ECLI:NL:RBOVE:2022:3453

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
08-192235-22 en 08-069982-21(tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met een scherp voorwerp in Almelo

Op 22 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 juli 2022 in Almelo, waar de verdachte het slachtoffer aanviel met een scherp en snijdend voorwerp, terwijl het slachtoffer in een cabriolet zat. De verdachte had de confrontatie bewust opgezocht door naar de woning van het slachtoffer te gaan en hem daar op te wachten. Het slachtoffer liep ernstige verwondingen op, waaronder snijwonden aan zijn handen en andere delen van zijn lichaam, die hem blijvende schade zouden kunnen toebrengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om het leven van het slachtoffer te beroven, wat resulteerde in de veroordeling voor poging tot doodslag. Naast de gevangenisstraf werd de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding van 5.000 euro aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een ernstig misdrijf had gepleegd, wat een zware straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-192235-22 en 08-069982-21(tul) (P)
Datum vonnis: 22 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] (Polen),
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Menouar, en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Karapetyan, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) te doden, dan wel dat dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van die [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 juli 2022, te Almelo, op/aan de Veldkampsweg t.h.v. huisnummer [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- meermalen, althans eenmaal, met een machete/groot hakmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de richting van het hoofd/bovenlichaam van die [slachtoffer] (in)geslagen en/of (in)gehakt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juli 2022 te Almelo, op/aan de Veldkampsweg t.h.v. huisnummer [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond/hakwond in de linkerhand(palm)(de linkerhand lag er nagenoeg af) en/of diepe snijwonden aan de rechterpink en de rechterringvinger (welke er nagenoeg geheel af waren gehakt/gesneden), heeft toegebracht, immers heeft hij -verdachte- meermalen, althans eenmaal met een machete/groot hakmes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de richting van het hoofd/bovenlichaam van die [slachtoffer] (in)geslagen en/of (in)gehakt en/of gesneden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte integraal vrij te spreken, wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 30 juli 2022 arriveerde aangever [slachtoffer] in een cabriolet voor zijn woning aan [adres 2] in Almelo. Kort daarna is [slachtoffer] aangevallen met een scherp voorwerp. [slachtoffer] heeft zich daarbij afgeweerd met zijn handen om zijn hoofd te beschermen. [slachtoffer] heeft ernstig letsel opgelopen, bestaande uit ernstige snijverwondingen aan de huid, botbreuken en gewrichts-, zenuw- en spierdoorsnijdingen aan beide handen. De verwondingen passen bij het slaan met een groot scherprandig voorwerp zoals een kapmes. Toen [slachtoffer] in zijn auto zat is verdachte ter plekke geweest. Verdachte heeft naast de auto van [slachtoffer] gestaan terwijl hij iets in zijn linkerhand vasthield. Hij is daarna weggerend.
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft tijdens zijn eerste politieverhoor op 31 juli 2022 bevestigd dat hij de persoon is die naast de auto van [slachtoffer] is te zien, op een stilstaand beeld van een opname afkomstig van de camera boven de voordeur van de woning aan [adres 2] . Verder heeft verdachte in datzelfde verhoor verklaard dat hij naar [slachtoffer] toe is gerend en dat hij een stukje metaal in zijn hand had. Hij heeft hiermee gezwaaid. Vervolgens heeft verdachte op 10 augustus 2022, toen hij (in ieder geval) niet langer onder invloed was van verdovende middelen, bij de raadkamer nog eens uitdrukkelijk verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gestoken met een metalen voorwerp. In een aanvullend verhoor van 14 oktober 2022 en ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij degene is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken. Verdachte heeft als alternatief scenario aangevoerd dat een derde persoon [slachtoffer] verwond moet hebben nadat verdachte is weggerend bij [slachtoffer] . Verdachte heeft aangegeven dat hij bij het doen van zijn eerste verklaring nog onder invloed van middelen was.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat een ander dan verdachte het letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] , niet aannemelijk is geworden. Dit gelet op het zeer korte tijdsbestek tussen het moment waarop verdachte (zoals is te zien op de camerabeelden) weg rent van de Veldkampsweg (20:37:10 uur) [1] , het moment waarop [slachtoffer] aanbelt bij de woning aan [adres 2] (20:43 uur) en het moment waarop de melding van het incident bij het operationeel centrum binnenkomt (20:46 uur). Bovendien zijn op de camerabeelden geen andere personen waargenomen dan verdachte, waardoor het niet aannemelijk is dat een ander [slachtoffer] heeft aangevallen.
Daar komt bij dat verdachte kennelijk pas na bestudering van het einddossier een aanvullende verklaring, met een alternatief scenario, heeft afgelegd bij de politie. Dat draagt niet bij aan de geloofwaardigheid van verdachte.
Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft aangevallen met een scherp en snijdend voorwerp.
Is sprake geweest van een poging tot doodslag?
Bij de kwalificatie van de handelingen van verdachte dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Verder is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, terwijl hij naast de cabriolet stond waarin [slachtoffer] zat, in de richting van het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer] heeft geslagen dan wel dat hij hierop heeft gehakt met een scherp en snijdend voorwerp. Als [slachtoffer] zich niet met zijn handen had beschermd zou hij letsel aan hoofd en hals hebben opgelopen. De rechtbank oordeelt dat deze gedraging van verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht was op het doden van [slachtoffer] dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van [slachtoffer] bewust heeft aanvaard. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de hals bijzonder kwetsbaar zijn, waardoor gemakkelijk fataal letsel kan ontstaan. Hetzelfde geldt voor de polsen, waar zich slagaders bevinden. De kans dat verdachte niet de handen van [slachtoffer] , maar diens polsen zou raken was groot. Uit de aanvullende geneeskundige verklaring van 18 oktober 2022 blijkt verder dat de verwondingen aan de hals als gevolg van het slaan met een kapmes zeker een dodelijke afloop hadden kunnen hebben. Dat [slachtoffer] niet (dodelijk) verwond is door het handelen van verdachte, is te danken aan zijn eigen afweeractie en is zeker niet de verdienste van verdachte. Van contra-indicaties is bovendien niet gebleken.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank meent dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te kunnen bewijzen dat verdachte de poging tot doodslag tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Voor dat deel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit (deels) heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 juli 2022, te Almelo, aan de Veldkampsweg t.h.v. huisnummer [adres 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, met een scherp en snijdend voorwerp in de richting van het hoofd/bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gehakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden door uit het niets in een ongecontroleerde razernij op hem in te hakken met een scherp en snijdend voorwerp. Verdachte heeft deze confrontatie bewust opgezocht door naar de woning van [slachtoffer] te gaan en hem daar op te wachten en aan te vallen. [slachtoffer] zat op dat moment in een auto met open dak en kon geen kant op. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij [slachtoffer] in een dergelijke kwetsbare positie zodanig heeft toegetakeld dat [slachtoffer] daar ernstig letsel aan heeft overgehouden. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] ter terechtzitting blijkt dat zijn letsel hem voor de rest van zijn leven zal herinneren aan deze gebeurtenis. Hij kan zijn eigen werk niet meer uitoefenen en de pink van zijn rechterhand moet hoogstwaarschijnlijk geamputeerd worden. Ook benadrukt hij dat hij heeft gevreesd voor zijn leven. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig misdrijf. Verdachte heeft niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , maar ook het gevoel van veiligheid in de buurt aangetast door in het openbaar op een lichte zomeravond op deze manier te handelen.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Verdachte is na de afronding van het dossier teruggekomen op zijn bekennende verklaringen en heeft besloten het feit alsnog te ontkennen en hierbij te blijven ter terechtzitting.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 oktober 2022 volgt onder andere dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 2 november 2022. Daaruit komt het volgende naar voren. De reclassering schat het risico op recidive en op letselschade in als hoog, op basis van de delictgeschiedenis en het feit dat verdachte [slachtoffer] heeft opgezocht. Verder wil verdachte niet over persoonlijke problemen praten, waardoor het niet mogelijk is gebleken om zicht te krijgen op zijn persoonlijkheid. Als gevolg van de ontkennende houding van verdachte en de taalbarrière ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of gedragsverandering te bewerkstelligen. Bij veroordeling voor onderhavig delict kan volgens de reclassering gesproken worden van een patroon van geweld. De reclassering acht dit, zeker nu verdachte pas drie jaar in Nederland verblijft, zorgwekkend.
Conclusie
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zoekt aansluiting bij de eis van de officier van justitie, die zijn eis heeft gebaseerd op de richtlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie. Deze richtlijnen adviseren ten aanzien van een first offender voor een poging tot doodslag door het steken met een mes of vergelijkbaar voorwerp, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel, een gevangenisstraf van vier tot zes jaren.
Alles afwegende conformeert de rechtbank zich aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 20.220,00 (twintigduizendtweehonderdtwintig euro). De gevorderde materiële schade bestaat uit de schade aan de kleding van [slachtoffer] (overhemd/T-shirt, broek, sportschoenen en sokken) ter waarde van € 220,00. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf
30 juli 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Immers is ter terechtzitting gebleken dat het letsel van de benadeelde partij hoogstwaarschijnlijk blijvend zal zijn. Subsidiair heeft de officier van justitie aan de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid bij het bepalen van de hoogte van de schade.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu hij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen, wegens het ontbreken van enige onderbouwing.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
8.4.1
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten met betrekking tot de materiële schade zijn onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.4.2
Immateriële schade
De opgevoerde immateriële schade is betwist en onvoldoende onderbouwd waar het gaat om de hoogte van het gevorderde bedrag. Wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op
€ 5.000,00 (vijfduizend euro). De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 30 juli 2022. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de overige gevorderde immateriële schade afwijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, opgelegd door de politierechter in de rechtbank Overijssel bij vonnis van 31 mei 2021, moet worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu hij vrijspraak heeft bepleit.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand en de voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 75 uren moet worden toegewezen. Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro)(bestaande uit immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.000,00, (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van
€ 15.000,00 aan immateriële schade wordt afgewezen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] , voor een deel van € 220,00 aan materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 31 mei 2021 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maanden de voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van
75 (vijfenzeventig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2022.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink en mr. M.W. Eshuis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022351913. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 31 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 39):

(…) Ik ben meerdere keren gestoken met een machete (…).

2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 1 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 45, 47):

(…) V = Waar is het precies gebeurd? A = Voor mijn huis. Voor de woning waar ik woon. (…) [adres 2] (…) Hij heeft mij gewoon met de machete gesneden (…) op mijn handen die mijn gezicht beschermde (…).

3. Het proces-verbaal van bevindingen van 1 augustus 2022 inclusief bijbehorend fotoblad (pagina 15), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 13):

(…) Op (…) 30 juli 2022 (…) Buiten hoorde ik dat er een camera boven de voordeur hing van [adres 2] . (…) Ik zag, naar later bleek de verdachte, hangend over het portier staan. Ik zag dat de verdachte wat in zijn linker hand vast had (…).

4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 83-84):

(…) Ik had een stukje metaal bij me. Dit had ik in mijn hand. Ik heb hiermee gezwaaid. (…) De camera van de woning, waar jij was, neemt bewegende beelden op. Ik laat deze nu aan je zien. A: Ja, ik ben dat op die foto (…).

5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de raadkamer van 10 augustus, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Ik heb [slachtoffer] gestoken met een metalen voorwerp (…).

6. De letselrapportage van 3 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 50, 51):
(….) Samenvatting medische informatie Ernstige snijverwondingen aan de huid, botbreuken, gewrichtsdoorsnijdingen, zenuwdoorsnijdingen en
spierdoorsnijdingen aan beide handen. (…) Deze ernstige scherprandige verwondingen (…) passen bij afweerletsel bij harde slagen met een kapmes (…).
7. De aanvullende geneeskundige verklaring van 19 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Verwondingen aan de hals middels het slaan met een kapmes hadden zeker een dodelijke afloop kunnen hebben (…).

8. Het proces-verbaal van bevindingen van 31 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 10):

(…) Op zaterdag 30 juli 2022, omstreeks 20:46 uur, kregen wij van het operationeel centrum de melding om te gaan naar [adres 2] te Almelo in verband met een reanimatie. Aanrijdend kregen wij van het operationeel centrum de informatie te horen dat het slachtoffer zou zijn gestoken met een mes. (…).

9. Het proces-verbaal van bevindingen van 2 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 66):

(…) Ik zag dat, volgens de datum en tijdsaanduiding, op 30-07-2022 19:37:10 Persoon 1 in de richting van de Rohofstraat rent, komende vanaf de richting van de zwarte cabrio. (…).

10. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 30 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 54):

(….) Op zaterdag 30 juli 2022 zat ik in de woonkamer, de muziek was aan en de gordijnen waren dicht aan de voorzijde van de woning. Ik hoorde gevloek van buiten komen in het Pools waardoor ik kon opmaken dat er een ruzie gaande was voor de woning. Ik hoorde ook een auto wegrijden. Vervolgens hoorde ik, omstreeks 20:43 uur, gebonk op de voordeur en ik hoorde dat iemand in het Pools riep: "open de deur want er is buiten iets aan de hand!" Toen ik de deur opendeed zag ik [slachtoffer] staan. Hij woont ook aan [adres 2] te Almelo. (….).

Voetnoten

1.Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Haverkort van 2 augustus 2022 blijkt dat de tijdsaanduiding zichtbaar op de camerabeelden een uur verschilt met de werkelijke tijd.