In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om de beëindiging van een adviesrelatie tussen de besloten vennootschap Hertelo B.V. en Schoenaker Holding B.V. Hertelo vordert dat de opzegging van het adviseurschap door Schoenaker wordt ingetrokken, omdat volgens haar geen sprake is van dringende redenen zoals bedoeld in artikel 7:678 BW. De achtergrond van de zaak betreft een langdurig conflict tussen de aandeelhouders van Schoenaker, [A] en [B], die beiden via hun holdingvennootschappen 50% van de certificaten van aandelen in Schoenaker bezitten. De procedure is gestart na de opzegging van het adviseurschap door Schoenaker, die dit deed op basis van bedreigingen die [A] zou hebben geuit aan medewerkers en bestuurders van Schoenaker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de opzegging van het adviseurschap niet gerechtvaardigd was. Hoewel er sprake was van ongepast gedrag van [A], waaronder bedreigingen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat deze gedragingen niet voldoende ernstig waren om de adviesrelatie te beëindigen. De rechter heeft daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van [A] in overweging genomen, evenals de lange geschiedenis van conflicten tussen de betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat Schoenaker niet gerechtigd was om het adviseurschap van Hertelo op te zeggen en heeft de vorderingen van Hertelo toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de voorwaarden voor beëindiging van een adviesrelatie en de noodzaak voor een werkgever om gedragingen van een werknemer of adviseur zorgvuldig te documenteren en te onderbouwen voordat tot opzegging wordt overgegaan. De rechter heeft Schoenaker ook veroordeeld in de proceskosten, wat een extra financiële last voor de onderneming met zich meebrengt.