Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
4 november 2022.
mr. J.E.R. Osinga en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A. Lubbers, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsmotivering
in het algemeenontstaan. De artsen hebben echter niet beoordeeld of de letsels van [naam 1] en [naam 2] ook direct te relateren zijn aan de ten laste gelegde handelingen. Verdachte heeft van meet af aan stellig en consistent verklaard dat [naam 1] en [naam 2] littekens hebben opgelopen door waterpokken en de huidziekte schurft, waaraan zij beiden hebben geleden. Verdachte heeft zijn verklaring met medische gegevens onderbouwd. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat de overige letsels zouden kunnen zijn ontstaan in de periode dat [naam 1] en [naam 2] in Eritrea woonden. Het rapport Forensisch Medische Expertise Kindermishandeling geeft geen uitsluitsel over de periode waarin de letsels zijn ontstaan. In het rapport staat dat de bloeduitstortingen niet gedateerd kunnen worden en ten aanzien van de overige letsels wordt hierover niets opgemerkt. Uitsluitsel is er ook niet gekomen na nadere vragen hierover van de raadsvrouw van verdachte aan forensisch arts W. Duijst. Naar het oordeel van de rechtbank valt daarom niet uit te sluiten dat de letsels van [naam 1] en [naam 2] op een andere wijze dan door middel van de ten laste gelegde handelingen en buiten de ten laste gelegde periode zijn ontstaan.