ECLI:NL:RBOVE:2022:3428

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
08.281367.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een moeder in een zaak van kindermishandeling

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige vrouw, die werd verdacht van mishandeling van haar kinderen. De zaak kwam voor de rechtbank na een melding van Veilig Thuis Twente over mogelijke mishandeling binnen het gezin. De officier van justitie, mr. J.E.R. Osinga, eiste een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. M. van der Steeg, pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 4 november 2022 zijn de verklaringen van de kinderen en getuigen besproken. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de kinderen niet betrouwbaar waren, omdat zij niet in een kindvriendelijke omgeving waren gehoord. Bovendien waren de getuigenverklaringen van buurtbewoners vaak gebaseerd op horen zeggen en niet op directe waarnemingen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank sprak de vrouw integraal vrij van de beschuldigingen van mishandeling van haar kinderen en het in hulpeloze toestand laten van hen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.281367.21 (P)
Datum vonnis: 18 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.E.R. Osinga en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:haar dochter [naam 1] en zoon [naam 2] heeft mishandeld;
feit 2:haar dochter [naam 1] en zoon [naam 2] in hulpeloze toestand heeft gelaten op momenten dat haar echtgenoot hen mishandelde.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot en met 23 april 2021 te Rijssen, haar kind(eren), te weten: [naam 2] (roepnaam [naam 2] ) (geboren [geboortedatum 2] ) en/of [naam 1] (roepnaam [naam 1] ) (geboren [geboortedatum 3] ) (telkens) heeft mishandeld door voornoemde [naam 2] en/of [naam 1] één of meermalen:
- (krachtig) om/bij de nek en/of arm(en) vast te pakken en/of omhoog te trekken en/of (vervolgens) mee te trekken en/of
- (krachtig) op/tegen het hoofd en/of één of meer de(e)l(en) van het lichaam te slaan en/of
- (krachtig) met een slagvoorwerp op/tegen de bil(len) en/of de voor- en/of achterzijde van het/de bovenbe(e)n(en) en/of de borst en/of de rug te slaan;
2
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 23 april 2021 te Rijssen, zich (telkens) schuldig heeft gemaakt aan het in hulpeloze toestand laten van haar kind(eren), te weten: [naam 2] (roepnaam [naam 2] ) (geboren [geboortedatum 2] ) en/of [naam 1] (roepnaam [naam 1] ) (geboren [geboortedatum 3] ), door niet in te grijpen en/of hulp te zoeken en/of met de kinderen [naam 2] en/of [naam 1] de woning te verlaten, althans weg te gaan, op momenten waarvan zij wist dat haar echtgenoot die [naam 2] en/of [naam 1] mishandelde en/of strafte en/of vernederde en/of uitschold en/of kleineerde.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit integrale vrijspraak van feit 1 en feit 2 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 april 2021 is er bij de politie een melding binnengekomen van Veilig Thuis Twente (VTT) over het gezin van verdachte en haar echtgenoot [naam 3] (hierna: [naam 3] ). Volgens deze melding heeft een buurtbewoner bij VTT gemeld dat verdachte en [naam 3] hun drie minderjarige kinderen, [naam 1] (destijds 7 jaar oud), [naam 2] (destijds 6 jaar oud) en [naam 4] (destijds 1 jaar oud), zouden mishandelen. Op 23 april 2021 heeft VTT een bezoek gebracht aan het gezin. Kort na het vertrek van VTT heeft een buurtbewoner het alarmnummer 112 gebeld en gemeld dat zij gezien heeft dat [naam 1] huilend op straat stond, door verdachte naar binnen werd geschreeuwd en dat vervolgens de rolgordijnen werden gesloten. De politie is op 23 april 2021 ter plaatse gegaan en heeft gesproken met verdachte en [naam 3] en met [naam 1] en [naam 2] . [naam 1] heeft ter gelegenheid daarvan aangegeven dat alle drie de kinderen bijna dagelijks door verdachte en [naam 3] worden geslagen. [naam 1] en [naam 2] hebben verteld dat zij met een stok, schoen en met de hand overal op het lichaam worden geslagen en dat zij ook weleens worden geschopt. [naam 1] en [naam 2] hebben ook aan de crisisdienst van VTT aangegeven dat zij worden geslagen.
[naam 1] heeft daarbij verteld dat zij soms met een stok en soms met de vlakke hand wordt geslagen en dat zij wordt geslagen op de rug, in de nek, op de armen en soms ook in het gezicht. Dit zou volgens [naam 1] elke dag gebeuren. [naam 2] heeft verteld dat hij soms wordt geslagen en dat hij dan vooral klappen krijgt. De drie kinderen zijn diezelfde dag door middel van een voorlopige ondertoezichtstelling uit huis geplaatst. Op 25 april 2021 is op verzoek van de politie en VTT door forensisch artsen T. Gelderman en W. Duijst een
top-teen-onderzoek verricht bij [naam 1] en [naam 2] . In het rapport Forensisch Medische Expertise Kindermishandeling van 6 mei 2021 worden de letsels beschreven die bij [naam 1] en [naam 2] zijn aangetroffen. Op 3 mei 2021 is bij [naam 1] en [naam 2] een skeletstatus uitgevoerd. Daarbij zijn geen (oude) breuken geconstateerd.
Ten aanzien van feit 1
De overwegingen en conclusies
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat [naam 1] en [naam 2] de belangrijkste informatiebron zijn met betrekking tot de verdenking van kindermishandeling door verdachte. [naam 1] en [naam 2] zijn in dit verband echter niet in een kindvriendelijke studio, door een hiervoor opgeleide professional gehoord. De verdenking is gebaseerd op gesprekken die door de politie en VTT op de dag van de uithuisplaatsing, in de woning van verdachte en [naam 3] met [naam 1] en [naam 2] zijn gevoerd. Daarvan is verslag gedaan in het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 24 april 2021 en de notitie ‘kindgesprekken [naam 3] ’ die als bijlage is gevoegd bij het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (crisismedewerker bij VTT) van
31 augustus 2021. Uit deze verslaglegging blijkt niet op welke wijze en aan de hand van welke vraagstelling [naam 1] en [naam 2] zijn bevraagd. Daarnaast zijn de uitspraken die door [naam 1] en [naam 2] zijn gedaan niet letterlijk weergegeven, maar hebben de politie en VTT in hun eigen bewoordingen opgeschreven wat [naam 1] en [naam 2] hen hebben verteld. Deze gang van zaken doet afbreuk aan de bruikbaarheid van de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] , omdat de verklaringen niet op betrouwbaarheid getoetst kunnen worden. Daar komt bij dat de verslaglegging over de door [naam 1] en [naam 2] beschreven handelingen van verdachte en [naam 3] weinig gedetailleerd en niet concreet is. De handelingen worden nauwelijks gekoppeld aan concrete momenten en ook blijkt niet in welke periode de handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
De politie heeft een aantal buurtbewoners gehoord over de verdenking jegens verdachte en [naam 3] . Buurtbewoners [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] hebben ten aanzien van verdachte belastende verklaringen afgelegd. De rechtbank betracht de nodige behoedzaamheid ten aanzien van het gebruik van deze getuigenverklaringen voor het bewijs. Ten eerste betreffen de verklaringen veelal verklaringen van horen zeggen. Zo verklaren de als getuigen gehoorde buurtbewoners dat [naam 1] en [naam 2] , en ook hun eigen kinderen, aan hen uitspraken zouden hebben gedaan over dat verdachte en [naam 3] [naam 1] en [naam 2] zouden slaan. Verder verklaren de buurtbewoners over incidenten, waarbij verdachte en [naam 3] hardhandig zouden hebben opgetreden richting [naam 1] en [naam 2] . Ook hierbij gaat het veelal om verklaringen van horen zeggen, waarbij bovendien sprake is van onderlinge tegenstrijdigheden. De buurtbewoners verklaren daarnaast weliswaar ook over incidenten die zij zelf zouden hebben waargenomen tussen enerzijds verdachte en [naam 3] en anderzijds [naam 1] en [naam 2] , maar deze zijn beperkt in aantal en bovendien weinig gedetailleerd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat deze verklaringen onvoldoende bewijs opleveren voor de ten laste gelegde handelingen. De rechtbank weegt in dit verband mee dat de verklaringen van voornoemde buurtbewoners haaks staan op de verklaringen van voormalig buurtbewoner [getuige 6] en de ter zitting gehoorde buurtbewoner [getuige 7] . Beiden hebben achter verdachte en [naam 3] gewoond (hun achtertuinen grensden aan die van verdachte en [naam 3] ) en hebben verklaard dat zij, in tegenstelling tot de vier buurtbewoners die in het onderzoek als getuigen zijn gehoord, regelmatig contact hadden met het gezin en nooit getuige zijn geweest van de handelingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd.
Tot slot biedt ook het rapport Forensisch Medische Expertise Kindermishandeling van
6 mei 2021 onvoldoende bewijs om verdachte aan het ten laste gelegde te koppelen. Volgens de bevindingen van de forensisch artsen betreffen de letsels die bij [naam 1] en [naam 2] zijn aangetroffen zwellingen, bloeduitstortingen, krasverwondingen, littekens die typerend zijn voor sigarettenverbranding en littekens van brandwonden. In het rapport wordt toegelicht op welke wijze de beschreven letsels
in het algemeenontstaan. De artsen hebben echter niet beoordeeld of de letsels van [naam 1] en [naam 2] ook direct te relateren zijn aan de ten laste gelegde handelingen. Verdachte heeft van meet af aan stellig en consistent verklaard dat [naam 1] en [naam 2] littekens hebben opgelopen door waterpokken en de huidziekte schurft, waaraan zij beiden hebben geleden. Verdachte heeft haar verklaring met medische gegevens onderbouwd. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat de overige letsels zouden kunnen zijn ontstaan in de periode dat [naam 1] en [naam 2] in Eritrea woonden. Het rapport Forensisch Medische Expertise Kindermishandeling geeft geen uitsluitsel over de periode waarin de letsels zijn ontstaan. In het rapport staat dat de bloeduitstortingen niet gedateerd kunnen worden en ten aanzien van de overige letsels wordt hierover niets opgemerkt. Uitsluitsel is er ook niet gekomen na nadere vragen hierover van de raadsvrouw van verdachte aan forensisch arts W. Duijst. Naar het oordeel van de rechtbank valt daarom niet uit te sluiten dat de letsels van [naam 1] en [naam 2] op een andere wijze dan door middel van de ten laste gelegde handelingen en buiten de ten laste gelegde periode zijn ontstaan.
De rechtbank concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarom integraal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht – gelet op het voorgaande – evenmin bewezen dat [naam 3] [naam 1] en [naam 2] heeft mishandeld en in het verlengde daarvan ook niet dat verdachte [naam 1] en [naam 2] in hulpeloze toestand heeft gelaten op momenten dat [naam 3] hen mishandelde. De rechtbank zal verdachte daarom ook integraal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.