In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 9 november 2022 een beslissing genomen in hoger beroep tegen een eerdere beschikking van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris had op 1 november 2022 bevolen dat de verdachte, die wordt verdacht van ernstige misdrijven zoals wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en verkrachting, ter klinische observatie zou worden overgebracht naar het Pieter Baan Centrum. De verdachte heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn voor een dergelijke plaatsing, vooral gezien de ontkenning van de verdachte en het feit dat er nog getuigen gehoord moeten worden.
De rechtbank heeft de argumenten van zowel de verdachte als de officier van justitie overwogen. De officier van justitie stelde dat de weigering van de verdachte om mee te werken aan rapportages niet in de weg staat aan een plaatsing in het Pieter Baan Centrum, en dat er voldoende ernstige bezwaren zijn om deze indicatie te rechtvaardigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, gezien de huidige proceshouding van de verdachte en de ontkenning van de beschuldigingen, een plaatsing op dit moment niet aangewezen is. Er zijn nog getuigen te horen en resultaten van forensisch onderzoek zijn nog niet beschikbaar, wat de noodzaak voor klinische observatie in twijfel trekt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd, met de mogelijkheid dat een opname voor klinische observatie in een later stadium alsnog kan worden bevolen, afhankelijk van de uitkomsten van het verdere onderzoek.