,00, althans op verbeurte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom voor iedere dag dat [X] in gebreke is aan dit vonnis te voldoen en met veroordeling van [X] in de kosten van het opgeworpen incident.
3.2.
[Y] voert hiertoe aan dat hij ten tijde van de verdeling van de tussen [X] en [Y] ontbonden gemeenschap van goederen voor € 20.000,00 is benadeeld. [X] heeft in de zes maanden vóór de peildatum van de scheiding een bedrag van € 40.000,00 aan ontslagvergoeding ontvangen, die niet is meegenomen in de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Destijds heeft [Y] impliciet afgezien om de ontslagvergoeding van [X] in de verdeling mee te nemen. [Y] heeft in de akte van verdeling laten opnemen dat de saldi van de bankrekeningen van partijen tussen hen zijn verdeeld. [Y] heeft geen nadere verrekening van de bankrekeningen gevraagd zodat [X] met hun kinderen in de echtelijke woning kon blijven wonen. [Y] wenst nu alsnog duidelijkheid van [X] over de hoogte van de ontslagvergoeding en het tijdstip waarop [X] deze heeft ontvangen.
Daarnaast is het voor [Y] onduidelijk of [X] bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikking van de Belastingdienst waarin is vermeld dat [X] geen recht heeft op het bedrag van € 30.000,00. Indien [X] bezwaar heeft gemaakt, heeft [Y] geen kennis van de status daarvan.
3.3.
[X] concludeert tot afwijzing van de vordering van [Y] met veroordeling van [Y] in de kosten van het incident. Kort gezegd voert [X] aan dat de kantonrechter bij vonnis van 7 juli 2015 heeft uitgesproken dat [Y] met de vordering ten aanzien van de ontslagvergoeding te laat was. De ontslagvergoeding maakte deel uit van de huwelijksgoederengemeenschap en deze gemeenschap is al verdeeld. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
Ten aanzien van de vordering tot overlegging van kopieën van alle correspondentie tussen [X] en de Belastingdienst over de toeslagenaffaire voert [X] aan dat alle correspondentie al bij de dagvaarding van 13 juli 2022 is gevoegd. [X] heeft geen bezwaar ingediend, omdat het [X] duidelijk is dat zij geen recht heeft op het bedrag van
€ 30.000,00 als schadevergoeding. Zij zou alleen in aanmerking kunnen komen voor een nog niet bestaande ex-partnerregeling, aldus [X] .

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden ter beschikking of onder zijn berusting heeft. Aan de toewijsbaarheid van zo’n vordering verbindt het artikel vier voorwaarden: (1) de eiser moet een rechtmatig belang hebben en het moet gaan om (2) bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is, waarbij (4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd deze ter beschikking of onder zijn berusting moet hebben. Degene die inzage in of afschrift van bescheiden wenst, zal moeten stellen dat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat [Y] geen rechtmatig belang heeft bij de stukken over de ontslagvergoeding van [X] . Uit het vonnis van 7 juli 2015 (zaaknummer 3531716\CV EXPL 14-10731) blijkt namelijk het volgende. Het huwelijk tussen partijen is op 26 mei 2011 ontbonden. Bij beschikking van 3 augustus 2011 is tussen partijen vastgesteld dat zij overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de gemeenschap van goederen die tussen hen heeft bestaan. Ten aanzien van de ontslagvergoeding heeft de kantonrechter bepaald dat deze deel uitmaakte van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen. Deze gemeenschap bestond tot 26 mei 2011 en alle schulden en ontvangsten tot die datum zijn verdeeld. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [Y] geen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde bescheiden.
4.3.
Ook de vordering tot het overleggen van de correspondentie van en aan [X] met de Belastingdienst of de Staat over de toeslagaffaire zal worden afgewezen. [X] heeft gesteld dat zij geen bezwaar heeft ingediend tegen het besluit van de Belastingdienst. Het was haar inmiddels duidelijk geworden dat zij niet in aanmerking komt voor schadevergoeding als slachtoffer. Ook stelt [X] dat alle correspondentie tussen [X] en de Belastingdienst al bij de dagvaarding van 13 juli 2022 is gevoegd. Gelet op het standpunt van [X] houdt de rechtbank het ervoor dat zij hiermee volledig is geweest en geen verdere bescheiden onder haar berusting heeft. De rechtbank zal de incidentele vordering van [Y] dan ook afwijzen.
4.4.
[Y] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit incident, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt x tarief € 563,00).
Het verdere verloop van de hoofdzaak
4.5.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen als bedoeld in artikel 87 Rv.
4.6.
De rechtbank acht aan beide zijden de aanwezigheid op de mondelinge behandeling wenselijk van personen die inhoudelijk van de zaak op de hoogte zijn alsmede van personen die bevoegd zijn om een regeling te treffen.
4.7.
De mondelinge behandeling zal in beginsel volgens de navolgende agenda verlopen:
I. Inleiding en door rechter te bespreken formaliteiten
II. Toelichting (indien gewenst) door (de gemachtigden van) partijen (maximaal 10 minuten per partij), waarvan beknopte notities kunnen worden overgelegd
III. Vragen van de rechter (de onderwerpen waarop de rechter zich met name zal richten, kunnen aan partijen per brief of e-mail uiterlijk drie weken voor de mondelinge behandeling worden toegestuurd)
IV. Bespreking van het verdere verloop van de procedure, zoals:
- de mogelijkheid tot het treffen van een schikking, waarbij desgewenst een voorlopig oordeel kan worden gegeven, dan wel inschakeling van een mediator
- verdere regie van de procedure
- het opmaken van een proces-verbaal
- de termijn waarop vonnis wordt gewezen
V. Het eventueel mondeling wijzen van (tussen)vonnis
VI. Sluiting
4.8.
De rechter die de zaak op de zitting behandelt is mr. A.B. de Wit. De naam van de rechter is nog niet definitief. Het kan zijn dat de zaak nog aan een andere rechter wordt toegedeeld. De uiteindelijke toedeling vindt namelijk vlak voor de zitting plaats. Als een andere rechter de zaak op zitting zal behandelen dan krijgen partijen uiterlijk twee werkdagen voor de zitting daarvan bericht.
4.9.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen -ook in het nadeel van die partij -kan maken die zij geraden zal achten.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [Y] in de kosten van dit incident, aan de zijde van [X] begroot op € 563,00 aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
5.3.
beveelt een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 87 Rv;
5.4.
partijen moeten, bijgestaan door hun advocaten, verschijnen op de mondelinge behandeling in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd;
5.5.
bepaalt dat indien beide partijen wensen dat de mondelinge behandeling online zal plaatsvinden, zij dit op de hierna te noemen rolzitting dienen te berichten, voorzien van hun e-mailadressen en telefoonnummers;
5.6.
bepaalt dat partijen in persoon aanwezig moeten zijn, dan wel (indien het een rechtspersoon betreft) vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is deze partij te vertegenwoordigen;
5.7.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 7 december 2022voor het bepalen van de dag en het tijdstip waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Partijen hoeven niet aanwezig te zijn bij deze rolzitting. Partijen kunnen tot uiterlijk de vrijdag daarvoor schriftelijk 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) opgeven voor de drie volledige maanden die volgen na (de maand van) deze rolzitting;
5.8.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen, alsmede dat bij de planning geen rekening zal worden gehouden met de verhinderingen van een partij die meer verhinderingen heeft opgegeven dan hiervoor onder 5.7. genoemd;
5.9.
bepaalt dat de mondelinge behandeling in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
5.10.
wijst partijen er op, dat voor de mondelinge behandeling twee uur zal worden uitgetrokken;
5.11.
wijst partijen er op dat zij eventuele nadere stukken ten behoeve van de mondelinge behandeling tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling in het geding kunnen brengen;
5.12.
bepaalt dat de zaak wordt verwezen naar de rol van
woensdag 4 januari 2023voor het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie;
5.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.