ECLI:NL:RBOVE:2022:358

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
08.276288-21 (P) en 21.001945-16 (vnvv)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het dealen in cocaïne en heroïne met een gevangenisstraf van 18 maanden

De rechtbank Overijssel heeft op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van het dealen in cocaïne en heroïne. De verdachte, geboren in Suriname en momenteel verblijvend in de PI Zwolle, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 mei 2021 tot en met 12 oktober 2021 opzettelijk cocaïne en heroïne heeft gedeald in de gemeente Zwolle. Dit oordeel is gebaseerd op getuigenverklaringen, observaties en afgeluisterde telefoongesprekken die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij geen rekenschap heeft gegeven van zijn daden en enkel financieel gewin voor ogen had.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een lagere straf, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de schadelijke gevolgen van harddrugs voor de volksgezondheid en de samenleving. De verdachte had een lange geschiedenis van recidive en was kort voor het plegen van dit feit weer op vrije voeten na eerdere detentie. De rechtbank heeft ook de inbeslagname van een geldbedrag van € 266,45 en twee telefoons bevolen, die gebruikt zijn bij de drugshandel. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een soortgelijk feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.276288-21 (P) en 21.001945-16 (vnvv)
Datum vonnis: 7 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] (Suriname),
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 mei 2021 tot en met 12 oktober 2021 in de gemeente Zwolle samen met anderen opzettelijk cocaïne en heroïne heeft gedeald.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 12 oktober 2021, in de gemeente Zwolle, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne (diacetylmorfine), in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde handel in cocaïne en heroïne wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat van de ten laste gelegde periode slechts een periode vanaf september 2021 bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en opstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt. [1]
De (getuigen)verklaringen
De verklaring van [getuige 1]
Op 7 april 2021 heeft [getuige 1] bij de politie verklaard dat hij op diezelfde middag voor twee briefjes van € 5,-- van een voor hem bekende loopjongen een klein bolletje coke heeft gekregen. De laatste weken had hij veelvuldig van deze loopjongen drugs gekocht. De dealer kent hij als ‘ [alias verdachte] ’, welke hij altijd aan de telefoon kreeg. Ook heeft [getuige 1] wel eens van [alias verdachte] zelf gekocht. [2]
De verklaringen van [getuige 2]
heeft op dinsdag 22 juni 2021 bij de politie verklaard dat zij ‘ [alias verdachte] ’ kent van de periode toen ze verslaafd was. In die periode kocht zij drugs van hem. Omstreeks april 2021 is zij in de woning aan [adres 1] geweest. [alias verdachte] gaf toen aanwijzingen aan [getuige 4] en [naam 2] . [getuige 4] en [naam 2] werkten voor [alias verdachte] , in die zin dat zij voor hem cocaïne wegbrachten en geld ophaalden. Toen [getuige 2] in de woning binnenkwam, zag zij op de tafel allemaal plastic zakjes met uitgekookte cocaïne liggen. [alias verdachte] zat toen met een weegschaaltje. In de woning lag volgens [getuige 2] zeker 50 tot 100 gram drugs. “ [alias verdachte] heeft altijd wel 100 gram drugs in de woning. Hij is één van de dealers die veel uitkookt. Het is net water voor hem, het stroomt erin”. Er is volgens [getuige 2] geen enkele andere dealer in Zwolle die zo hard als [alias verdachte] draait. Alles gebeurt vanuit de woning van [getuige 4] . [3]
Op 19 oktober 2021 heeft [getuige 2] bij de politie nog een verklaring afgelegd. Zij heeft toen verklaard dat [alias verdachte] niet de echte naam van de dealer is. Ze heeft [alias verdachte] herkend op de foto die de verbalisanten aan haar toonden. Dit betrof een foto van verdachte. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte in juni 2021 opeens bij haar aan de deur stond. Hij vroeg toen aan haar of zij hem kon helpen. Verdachte vroeg aan [getuige 2] of hij cocaïne in haar huis mocht koken. [getuige 2] wilde dit niet. Destijds is ze ook bij [getuige 4] in huis geweest. Verdachte zat toen aan tafel, met veel cocaïne. [getuige 2] heeft toen cocaïne van verdachte gekocht. Verdachte vroeg vervolgens aan haar of zij [naam 2] voor verdachte kon rijden. [naam 2] had cocaïne bij zich. [getuige 2] en [naam 2] hebben die cocaïne afgeleverd. De koper betaalde daar € 170,-- voor. Uiteindelijk is verdachte eind juni 2021 bij [getuige 2] in de woning ingetrokken. Hij is toen vanuit haar woning gaan dealen. Er waren volgens [getuige 2] wel 40 á 50 klanten per dag. Ook kookte hij op een gegeven moment de cocaïne uit in haar woning. [4]
De verklaring van [getuige 3]
Op 12 oktober 2021 heeft [getuige 3] – na zijn aanhouding – bij de politie verklaard dat hij die dag een bolletje cocaïne bij zich had. Dit bolletje is diezelfde dag in beslag genomen en bevatte ook daadwerkelijk cocaïne. [5] heeft verklaard dat hij dit bolletje voor € 10,-- had gekocht van een lopertje van dealer ‘ [alias verdachte] ’. Dat lopertje noemde zich [naam 3] . Verdachte heeft op 15 november 2021 bij de politie verklaard dat hij [naam 3] als [naam 4] kent. [6] kocht sinds juni 2021, ongeveer drie keer in de week, cocaïne van [alias verdachte] . Een afspraak daartoe kwam telefonisch tot stand. [alias verdachte] kwam één of twee keer in de week zelf. Ze spraken op verschillende plaatsen in Zwolle af. [getuige 3] kocht alleen bij [alias verdachte] . De cocaïne was van goede kwaliteit. [getuige 3] heeft ‘ [alias verdachte] ’ en [getuige 4] herkend op de foto’s die de verbalisanten aan hem toonden. Dit betrof foto’s van verdachte en [getuige 4] . [getuige 4] is volgens [getuige 3] een lopertje van verdachte geweest. Hij woonde aan [adres 1] . [getuige 3] heeft verklaard dat hij ook wel eens heroïne (‘bruin’) van verdachte heeft gekocht. [7]
De verklaring van [getuige 4]
heeft op 13 oktober 2021 bij de politie verklaard dat hij voor verdachte af en toe een bolletje (base)cocaïne heeft bezorgd. Dit heeft hij ongeveer een halfjaar gedaan. [getuige 4] vroeg daar naar zijn zeggen geen geld voor, maar meestal wel een beetje cocaïne. [8]
De verklaring van [getuige 5]
heeft op 20 oktober 2021 bij de politie verklaard dat hij wist dat ‘ [alias verdachte] ’ vastzat. De cocaïne die hij gebruikte, kocht hij voor € 10,-- per bolletje bij ‘ [alias verdachte] ’. [getuige 5] haalde zo’n bolletje op in het Park de Wezenlanden, bij ‘ [alias verdachte] ’, of het werd bezorgd door [getuige 4] of een jongen die hij kent als de schilder. [9]
De verklaring van [getuige 6]
Op 21 oktober 2021 heeft [getuige 6] bij de politie verklaard dat hij altijd cocaïne kocht bij een man die hij kent als ‘ [alias verdachte] ’. Dit deed hij al ongeveer een halfjaar. Hij belde hem altijd op, waarna ze in het Park de Wezenlanden afspraken. [alias verdachte] zat daar altijd op de bankjes bij het provinciehuis. Een bolletje coke kostte € 10,--. [10]
De gedane observatie
Bij een observatie op 12 oktober 2021 zijn [naam 4] en [getuige 3] samen aan [adres 2] in Zwolle gezien. [naam 4] liep via de portiek van de percelen [adres 3] een woning binnen. Even later kwamen verdachte en [naam 4] diezelfde portiek uitlopen, stapten op hun fietsen en gingen naar het Park de Wezenlanden. [11] Diezelfde dag is verdachte aangehouden. [12] Verdachte heeft op 13 oktober 2021 bij de politie verklaard dat [naam 5] op dit adres aan [adres 3] in Zwolle woont. [13]
De uitgeluisterde tapgesprekken
Verdachte heeft op 13 oktober 2021 bij de politie verklaard dat de telefoonnummers + [telefoonnummer 1] en + [telefoonnummer 2] van hem waren. [14]
Uit tapgesprekken die zien op het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] blijkt onder meer het volgende. In een sms’je van 9 september 2021 vraagt iemand aan verdachte of hij nog een tientje bij verdachte mag poffen, waarbij wordt opgemerkt dat hij dit keer wat sneller zal terugbetalen. [15] Op 11 september 2021 wordt verdachte gebeld door een onbekend gebleven persoon. Die persoon noemt de naam van verdachte en zegt dat hij er nog één nodig heeft en dat hij op de Thomas a Kempisstraat staat, waarop verdachte reageert dat hij iemand stuurt en dat de persoon zijn naam niet meer moet noemen. [16]
Daarnaast blijkt uit tapgesprekken die zien op het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] onder meer het volgende. Op 3 oktober 2021 zegt [naam 5] tegen verdachte:
‘Drie om één’,waarop verdachte reageert:
‘Hij komt eraan. Niet praten door de telefoon’. [17] Op diezelfde datum wordt verdachte door een andere vrouwspersoon gebeld en wordt aan hem gevraagd of hij één pijp voor haar heeft, die ‘lichte’. [18] Uit een tapgesprek op 8 oktober 2021 blijkt dat verdachte tegen de eerdergenoemde [naam 5] zegt dat hij [getuige 4] wel even stuurt. [19] Ook blijkt uit een tapgesprek van diezelfde datum dat een beller zegt: ‘
wil voor een tientje’, waarna verdachte reageert:
‘de schilder komt eraan’. [20] Uit een ander telefoongesprek die dag blijkt dat een persoon aan verdachte vraagt of zij nog ‘bruin’ krijgt, waarop verdachte boos reageert dat die dingen niet over de telefoon moeten worden gezegd. [21] Verder vraagt een persoon op 9 oktober 2021 aan verdachte of hij nog
‘twee bruin en twee wit’heeft, waarop verdachte zegt:
‘Kom maar hier’. [22] Verder zegt verdachte in een tapgesprek op 10 oktober 2021:
‘Ik stuur jongen met het lange haar’. [23] Op 11 oktober 2021 zegt hij:
‘Voor € 50,-- krijg je een straatgram, dat is 0,8. Kom over een halfuur naar het Wezenlandenpark, dan stuur ik een broer van mij, [naam 3] ’. [24]
Bewijsoverwegingen
Dealen van cocaïne en heroïne & medeplegen
De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de periode van 1 mei 2021 tot en met 12 oktober 2021 opzettelijk cocaïne en heroïne heeft gedeald. De getuigen hebben over deze periode onafhankelijk van elkaar verklaard en hun verklaringen steunen elkaar. Bovendien vinden de verklaringen steun in de inhoud van de gedane observatie, de uitgeluisterde tapgesprekken en wat verdachte zelf heeft verklaard, zoals hiervoor is vermeld. Uit deze bewijsmiddelen volgt bovendien dat verdachte samen met (een) ander(en) drugs heeft gedeald, nu er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander. De verklaring van verdachte dat hij zelf slechts een drugsgebruiker is en andere gebruikers als ‘bemiddelaar’ hielp door ze in contact te brengen met anderen die drugs hadden, acht de rechtbank dan ook geenszins geloofwaardig.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2021 tot en met 12 oktober 2021 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met (een) ander(en) telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne of heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (Ow) en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
6.
De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat moet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft samen met (een) ander(en) ruim vijf maanden in cocaïne en heroïne gedeald. Zodoende heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van de handel in verdovende middelen. Het dealen in harddrugs moet krachtig worden bestreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid en het ruïneert het leven van gebruikers (en hun naasten). Bovendien gaat de verspreiding van en de handel in harddrugs gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven en kennelijk alleen eigen financieel gewin voor ogen gehad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 24 december 2021 volgt dat er sprake is van veelvuldige recidive. Van de afgelopen tweeëntwintig jaren heeft verdachte ongeveer zestien jaren in detentie doorgebracht voor soortgelijke feiten. Vóór het plegen van het onderhavige strafbare feit, was verdachte pas kort op vrije voeten. Hij liep bovendien in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling.
Hoewel verdachte in Wolvega een woning heeft, verblijft hij naar eigen zeggen altijd bij anderen, in Zwolle. Verdachte heeft een bijstandsuitkering en hij heeft geen ‘regulier’ werk. Hij heeft verklaard niet aan cocaïne verslaafd te zijn, al besteedt hij zijn tijd op een dag aan blowen, het roken van coke en ‘chillen’ in het park. Verdachte heeft niet willen meewerken aan het opstellen van een reclasseringsrapport, maar de rechtbank acht de verklaring van verdachte in die zin geloofwaardig dat hij een zeer moeilijke jeugd heeft gehad met een drugsverslaafde moeder en misbruik en dat hij in verschillende internaten heeft verbleven. Het kan niet anders dan dat dit verdachte in zijn persoon heeft gevormd. De enige persoon die hierin nu nog verandering kan brengen is verdachte zelf. Daartoe zal hij hulp, bijvoorbeeld in het kader van een penitentiair programma, moeten accepteren.
De strafoplegging
De straf
De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het dealen in harddrugs gedurende drie tot zes maanden als uitgangspunt: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. Dit oriëntatiepunt ziet op een verdachte die zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan drugshandel. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin nadrukkelijk in aanmerking dat er sprake is van veelvuldige recidive. Eerdere straffen voor soortgelijke feiten hebben verdachte er geenszins van weerhouden opnieuw te handelen in cocaïne en heroïne. De rechtbank weegt verder als strafverzwarend mee dat verdachte er geen blijk van heeft gegeven dat hij het ontoelaatbare van zijn handelen inziet. Sterker nog, zijn rol bij het dealen van drugs lijkt, met de inzet van loopjongens, steeds groter en gewiekster te worden.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van het voorarrest. De rechtbank acht deze straf passend en geboden.
De tenuitvoerlegging
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend zoals bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 266,45 verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over enig in beslag genomen voorwerp.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de volgende voorwerpen verbeurd moeten worden verklaard:
  • het in beslag genomen geldbedrag van € 266,45, omdat dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en hij dit geheel of grotendeels uit de baten van het bewezen verklaarde misdrijf heeft verkregen;
  • de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vermelde iPhone-telefoon en Nokia-telefoon, omdat dit telefoons zijn met behulp van welke het bewezen verklaarde misdrijf is begaan of voorbereid.

8.De vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 21.001945-16)

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging gevorderd.
De vordering ziet op de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 november 2016 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair om afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging verzocht. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de proeftijd van de voorwaardelijke straf moet worden verlengd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, omdat is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaart verbeurd:
  • het in beslag genomen geldbedrag van € 266,45;
  • de in beslag genomen iPhone-telefoon en Nokia-telefoon;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 21.001945-16
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 november 2016 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvan
6(
zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, en mr. G.H. Meijer en
mr. drs. H.M. Braam, rechters, in tegenwoordigheid van N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.
Buiten staat
mr. J.T. Pouw is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, genaamd Korhoen, met nummer ON1R021065. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 319, vierde en vijfde alinea van de verklaring, en pagina 320, tweede alinea.
3.Pagina 152, tweede en vijfde alinea van de verklaring, en pagina 153, tweede en derde alinea.
4.Pagina 324, eerste, vierde, vijfde, zevende en negende alinea.
5.Zie het proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2022, met proces-verbaalnummer PL0600-2021478610-19, het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen 5 januari 2022, met proces-verbaalnummer PL0600-2021478610-18 en het hierbij als bijlage gevoegde NFiDENT-rapport van 4 januari 2022.
6.Pagina 114, vierde en vijfde alinea van de verklaring.
7.Pagina 211, achtste, tiende, dertiende en laatste alinea, pagina 212, eerste, tweede, derde, negende, tiende, elfde, vijftiende en zestiende alinea, pagina 213, achtste en negende alinea, en pagina 214, laatste alinea.
8.Pagina 317, tiende, elfde en vijftiende alinea.
9.Pagina 330, derde alinea van de verklaring, en pagina 331, eerste, tweede, vijfde en zevende alinea.
10.Pagina 332, tweede, derde en vierde alinea van de verklaring, en pagina 333, derde, vierde en vijfde alinea.
11.Pagina 201, eerste, derde en vierde alinea van omschrijving bevindingen, pagina 202, eerste alinea, en pagina 203, eerste alinea.
12.Pagina 20.
13.Pagina 243, zevende, achtste en negende alinea.
14.Pagina 43, zevende alinea, en pagina 44, tweede alinea.
15.Pagina 158.
16.Pagina 160.
17.Pagina 163.
18.Pagina 165.
19.Pagina 174.
20.Pagina 175.
21.Pagina 169.
22.Pagina 170.
23.Pagina 336.
24.Pagina 337.