ECLI:NL:RBOVE:2022:330

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
08-094395-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarigen

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 52-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar, wegens het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarigen. De man kreeg daarnaast een taakstraf van 150 uur opgelegd. De zaak kwam aan het licht na aangiften van de slachtoffers, die op het moment van de feiten 10 en 14 jaar oud waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 24 januari 2022 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de aangiften en de verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met de toen 10-jarige [slachtoffer 2] en de toen 14-jarige [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de opgelegde straf in overeenstemming geacht met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zijn verbonden, omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering en een alcoholverbod. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om contact met minderjarigen te vermijden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-094395-21 (P)
Datum vonnis: 07 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. T. van Haaren - Paulus en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 1 februari 2020 in Olst bij de toen veertienjarige [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) over de kleding heen het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt;
feit 2:op 1 juli 2020 in Olst bij de toen tienjarige [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) in de onderbroek het geslachtsdeel van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Olst met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005)
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het kriebelen/kietelen van de buik van die [slachtoffer 1] en/of
- het knuffelen van die [slachtoffer 1] en/of
- het (over de kleding heen) betasten van de piemel, althans de schaamstreek, van

die [slachtoffer 1] ;

2
hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Olst met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010)
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het wrijven/kriebelen over de rug en/of het been en/of de bil en/of de buik van die

[slachtoffer 2] en/of

- het brengen van zijn hand in de broek en onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de piemel van die [slachtoffer 2] ;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
- de aangifte, namens [slachtoffer 1] , door vader [naam 1] [2]
- de aangifte, namens [slachtoffer 2] , door vader [naam 2] [3] ;
- het studioverhoor van [slachtoffer 2] [4] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 januari 2022 [5] .
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 1 februari 2020 te Olst met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005)
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het kriebelen/kietelen van de buik van die [slachtoffer 1] en
- het knuffelen van die [slachtoffer 1] en
- het (over de kleding heen) betasten van de piemel van die [slachtoffer 1] .
2
hij op 1 juli 2020 te Olst met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010)
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het wrijven/kriebelen over het been en de buik van die [slachtoffer 2] en
- het brengen van zijn hand in de broek en onderbroek van die [slachtoffer 2] en
- het betasten van de piemel van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in het artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Onder feit 1 en 2, telkens:
het misdrijf:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 150 uren en een gevangenisstraf van 12 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Daarbij heeft zij gevorderd de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te koppelen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een taakstraf op te leggen, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij heeft hij opgemerkt dat verdachte zich wil conformeren aan de bijzondere voorwaarden, maar dat een dadelijke uitvoerbaarheid niet nodig is omdat hij al sinds 2020 vrijwillig in behandeling is bij Transfore.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met de toen tienjarige [slachtoffer 2] en de toen veertienjarige [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] woonde met zijn ouders en [slachtoffer 2] met zijn moeder in een kleinschalige woongemeenschap [plaats] in Olst waar ook verdachte woonde. Het jongste slachtoffer had – zo blijkt uit zijn verklaring – een band met verdachte en zag hem als zijn vriend. De eenmalige ontuchtige handelingen bij beide slachtoffers vonden plaats in/bij de woning van verdachte, terwijl verdachte onder invloed van alcohol was. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen van de slachtoffers geschonden en misbruik gemaakt van het overwicht dat hij op hen had.
Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen inschatten. Handelingen zoals de verdachte die heeft gepleegd (het aanraken van het (ontblote) geslachtsdeel), vormen een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk tevoren niet stilgestaan en heeft zijn eigen behoeften boven het belang van zijn slachtoffers geplaatst.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 23 december 2021 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Na het feit met [slachtoffer 2] heeft verdachte zichzelf bij de politie aangegeven en een bekennende verklaring afgelegd. Tevens heeft hij verklaard dat het hem erg spijt en hij zich schaamt. Ter terechtzitting heeft verdachte dit herhaald en aangegeven zich te realiseren dat hij veel kapot heeft gemaakt in de levens van zijn slachtoffers.
De reclassering heeft op 17 januari 2022 over verdachte gerapporteerd dat verdachte een gescheiden, alleenstaande man is en dat hij na de delicten is verhuisd. Verdachte heeft zich door de huisarts laten doorverwijzen voor behandeling bij de Tender in Deventer. Op eigen initiatief volgt verdachte sinds augustus 2020 dagbehandeling bij de forensische polikliniek van Transfore. Daar is verdachte gediagnosticeerd met een pedofiele stoornis, niet exclusief. Verdachte is behandeltrouw en ziet in dat behandeling noodzakelijk is. Alcoholgebruik is een risicofactor in de impulsbeheersing van verdachte. Hij heeft inmiddels twee banen en een structureel inkomen. De reclassering heeft een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd. Deze bijzondere voorwaarden bestaan uit een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij Transfore, een alcoholverbod en het vermijden van contact met minderjarigen. Ook heeft de reclassering geadviseerd deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Strafoplegging
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte een taakstraf voor de duur van 150 uren bij niet uitvoeren te vervangen door 75 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd passend en geboden.
De te stellen bijzondere voorwaarden kunnen dadelijk uitvoerbaar verklaard worden als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het feit dat verdachte al een geruime tijd onder behandeling is, behandeltrouw is en dat de strafbare feiten al ruim anderhalf jaar geleden zijn gepleegd

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Onder feit 1 en 2, telkens:
het misdrijf:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Transfore of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan, indien de reclassering dit nodig acht, urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen, hoe vaak en voor hoe lang verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat hierbij ouders of verzorgers van de minderjarige aanwezig zijn;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022
Buiten staat
mr. Pouw is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer 2103311600.AMB (onderzoek Helenium/ ONRBC20658) Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 69, 70, alinea 12 tot en met 15.
3.Pagina 17 en 18, regels 1 tot en met 3, 20, 21, 26 tot en met 28.
4.Pagina 46, 47, alinea 7 en 55.
5.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van 24 januari 2022.