ECLI:NL:RBOVE:2022:350

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
08.068151.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf voor 15-jarige jongen na meerdere straatroven in Zwolle

Op 8 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 15-jarige jongen, die samen met medeverdachten betrokken was bij meerdere straatroven in Zwolle. De rechtbank heeft de jongen veroordeeld tot een jeugddetentie van 228 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur. De jongen heeft samen met anderen op 28 februari 2021 en 8 maart 2021 verschillende slachtoffers bedreigd en beroofd van hun telefoons en andere goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongen een actieve rol speelde in de straatroven en dat er sprake was van een vooropgezet plan. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn problematiek, waaronder een reactieve hechtingsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank heeft de strafoplegging zwaarder gemaakt vanwege de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding heeft vastgesteld op basis van de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.068151.21 (P)
Datum vonnis: 8 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] (Sri Lanka)
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 18 januari 2022 en 8 februari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.J.E. van Laarhoven en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 18 januari 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 28 februari 2021 in Zwolle samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] heeft beroofd van een telefoon Iphone X;
feit 2:
op 28 februari 2021 in Zwolle met een ander of anderen [slachtoffer 2] heeft geprobeerd te beroven van zijn fiets;
feit 3:
op 28 februari 2021 in Zwolle samen met een ander of anderen [slachtoffer 2] heeft beroofd van een telefoon Iphone XS en/of een ING pinpas;
feit 4:
op 28 februari 2021 in Zwolle samen met een ander of anderen een geldbedrag van € 2,49 heeft weggenomen door middel van een valse sleutel;
feit 5:
op 28 februari 2021 in Zwolle samen met een ander of anderen [slachtoffer 3] heeft geprobeerd te beroven van een rugtas (met inhoud) en/of een telefoon;
feit 6:
op 8 maart 2021 in Zwolle samen met een ander of anderen [slachtoffer 4] heeft beroofd van een mobiele telefoon;
feit 7:
op 8 maart 2021 in Zwolle samen met een ander of anderen [slachtoffer 5] heeft beroofd van een mobiele telefoon (Iphone 7).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (iphoneX) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde, door
-die fietsende [slachtoffer 1] (per fiets) groepsgewijs te achtervolgen en/of
-die [slachtoffer 1] de doorgang te blokkeren en/of
- dreigend met gezichtsbedekkende kleding op korte afstand voor die [slachtoffer 1] te gaan staan en/of vervolgens tegen zijn arm/lichaam te duwen en/of te stompen en/of te slaan en/of
-daarbij te roepen; '"Geef mij je tellie" althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
(nadat [slachtoffer 1] die telefoon af had gegeven) tegen zijn buikstreek/lichaam te stompen/slaan;
2
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van zijn fiets in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde die [slachtoffer 1] in zijn buik/tegen zijn lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of daarbij dreigend/dwingend heeft geroepen: "geef mij je fiets "althans woorden van gelijke aard of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone XS) en/of een ING pinpas (rekening nummer [rekeningnummer] tnv [slachtoffer 2] )
in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan een derde
toebehoorde,
door
-die fietsende [slachtoffer 2] (per fiets) groepsgewijs te achtervolgen en/of
-die [slachtoffer 2] de doorgang te blokkeren en/of
- dreigend met gezichtsbedekkende kleding op korte afstand voor die [slachtoffer 2] te gaan staan en/of
-die [slachtoffer 2] (meermalen) tegen zijn hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen; "geen mij je telli" of woorden van gelijke aard/strekking;
4
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van ongeveer 2,49 euro in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2]
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel
door met een van te voren weggenomen bankpas op naam van [slachtoffer 2] bij een [tankstation] via een (onbevoegde) pintransactie een aansteker te kopen;
5
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwolle tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een rugtas (met inhoud) en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] ,
weg te nemen
met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- heeft/hebben (groepsgewijs) achter voornoemde [slachtoffer 3] aangefietst en/of gerend
- heeft/hebben voornoemde [slachtoffer 3] afgesneden en/of is/zijn voor voornoemde [slachtoffer 3] gaan fietsen en/of heeft/hebben (vervolgens) haar doen stoppen en/of
- heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd dat ze moest afstappen, althans woorden van gelijke aard of strekking
- heeft/hebben aan de rugzak van voornoemde [slachtoffer 3] getrokken en/of
- heeft/hebben in een (broek)zak van voornoemde [slachtoffer 3] gevoeld en/of deze gefouilleerd

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- voornoemde [slachtoffer 3] te laten struikelen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] ten val kwam en/of
- (vervolgens) tegen/op/in het gezicht, hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een rugtas (met inhoud) en/of een telefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] toebehoorde(n),
- heeft/hebben (groepsgewijs) achter voornoemde [slachtoffer 3] aangefietst en/of gerend
- heeft/hebben voornoemde [slachtoffer 3] afgesneden en/of is/zijn voor voornoemde [slachtoffer 3] gaan fietsen en/of heeft/hebben (vervolgens) haar doen stoppen en/of
- heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd dat ze moest afstappen,
- heeft/hebben voornoemde [slachtoffer 3] laten struikelen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] ten val kwam en/of
- heeft/hebben geschreeuwd en/of gezegd “geef me je mobiel nu, geef me je mobiel”, “geef hier je telefoon” en/of “geef me je rugtas”, althans woorden van gelijke strekking en/of
- heeft/hebben tegen/op/in het gezicht, hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,

6
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
- die fietsende [slachtoffer 4] een duw te geven ten gevolge waarvan hij in de berm van een zandpad tot stilstand kwam en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 4] de doorgang te blokkeren door voor hem te gaan staan en/of
- (vervolgens) dreigend/dwingend tegen die [slachtoffer 4] te zeggen; geef mij je telefoon" althans soortgelijke woorden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 4] zijn kleding te doorzoeken en (uiteindelijk) zijn telefoon uit zijn jas te pakken;
7
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iphone 7) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 5] of aan een derde toebehoorde,
door
- die fietsende [slachtoffer 5]
- op een fiets/fietsen achterna te gaan en/of te achtervolgen en/of
- (daarbij) dreigend/dwingend te roepen: "afstappen nu" en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 5] de doorgang te blokkeren door voor hem te gaan staan en/of vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 5] te roepen: geef mij je telefoon en je bankpas"

tengevolge waarvan die [slachtoffer 5] zijn telefoon aan verdachte en/of diens mededader gaf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Feiten 1 tot en met 4
Op 28 februari 2021 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van afpersing van zijn telefoon. Aangever heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 2] aan het fietsen was toen zij werden achtervolgd door vier jongens op fietsen en werden klemgereden. Eén van de jongens ging voor [slachtoffer 1] staan en nam een dreigende houding aan. Tevens riep hij ‘geef je tellie’ en gaf hij [slachtoffer 1] een duw. Vervolgens kwam een andere jongen voor [slachtoffer 1] staan in gevechtshouding die ook riep ‘geef je tellie’. Hierop heeft [slachtoffer 1] zijn telefoon gegeven en werd hij geslagen in zijn buik. Er werd ook geroepen ‘geef me je fiets nu’, maar omdat er mensen naar buiten kwamen, werd de elektrische fiets van [slachtoffer 1] niet meegenomen.
Op 28 februari 2021 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van afpersing van zijn telefoon. Aangever heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 1] aan het fietsen was toen zij werden achtervolgd door vier jongens op fietsen en werden klemgereden. Eén van de jongens met gezichtsbedekking ging voor [slachtoffer 2] staan en gaf hem een harde klap op zijn oor. De jongen vroeg dreigend om zijn tellie. Hierop gaf [slachtoffer 2] zijn telefoon aan de jongen en kreeg hij nog een klap tegen zijn gezicht. In het telefoonhoesje van [slachtoffer 2] zat een pinpas. Met deze pinpas is later op de avond gepind bij een tankstation.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn medeverdachten het plan had om straatroven te plegen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten aangever [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 2] achtervolgd en klemgereden, waarbij hij dreigend om de telefoon van [slachtoffer 2] heeft gevraagd. Verdachte heeft hierbij ook geduwd en de telefoon van [slachtoffer 2] buitgemaakt. Een medeverdachte heeft de telefoon van [slachtoffer 1] buitgemaakt, waarna de medeverdachte [slachtoffer 1] nog heeft geslagen.
Verdachte heeft tevens verklaard dat hij de fiets van [slachtoffer 1] heeft proberen buit te maken, maar dat dit niet is gelukt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij met de pinpas die bij de telefoon van [slachtoffer 2] zat een aansteker heeft gekocht bij de [tankstation] .
Feit 5
Op 11 maart 2021 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een poging diefstal met geweld op 28 februari 2021. Aangeefster heeft verklaard dat zij fietste op het fietspad op de Zwarteweg in Zwolle toen een jongen naast haar kwam fietsen en zij werd gedwongen om te stoppen. Vervolgens stonden er vier jongens om haar heen. Eén van de jongens riep ‘geef me je mobiel. Hierop is [slachtoffer 3] weggerend en door één van de jongens getackeld en door een andere jongen tegen haar hoofd geschopt.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn medeverdachten het plan had om straatroven te plegen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten aangeefster [slachtoffer 3] achtervolgd en haar gedwongen te stoppen. Toen [slachtoffer 3] probeerde weg te rennen, heeft verdachte haar getackeld, waarop zij viel. Een medeverdachte heeft haar vervolgens tegen het hoofd geschopt. [slachtoffer 3] bleef bewusteloos liggen, waarop verdachte en zijn medeverdachten haar hebben laten liggen en zijn weggefietst.
Feit 6
Op 8 maart 2021 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van afpersing van zijn telefoon. Aangever heeft verklaard dat hij die avond samen met [naam] vertrok van de voetbalvereniging toen zij werden achtervolgd door twee jongens op fietsen. [slachtoffer 4] ging harder fietsen, maar werd door één jongen geduwd tegen zijn linkerschouder, waardoor hij uit balans raakte en tot stilstand kwam. De twee jongens liepen op aangever af en één van de jongens zei ‘geef hier nu die telefoon’. Aangever [slachtoffer 4] deed zijn handen omhoog en voelde dat beide jongens hem fouilleerden. Een van de jongens pakte zijn telefoon. Hierna fietsten de twee jongens weer weg.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 8 maart 2021 samen met een vriend, zijnde medeverdachte, twee straatroven heeft gepleegd en dat het zijn idee was. Verdachte en zijn medeverdachte fietsten naar de AA-landen om een goede plek te zoeken voor de straatroof. Ze zagen een jongen fietsen en verdachte en zijn medeverdachte zijn voor de jongen gaan fietsen, zodat hij moest stoppen. Verdachte vroeg om zijn tellie en hierop deed de jongen zijn handen omhoog. Verdachte pakte uit de jaszak van de jongen zijn mobiele telefoon. Hierna mocht de jongen doorfietsen.
Feit 7
Op 8 maart 2021 heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan van afpersing van haar telefoon.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 8 maart 2021 naar huis fietste toen zij twee jongens achter zich hoorde fietsen. Eén van de jongens schreeuwde ‘afstappen nu’. Hierop werd aangeefster door één van de jongens afgesneden, waardoor aangeefster tot stilstand kwam. De andere persoon was ook afgestapt en stond achter aangeefster en schreeuwde ‘geef me je telefoon en bankpas’. Hierop heeft aangeefster haar Iphone 7 uit haar jaszak gehaald en aan één van de jongens gegeven. Hierna fietsten de twee jongens weer weg.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn medeverdachte na de eerste straatroof,van de jongen, is doorgefietst toen zij een meisje zagen fietsen. Verdachte en zijn medeverdachte gingen naast haar fietsen en zeiden dat ze moest stoppen. De medeverdachte vroeg om haar telefoon. Het meisje gaf aan verdachte haar mobiele telefoon. Hierop mocht het meisje doorfietsen. Verdachte wilde de telefoons verkopen voor geld.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 en 3 tenlastegelegde, - medeplegen van afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – en voor het onder 5 primair tenlastegelegde – medeplegen van poging tot diefstal met geweld van [slachtoffer 3] .
Kort gezegd heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , én de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en de eigen verklaring van verdachte een bewezenverklaring kan volgen voor de tenlastegelegde feiten onder 1, 3 en 5 primair.
Uit genoemde verklaringen is gebleken dat sprake was van een vooropgezet plan om met z’n vieren straatroven te plegen en dat de intentie was om telefoons te stelen. Eerst is aangeefster [slachtoffer 3] (feit 5) overvallen door verdachte en zijn medeverdachten. Verdachte heeft hierbij aangeefster [slachtoffer 3] achtervolgd en tot stoppen gedwongen. Nadat [slachtoffer 3] heeft geprobeerd weg te rennen heeft verdachte haar getackeld, waardoor zij ten val kwam. Een medeverdachte heeft [slachtoffer 3] nog tegen het hoofd geschopt. Vervolgens hebben de vier verdachten haar bewusteloos laten liggen en zijn weggegaan zonder dat zij een telefoon hebben buitgemaakt.
Daarna heeft verdachte met zijn medeverdachten aangevers [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 3) overvallen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achtervolgd en gedwongen te stoppen. Met z’n vieren hebben ze om hen heen gestaan. Hierbij heeft verdachte dreigend voor aangever [slachtoffer 2] gestaan en hem geduwd en geroepen om zijn tellie. Verdachte heeft hierbij de telefoon van aangever [slachtoffer 2] buitgemaakt.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de twee straatroven en de poging tot diefstal met geweld, zodat hij als medepleger kan worden aangemerkt en een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 1, 3 en 5 primair tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 2 tenlastegelegde – de poging afpersing van de fiets van [slachtoffer 1] - gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] en bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft bovendien gevorderd dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 4 tenlastegelegde – de diefstal met valse sleutel - gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte 3] alleen is meegegaan de [tankstation] in, maar hier verder geen actieve rol heeft gespeeld, zodat verdachte van het onderdeel medeplegen moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 6 tenlastegelegde. Kort gezegd heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de aangifte van [slachtoffer 4] en de bekennende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte een bewezenverklaring kan volgen voor de onder 6 tenlastegelegde - diefstal met geweld in vereniging - .
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 7 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de aangifte van [slachtoffer 5] en de bekennende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte een bewezenverklaring kan volgen voor de onder 7 tenlastegelegde - afpersing in
vereniging -.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van alle 7 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft aangevoerd dat in de gewijzigde tenlastelegging onder feit 5 wordt gesproken over een poging tot diefstal van de rugtas van [slachtoffer 3] , maar dat geen van de verdachten heeft verklaard over diefstal van een rugtas, zodat verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Feit 1
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 28 februari 2021 (pag. 224 t/m 227);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 maart 2021 (pag. 156 t/m 158);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 11 maart 2021 (pag. 111 t/m 112);
  • de processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 10 maart 2021 (pag. 192 t/m 193) en d.d. 16 maart 2021 (pag. 196 t/m 198);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 maart 2021 (pag. 48 t/m 50);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2022.
Feit 2
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 28 februari 2021 (pag. 224 t/m 227);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 maart 2021 (pag. 50 en 51);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 maart 2021 (pag. 152 t/m 155);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2022.
Feit 3
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 februari 2021 (pag. 228 t/m 231);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 maart 2021 (pag. 156 t/m 159);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 11 maart 2021 (pag. 111 t/m 114);
  • de processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 10 maart 2021 (pag. 192 t/m 193) en d.d. 16 maart 2021 (pag. 196 t/m 198);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 maart 2021 (pag. 48 t/m 50);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2022.
Feit 4
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 februari 2021 (pag. 228 t/m 231);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 maart 2021 (pag. 54);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2022.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen’, nu het aandeel van medeverdachte [medeverdachte 3] te klein is geweest om tot medeplegen te komen. Het enkel meelopen van de medeverdachte [medeverdachte 3] met verdachte, terwijl verdachte alle feitelijke handelingen heeft gepleegd, is daartoe onvoldoende.
Feit 5 primair
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 11 maart 2021 (pag. 232 t/m 234);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 maart 2021 (pag. 157 t/m 159);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 23 maart 2021 (pag. 121 t/m 122);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 16 maart 2021 (pag. 196 t/m 197);
  • de processen-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 16 maart 2021 (pag. 63 t/m 65) en d.d. 27 maart 2021 (pag. 68);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2022.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 5 primair tenlastegelegde onderdeel diefstal van ‘een rugtas (met inhoud)’, nu uit de verklaring van verdachte en zijn medeverdachten is gebleken dat de intentie van de straatroven was gelegen in het stelen van telefoons.
Feit 6
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 8 maart 2021 (pag. 239 t/m 240);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 9 maart 2021 (pag. 264 en 265);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 maart 2021 (pag. 158);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 maart 2021 (pag. 222);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2022.
Feit 7
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 8 maart 2021 (pag. 251 t/m 252);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 maart 2021 (pag. 158);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 17 maart 2021 (pag. 222);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2022.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij 28 februari 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (iPhone X) die geheel aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door
-die fietsende [slachtoffer 1] (per fiets) groepsgewijs te achtervolgen en/of
-die [slachtoffer 1] de doorgang te blokkeren en/of
- dreigend met gezichtsbedekkende kleding op korte afstand voor die [slachtoffer 1] te gaan staan en/of vervolgens tegen zijn arm/lichaam te duwen en/of te stompen en/of te slaan en/of
-daarbij te roepen; '"Geef mij je tellie" en/of
(nadat [slachtoffer 1] die telefoon af had gegeven) tegen zijn buikstreek/lichaam te stompen;
2
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van zijn fiets, die geheel aan die [slachtoffer 1] toebehoorde daarbij dreigend heeft geroepen: "geef mij je fiets "
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 28 februari 2021 te Zwolle
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone XS) en een ING pinpas (rekening nummer [rekeningnummer] tnv [slachtoffer 2] ) die geheel aan die [slachtoffer 2] toebehoorde,
door
-die fietsende [slachtoffer 2] (per fiets) groepsgewijs te achtervolgen en/of
-die [slachtoffer 2] de doorgang te blokkeren en/of
- dreigend met gezichtsbedekkende kleding op korte afstand voor die [slachtoffer 2] te gaan staan en/of
-die [slachtoffer 2] (meermalen) tegen zijn hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen; "geen mij je telli";
4
hij op 28 februari 2021 te Zwolle
een geldbedrag van ongeveer 2,49 euro dat geheel aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2]
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl dat weg te nemen goed onder zijn bereik is gebracht door middel van een valse sleutel
door met een van te voren weggenomen bankpas op naam van [slachtoffer 2] bij een [tankstation] via een (onbevoegde) pintransactie een aansteker te kopen;
5 primair
hij op 28 februari 2021 te Zwolle tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] ,
weg te nemen
met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen
door dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- (groepsgewijs) achter voornoemde [slachtoffer 3] zijn aangefietst en/of gerend
- voornoemde [slachtoffer 3] hebben afgesneden en/of voor voornoemde [slachtoffer 3] zijn gaan fietsen en/of (vervolgens) haar hebben doen stoppen en/of
- hebben geschreeuwd dat ze moest afstappen,
- in een (broek)zak van voornoemde [slachtoffer 3] hebben gevoeld en/of deze gefouilleerd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer 3] te laten struikelen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] ten val kwam en/of
- (vervolgens) tegen/op/in het gezicht, hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen.
6
hij op 8 maart 2021 te Zwolletezamen en in vereniging met een ander een mobieletelefoon die geheel aan een ander dan aanverdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] heeftweggenomenmet het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstalwerd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van bedreiging metgeweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door:- die fietsende [slachtoffer 4] een duw te geven ten gevolge waarvan hij in de berm van een zandpad tot stilstand kwam en/of- (vervolgens) die [slachtoffer 4] de doorgang te blokkeren door voor hem te gaan staan en/of- (vervolgens) dreigend/dwingend tegen die [slachtoffer 4] te zeggen; geef mij je telefoon" en/of- (vervolgens) die [slachtoffer 4] zijn kleding te doorzoeken en (uiteindelijk) zijn telefoonuit zijn jas te pakken;
7
hij op 8 maart 2021 te Zwolletezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iphone 7) die geheel aan die [slachtoffer 5] toebehoorde,door- die fietsende [slachtoffer 5]
- op een fiets/fietsen achterna te gaan en/of te achtervolgen en/of- (daarbij) dreigend/dwingend te roepen: "afstappen nu" en/of- (vervolgens) die [slachtoffer 5] de doorgang te blokkeren door voor haar te gaan staan en/of vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 5] te roepen: geef mij je telefoon en je bankpas"tengevolge waarvan die [slachtoffer 5] haar telefoon aan verdachte en/of diens mededadergaf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf:
poging tot afpersing;
feit 3
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5 primair
het misdrijf:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 6
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen;
feit 7
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 170 dagen waarvan 122 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte op te leggen de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn verwoord in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 december 2021, te weten dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering te Zwolle, dat hij moet meewerken aan hulpverlening, behandeling of diagnostiek als de jeugdreclassering dat nodig vindt, dat hij verblijft bij Pluryn of een soortgelijke instelling en dat hij meewerkt aan school of dagbesteding.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een werkstraf van 120 uur wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van een eventueel op te leggen straf op het standpunt gesteld dat uit het NIFP rapport is gebleken dat bij verdachte sprake is van complexe problematiek en heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Verdachte is vanaf juni 2020 in aanraking gekomen met politie en justitie. Er was sprake van een negatieve spiraal in het leven van verdachte en in augustus 2020 is hij uit huis geplaatst. Verdachte heeft na zijn aanhouding voor de onderhavige tenlastegelegde feiten een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Er is veel in gang gezet. Verdachte verblijft nu nog op een gesloten afdeling, maar er wordt inmiddels gezocht naar een geschikte plaats op een open afdeling.
De raadsman kan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie tot oplegging van een werkstraf en een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest. De raadsman laat het aan het oordeel van de rechtbank over of nog een voorwaardelijke straf aan verdachte moet worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Verdachte heeft eerst op 28 februari 2021 samen met drie medeverdachten twee straatroven gepleegd en één poging daartoe. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten van tevoren afgesproken om straatroven te plegen. Verdachte en zijn medeverdachten zijn op 28 februari 2021 samengekomen in het Wezenlandenpark. Twee medeverdachten hadden messen bij zich. Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachten op de fiets gaan rijden en hebben eerst aangeefster [slachtoffer 3] proberen te overvallen. [slachtoffer 3] , die een verstandelijke beperking heeft, werd achtervolgd en gedwongen om te stoppen. Er werd geroepen dat zij haar telefoon moest afgeven, maar [slachtoffer 3] rende weg. Verdachte tackelde [slachtoffer 3] , waarna zij ten val kwam en een medeverdachte haar een trap tegen het hoofd heeft gegeven. [slachtoffer 3] bleef bewusteloos liggen. Verdachte en zijn medeverdachten zijn, zonder zich te bekommeren om het welzijn van [slachtoffer 3] , weggefietst. Daarna kwamen verdachte en zijn medeverdachten aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen op de fiets. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de twee jongens achtervolgd, klemgereden en hebben door geweld en bedreiging met geweld hun telefoons afgenomen. Daarbij hebben verdachte en zijn medeverdachten de telefoons buitgemaakt. Verdachte heeft tevens nog geprobeerd om de fiets van aangever [slachtoffer 1] buit te maken en heeft voorts met de gestolen pinpas van [slachtoffer 2] nog een aansteker bij een tankstation gekocht.
Op 8 maart 2021 heeft verdachte vervolgens wederom samen met één andere medeverdachte twee straatroven gepleegd. Dit was van te voren tussen hen afgesproken. Verdachte en zijn medeverdachte zijn in de avond samengekomen en op de fiets gaan rijden en hebben eerst aangever [slachtoffer 4] achtervolgd en tot stoppen gedwongen. Er werd door verdachte geroepen dat hij zijn telefoon moest afgeven. [slachtoffer 4] hield zijn handen omhoog, waarna verdachte en zijn medeverdachte hem fouilleerden en zijn telefoon uit zijn broekzak haalden. Verdachte en zijn medeverdachte zijn weggefietst en kwamen daarna aangeefster [slachtoffer 5] tegen op de fiets. Verdachte en zijn medeverdachte hebben haar achtervolgd en klemgereden. De medeverdachte heeft hierbij dreigend geroepen dat zij haar telefoon moest afstaan. Daarbij hebben verdachte en zijn medeverdachte de telefoon buitgemaakt.
Dit zijn zeer ernstige feiten, waarvan algemeen bekend is dat slachtoffers nog langdurig gevoelens van angst en onveiligheid op straat kunnen ondervinden. Tevens veroorzaakt dit soort ernstige feiten gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent verdachte dit handelen aan.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van;
- een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek d.d. 22 juni 2021, opgemaakt door drs. M.A. Aalbers- Passier, GZ-psycholoog;
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 29 december 2021, opgemaakt door L. Langeveld, raadsonderzoeker en
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 december 2021.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte op 10 maart 2021 in voorlopige hechtenis is genomen en op 12 maart 2021 is geschorst onder voorwaarden. Op 29 maart 2021 is de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven, omdat verdachte niet tijdig was teruggekeerd bij Trias en zich dus niet aan de voorwaarden had gehouden. Op 14 mei 2021 is de voorlopige hechtenis van verdachte opnieuw geschorst onder voorwaarden. Verdachte is toen overgebracht naar Pluryn, locatie Eefde. Verdachte verblijft daar nog steeds op de gesloten afdeling.
Uit de Pro Justitia rapportage van 22 juni 2021 is gebleken dat bij verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis die vanaf de vroege kinderjaren is vastgesteld. Deze stoornis ligt ten grondslag aan de huidige gedragsproblemen van verdachte. Deze gedragsproblemen zijn van dien aard dat gesproken kan worden van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Daarnaast is tevens sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. Voor verdachte zijn de spanning, de sensatie (thrillseeking), het gemakkelijke geld, het tegen gaan van verveling voor hem legitieme redenen geweest om de straatroven te plannen en ook uit te voeren. Uit de wijze van handelen destijds, maar ook tijdens de bespreking achteraf, is bij verdachte nergens gewetenswroeging, schuld of schaamte te bespeuren. Spijt wordt slechts enkelzijdig beleefd en ingegeven door het nadeel dat verdachte zelf ervaart van zijn gemaakte keuzes. Vooraf, maar ook achteraf is verdachte zich nauwelijks bewust van de gevolgen van zijn gedrag voor de ander. Hij werd gedreven door zijn eigen korte termijnbehoeftes. Naast het eigen belang van verdachte zou erkenning en waardering van zijn leeftijdgenoten eveneens een rol hebben gespeeld. In het contact met antisociale jongeren die vaak ook problemen hebben thuis, buitenshuis en op school is hij niet de vreemde eend in de bijt. Verdachte voelt zich hier prettig en hij voelt hier de erkenning en de waardering voor wie hij is. Het plegen van strafbare feiten geeft hem aanzien en erkenning. Uit het rapport is voorts gebleken dat verdachte voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten softdrugs had gebruikt. Het gebruik van softdrugs is van invloed op het onder controle houden van impulsen en werkt onverschilligheid in de hand. Ondanks dat verdachte in cognitief opzicht voldoende weet heeft van het ontoelaatbare van zijn gedrag staan zijn keuzes van gedrag sterk onder invloed van de aanwezige pathologie.
De psycholoog heeft gelet hierop geadviseerd om de tenlastegelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen.
De psycholoog heeft voorts aangevoerd dat de pathologie van verdachte blijvend is en tevens slechts in beperkte mate beïnvloedbaar is. Dit heeft tot gevolg dat ook in de toekomst, na gepleegde interventies, een reële kans op recidive blijft bestaan. Het eigenbelang zal bij verdachte leidend blijven in zijn keuzes van gedrag, waarbij zijn gebrekkige gewetensfuncties maken dat hij sneller dan anderen verkeerde keuzes maakt.
Vanuit de startbespreking binnen Pluryn is in aanwezigheid van ouders en verdachte en gezinsvoogd en tevens reclasseringsbegeleidster het perspectief besproken waarbij verdachte vanuit Eefde door gaat stromen naar een open groep binnen een drie milieus voorziening. De psycholoog kan zich op grond van de bevindingen vanuit het huidige Pro Justitia onderzoek hierbij aan sluiten. Hierbij zou een juridische maatregel in de vorm van reclasseringstoezicht ondersteunend aan deze plaatsing kunnen werken. Reclasseringstoezicht zou dan als een extern geweten kunnen functioneren door verdachte heldere en strak geformuleerde kaders voor te houden wat wel mag en wat niet mag. Daarbij kan het reclasseringstoezicht de ouders van verdachte tevens ontlasten in hun gezagsrol naar verdachte. Dit zou een positieve uitwerking kunnen hebben op de relatie tussen ouders en kind en uiteindelijk in het belang zijn van een positieve ontwikkeling van verdachte.
De psycholoog heeft gelet hierop geadviseerd om bij een strafoplegging aan verdachte als bijzondere voorwaarde jeugdreclasseringstoezicht op te leggen. Daarbij aansluitend bij het doel om verdachte beter te leren rekenen in eigen belang dient hij te ervaren dat deze keuzes voor gedrag niet ongestraft blijven, zodat de psycholoog in dat licht tevens heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke leer- of werkstraf op te leggen.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van vorengenoemd rapport en maakt de daarin getrokken conclusies tot de hare.
De rechtbank concludeert dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 december 2021 is gebleken dat verdachte meerdere delicten, kort na elkaar heeft gepleegd. Verdachte heeft daar vanaf het begin open en eerlijk over verklaard. Daarbij is gebleken dat verdachte geen of amper spijt betuigd heeft en dat hij vooral zijn eigen nadelige gevolgen ervaart. De Raad kan zich vinden in de conclusies die in de Pro Justitia rapportage door de psycholoog zijn getrokken, te weten dat de reactieve hechtingsstoornis, de normoverschrijdende stoornis en de afhankelijkheid van cannabis, maar ook zeker de adoptieproblematiek, allen van invloed zijn op het gedrag van verdachte. Verdachte verblijft op dit moment in de instelling Pluryn en hij moet volgens de Raad de kans krijgen om zich verder te ontwikkelen in een driemilieuvoorziening, met voldoende begeleiding en ondersteuning en beperkte vrijheid. Er wordt nog gezocht naar zo’n passende plek. De Raad acht het positief dat de verlofmomenten van verdachte goed zijn verlopen en dat er meer aandacht komt voor het adoptieverleden van verdachte en welke gevolgen dat voor verdachte heeft (gehad). Daarbij is verdachte nog steeds welkom bij zijn ouders, die hem elke week tijdens het verlof een warm huis bieden. Hierbij is de verwachting en de hoop dat de verstandhouding tussen verdachte en zijn ouders zal verbeteren, omdat er meer afstand is. De Raad acht het noodzakelijk dat het reeds ingezette jeugdreclasseringstoezicht van verdachte wordt voortgezet.
Door de Raad wordt geadviseerd om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen, gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf met bijzondere voorwaarden. Het voorwaardelijk deel dient als stok achter de deur, maar dient er ook voor om te zorgen dat verdachte zich houdt aan de bijzondere voorwaarden en de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor jeugdigen uitgaan van een taakstraf vanaf 60 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie, bij een straatroof. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij dit oriëntatiepunt en acht bij deze straatroven de strafverzwarende omstandigheden van het in vereniging plegen aan de orde, het gebruik van fysiek geweld en het feit dat sprake is geweest van meerdere opeenvolgende straatroven, dan wel een poging daartoe op twee verschillende avonden. Daarbij heeft de rechtbank het aandeel van verdachte in de strafbare feiten – hij heeft aangever [slachtoffer 2] geduwd en aangeefster [slachtoffer 3] laten struikelen en was samen met medeverdachte [medeverdachte 1] initiatiefnemer van de plannen voor de straatroven op 28 februari 2021 én hij was initiatiefnemer bij de straatroven op 8 maart 2021 - meegewogen. Dit aandeel van verdachte is groter geweest dan het aandeel van sommige van zijn medeverdachten. Voorts heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en dat hij zich bij zijn tweede schorsing goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden.
De rechtbank acht in dit geval oplegging van jeugddetentie noodzakelijk en passend bij de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde. De rechtbank zal bepalen dat de op te leggen jeugddetentie gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, onder de hierna te noemen voorwaarden. De rechtbank beoogt met de voorwaardelijke veroordeling de reeds ingezette begeleiding door de jeugdreclassering van verdachte te laten voortduren en mede hierdoor de kans op herhaling te verminderen. De rechtbank acht een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden passend, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij de Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering, dat hij meewerkt aan hulpverlening, behandeling of diagnostiek als de jeugdreclassering dat nodig vindt, ook als het gaat om middelengebruik, dat hij bij Pluryn of een soortgelijke instelling verblijft en dat hij meewerkt aan school of dagbesteding, om de kans op herhaling te verkleinen.
De rechtbank acht een hogere voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk dan door de officier van justitie is geëist, gelet op de ernstige problematiek die bij verdachte aanwezig is en het hoge recidiverisico.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van jeugddetentie voor de duur van 228 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met daaraan verbonden de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Feit 1
(De moeder van) [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 600.—(zeshonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Iphone X: € 600,--.
Feit 3
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 822,50 (achthonderd tweeëntwintig euro en vijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Iphone XS: € 400,--;
- Apple hoesje: € 75,--;
- Pinpas aanvragen: € 7,50;
- Simkaart aanvragen: € 12,50;
- Saldo pinpas: € 2,50;
- Nieuw winterjas: € 75,--;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 250,-- gevorderd.
Feit 7
(De moeder van) [slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 175,71 (honderdvijfenzeventig euro en éénenzeventig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- beschermkapje mobiel: € 11,95;
- reiskosten huis -politiebureau: € 2,52;
- reiskosten schermprotector vervangen: € 1,24;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 150,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5] in zijn geheel kan worden toegewezen en kan worden gedeeld met de medeverdachte met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat deze niet is onderbouwd. De raadsman heeft aangevoerd dat nu de schade niet duidelijk is en deze schade moet worden geschat, de vordering ingewikkeld is en de benadeelde in diens vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat deze niet is onderbouwd. De raadsman heeft aangevoerd dat de waarde van de telefoon in de aangifte wordt geschat op € 300,-- en dat in de vordering de waarde € 400,-- is. De schade is nu niet duidelijk en als deze schade moet worden geschat, is de vordering ingewikkeld en dient benadeelde in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat de winterjas inmiddels is teruggegeven, zodat benadeelde voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman heeft geen opmerkingen ten aanzien van de immateriële schade.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5] geen opmerkingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De exacte omvang staat (nog) niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade naar redelijkheid vast op € 600,--. Nu verdachte samen met drie medeverdachten jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht, dient de vordering gedeeld te worden door vier. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 150,-- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de, hoewel op zichzelf begrijpelijk, gevorderde kosten voor de winterjas van € 75,-- niet rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De exacte omvang van de overige schadeposten staat (nog) niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de materiële schade naar redelijkheid vast op € 497,50 en de immateriële schade op € 250,--. Nu verdachte samen met drie medeverdachten jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht, dient de vordering gedeeld te worden door vier. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 186,88 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Nu verdachte samen met één medeverdachte jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht, dient de vordering gedeeld te worden door twee. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 87,85 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
De rechtbank ziet in de leeftijd van verdachte aanleiding om geen gijzeling op te leggen bij de schadevergoedingsmaatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en
77gg Sr.

10. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2het misdrijf:
poging tot afpersing;
feit 3het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5 primairhet misdrijf:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 6het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen;
feit 7het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
228 (tweehonderdachtentwintig) dagen;
- bepaalt dat van deze
jeugddetentieeen gedeelte van
180 (honderdtachtig) dagennietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- meewerkt aan hulpverlening, behandeling of diagnostiek als de jeugdreclassering dat nodig vindt, ook als het gaat om middelengebruik;
- bij Pluryn of een soortgelijke instelling verblijft, maximaal tot het einde van de proeftijd;
- meewerkt aan school of dagbesteding;
- draagt de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering (instantiecode AST106) op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Verantwoordelijke gemeente is Zwolle.
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van € 150,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 150,-- (zegge: honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2021 ten behoeve van de benadeelde en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3 en 4): van een bedrag van € 186,88 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 186,88 (zegge: honderdzesentachtig euro en achtentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2021 ten behoeve van de benadeelde en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 7): van een bedrag van € 87,85, (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 87,85 (zegge: zevenentachtig euro en vijfentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2021 ten behoeve van de benadeelde en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Vijftigschild, voorzitter, mr. H.Th. Pos en
mr. D.E. Schaap, rechters tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022.
Buiten staat
Mr. Pos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ***. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland met nummer ON1R021020 (onderzoek Dodo) Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.