ECLI:NL:RBOVE:2022:345

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
9376905 CV EXPL 21-3262
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en toewijzing van achterstallig salaris in arbeidsovereenkomst met werknemer met afstand tot de arbeidsmarkt

In deze zaak vorderde de eiser, een werknemer met afstand tot de arbeidsmarkt, betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen van de gedaagde, een bedrijf dat hem in dienst had. De kantonrechter oordeelde dat de eiser zijn uren correct had bijgehouden en dat de gedaagde niet voldoende had gereageerd op de urenoverzichten die de eiser had ingediend. De eiser had vanaf het begin van zijn dienstverband zijn uren nauwkeurig bijgehouden en deze via Whatsapp aan de gedaagde gestuurd. De gedaagde had enkel aangegeven dat de starttijd van de werkdag anders was dan door de eiser vermeld, maar had verder geen concrete bezwaren geuit tegen de urenoverzichten. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet had aangetoond dat de urenoverzichten onjuist waren en dat de eiser recht had op betaling van het achterstallige loon, vakantietoeslag en andere vergoedingen. De kantonrechter wees de vordering van de eiser toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van een totaalbedrag van € 995,70 bruto, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en documentatie in arbeidsrelaties, vooral wanneer het gaat om werknemers met afstand tot de arbeidsmarkt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9376905 CV EXPL 21-3262
Vonnis van 1 februari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats],
eisende partij, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde mr. J.H. Lodewijk, toegevoegd op 15 april 2021 onder nummer 2GF9891,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[X] Sneltransport en Facility Service,
wonend in [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met bijlagen 1 tot en met 19
  • de conclusie van antwoord met een aantal ongenummerde bijlagen
  • het tussenvonnis van 16 november 2021
  • de later toegezonden bijlage 20 van [eiser].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 januari 2022. Beide partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten toegelicht. Met instemming van beide partijen was het een hybride zitting waarbij [gedaagde] via videoverbinding deelnam. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum vastgesteld voor het vonnis.

2.De feiten: wat is er voorafgegaan aan deze zaak?

2.1.
[eiser] is een jongen die afstand heeft tot de arbeidsmarkt. [gedaagde] had een vacature openstaan voor werknemers met afstand tot de arbeidsmarkt. [eiser] heeft hierop gesolliciteerd.
2.2.
[gedaagde] en [eiser] hebben eerst een proefperiode afgesproken. Die periode heeft 2 of 3 maanden geduurd. In die periode heeft [eiser] voor [gedaagde] 28 of 20 uur per week gewerkt als koerier zonder daarvoor loon te ontvangen.
2.3.
Op 18 januari 2021 is [eiser] bij [gedaagde] in dienst getreden als koerier voor gemiddeld 12 uren per week tegen een uurloon van € 9,72 bruto.
2.4.
Op 14 april 2021 hebben de heer [A] (namens [eiser]), accountmanager werkgevers- en werkzoekendendienstverlening bij de Gemeente Oldebroek, en [gedaagde] telefonisch afgesproken de arbeidsovereenkomst te beëindigen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert van [gedaagde] betaling van:
€ 701,14 bruto aan loon;
€ 56,09 bruto aan vakantietoeslag over het loon;
€ 233,28 bruto aan niet-genoten vakantiedagen;
€ 18,66 bruto aan vakantietoeslag over de niet-genoten vakantiedagen;
€ 30,13 bruto aan niet-genoten ATV-dagen;
€ 2,41 bruto aan vakantietoeslag over de niet-genoten ATV-dagen;
de wettelijke verhoging van 50% over de bedragen onder a tot en met f;
€ 656,26 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over alle hiervoor genoemde bedragen;
de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
De standpunten van partijen worden hierna besproken.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [eiser] nog recht heeft op betaling van loon. Volgens [eiser] heeft hij niet alle uren uitbetaald gekregen. [eiser] hield zijn uren bij vanaf het moment dat hij de auto ophaalde bij [gedaagde] tot het moment dat hij de auto weer inleverde.
4.2.
Volgens [gedaagde] was [eiser] niet goed bereikbaar voor [gedaagde] en verliep de communicatie niet goed. De werktijd startte om 10:30 uur en niet om 10:00 uur, zoals [eiser] in zijn urenoverzichten heeft vermeld. Verder werden vanaf 15 maart 2021 alleen de standaarduren uitbetaald. De meer gewerkte uren werden geregistreerd als tijd voor tijd. [eiser] kon daar later weer verlof van opnemen.
4.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de arbeidsovereenkomst hebben partijen afgesproken dat [eiser] gemiddeld 12 uren per week werkt. Tussen partijen is niet in discussie dat [eiser] ook overuren maakte tijdens zijn dienstverband. [eiser] heeft vanaf het begin van zijn dienstverband zijn uren nauwkeurig bijgehouden. Hij heeft die uren ook steeds via Whatsapp toegezonden aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft daarop niet concreet gereageerd met wat er volgens hem niet juist was aan de urenoverzichten. [gedaagde] heeft alleen aangegeven dat de starttijd 10:30 uur is in plaats van 10:00 uur. [gedaagde] heeft in zijn eigen overzichten de standaardtijden van 10:30 tot ongeveer 15:30 uur gehanteerd en heeft de werktijd verminderd met een half uur pauze. [eiser] heeft tijdens de zitting onweersproken aangevoerd dat hij geen pauze nam. Gelet op de duidelijke begin- en eindtijden die [eiser] aan [gedaagde] doorgaf, mocht van [gedaagde] worden verwacht dat hij duidelijk aangaf waarom de uren van [eiser] niet klopten. Omdat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, moet ervan worden uitgegaan dat de urenoverzichten van [eiser] juist zijn.
4.4.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat hij op 15 maart 2021 met [eiser] mondeling heeft afgesproken dat overuren vanaf dat moment niet meer werden uitbetaald, maar later als tijd voor tijd konden worden ingezet. [eiser] heeft tijdens de zitting laten weten dat hij niet bekend is met deze afspraak. Bij het gesprek op 15 maart 2021 was de jobcoach van [eiser] niet aanwezig. [gedaagde] heeft de afspraak ook niet schriftelijk bevestigd. De kantonrechter kan daarom in deze procedure niet uitgaan van het bestaan van een dergelijke afspraak. Mocht deze afspraak al komen vast te staan, dan geldt overigens nog steeds dat de gemaakte overuren (tijd voor tijd) bij het einde van het dienstverband alsnog moeten worden uitbetaald.
4.5.
Uit de loonstroken blijkt dat [gedaagde] in totaal 158,25 uren heeft uitbetaald aan [eiser]. [eiser] is zelf uitgegaan van 132 uitbetaalde uren [1] , maar daarbij is ten onrechte geen rekening gehouden met de 26,25 extra uitbetaalde uren in maart 2021 [2] . [eiser] maakt aanspraak op 194 uren en 23 minuten aan gewerkte tijd. Dat betekent dat hij nog recht heeft op uitbetaling van 36 uren en 8 minuten. Het salaris bedroeg € 9,72 per uur. Het achterstallige salaris bedraagt dan:
  • 36 uren × € 9,72 = € 349,92 bruto
  • 8/60 × € 9,72 =
  • totaal: € 351,22 bruto.
4.6.
Over dit bedrag moet [gedaagde] ook de vakantietoeslag betalen. Dat gaat om een bedrag van € 28,10.
Vakantie-uren en ATV-uren
4.7.
[eiser] heeft aanspraak gemaakt op het loon voor de opgebouwde, maar niet opgenomen vakantie-uren en ATV-uren, te vermeerderen met de vakantietoeslag daarover. [gedaagde] heeft tegen deze onderdelen van de vordering geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal deze vorderingen daarom toewijzen, met inbegrip van de vakantietoeslag. Het gaat dan om:
  • vakantie-uren € 233,28 bruto
  • vakantietoeslag vakantie-uren € 18,66 bruto
  • ATV-uren € 30,13 bruto
  • vakantietoeslag ATV-uren
  • totaal: € 284,48 bruto.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.8.
Over het achterstallige loon, de vakantie-uren, de ATV-uren en de vakantietoeslag is [gedaagde] de wettelijke verhoging verschuldigd. De wettelijke verhoging heeft inmiddels het maximum van 50% bereikt, zodat dat percentage zal worden toegewezen. Over de totale loonsom van € 663,80 gaat het om een bedrag van € 331,90 bruto.
4.9.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen over het achterstallige loon, de vakantie-uren, de ATV-uren, de vakantietoeslag en de wettelijke verhoging, te rekenen vanaf de datum van de dagvaarding, 28 juli 2021.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten is geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal, met inachtneming van de lager toegewezen hoofdsom, een bedrag toewijzen van € 149,36. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu [eiser] niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de rechtbank de rente toewijzen met ingang van de dag van de dagvaarding, 28 juli 2021.
Totale verschuldigde geldsom
4.11.
[gedaagde] zal aan [eiser] in totaal een bedrag van € 995,70 bruto moeten betalen aan loon, vakantie-uren, ATV-uren, vakantietoeslag en wettelijke verhoging, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 149,36.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] is in overwegende mate in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Die kosten zijn aan de kant van [eiser]:
  • € 85,00 voor het griffierecht
  • € 7,37 voor verschotten (informatiekosten)
  • € 248,00 voor salaris gemachtigde (twee punten × tarief € 124,00)
  • € 62,00voor nakosten (een half salarispunt à € 124,00)
Totaal: € 402,37, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.13.
Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de door de griffier voorgeschoten explootkosten niet mogelijk.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] een bedrag van € 995,70 bruto en een bedrag van € 149,36 netto (aan buitengerechtelijke incassokosten) te betalen, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 28 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de kant van [eiser] begroot op € 402,37, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, gerekend vanaf veertien dagen na vandaag, indien de proceskosten niet binnen die termijn zijn voldaan;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek op 1 februari 2022. (SvW)

Voetnoten

1.Zie punt 21 dagvaarding.
2.Zie punt 20 dagvaarding.