ECLI:NL:RBOVE:2022:3271

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
9955761 \ CV EXPL 22-1437
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning wegens hennepteelt door huurders

In deze zaak heeft de Stichting Mijande Wonen (hierna: Mijande) in kort geding gevorderd dat de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], hun huurwoning ontruimen. Mijande stelt dat in de woning van de gedaagden op 12 april 2022 door de politie 5.080 gram henneptoppen is aangetroffen, wat in strijd zou zijn met de huurvoorwaarden. Tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat de gedaagden al jaren hennep kweken voor eigen gebruik. Mijande heeft aangevoerd dat zij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat het aanwezig hebben van hennep in strijd is met de huurvoorwaarden en de Opiumwet. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Mijande al geruime tijd op de hoogte was van de hennepplanten in de tuin van de gedaagden en dat er daarom geen sprake is van een spoedeisend belang. De vordering van Mijande is afgewezen en zij is veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9955761 \ CV EXPL 22-1437
Vonnis in kort geding van 7 november 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING MIJANDE WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
eisende partij, hierna te noemen Mijande,
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij, hierna afzonderlijk te noemen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en gezamenlijk te noemen [gedaagde] c.s.,
gemachtigden: mr. Fraterman en mr. Hoekman.

1.De procedure

1.1.
Mijande heeft [gedaagde] c.s. in kort geding gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juli 2022, waarbij de gemachtigden van partijen hebben gepleit aan de hand van pleitaantekeningen. Voorafgaand aan deze zitting hebben beide partijen nog stukken in het geding gebracht.
1.2.
Naar aanleiding van hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, heeft de kantonrechter [gedaagde] c.s. opgedragen te bewijzen dat Mijande al tijden op de hoogte was van de hennepplanten in hun tuin. Daarbij heeft de kantonrechter overwogen dat, mocht [gedaagde] c.s. slagen in het leveren van dat bewijs, wat hem betreft aan de zijde van Mijande geen spoedeisend belang zal worden aangenomen en dat de vorderingen van Mijande in dat geval zullen worden afgewezen.
1.3.
Op 8 september 2022 heeft [gedaagde] c.s. 6 getuigen naar voren gebracht, die allen verklaringen hebben afgelegd die zijn vastgelegd in een proces-verbaal.
1.4.
De zaak staat nu voor vonnis.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Op 12 april 2022 heeft de politie in het kader van een lopend onderzoek van de recherche een inval gedaan in de woning van [gedaagde] c.s., waarbij in totaal 5.080 gram aan henneptoppen is aangetroffen.
2.2.
Gedurende de behandeling van de zaak – waaronder het horen van getuigen – is gebleken dat [gedaagde] c.s. al jaren zelf hennep kweekt in zijn tuin. Uit de verklaringen van deze getuigen komt onmiskenbaar naar voren dat een medewerker van Mijande al in 2020 heeft kunnen constateren dat er hennepplanten in de tuin aanwezig waren. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is aannemelijk dat de aangetroffen henneptoppen in de woning van [gedaagde] c.s. afkomstig zijn van eigen oogst. Nu Mijande in ieder geval al zo’n twee jaar op de hoogte was of had kunnen zijn van de aanwezigheid van hennep in de tuin van de woning van [gedaagde] c.s. is geen sprake van een spoedeisend belang en zal de vordering van Mijande worden afgewezen. Mijande wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] c.s. huurt van Mijande sinds 1 september 2007 de woning, staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] (gemeente Twenterand).
3.2.
Op 12 april 2022 heeft de politie in het kader van een lopend onderzoek van de recherche een inval in het gehuurde gedaan, waarbij 5 tonnen/emmers met in totaal 5.080 gram henneptoppen zijn aangetroffen.
3.3.
[gedaagde] c.s. kweekt sinds jaar en dag hennep voor eigen gebruik in de tuin van de woning. De heer [A] , onderhoudsspecialist bij Mijande, is in de zomer van 2020 in deze tuin geweest.

4.Het geschil

4.1.
Mijande vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] c.s. veroordeelt om binnen 5 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de woning met onroerende aanhorigheden ontruimt, in goede staat oplevert en deze vervolgens ontruimd houdt, met veroordeling van [gedaagde] c.s. in de kosten van de procedure.
4.2.
Mijande stelt daartoe – samengevat – dat het aanwezig hebben van ruim 5 kilo henneptoppen in strijd is met de verplichting van [gedaagde] c.s. zich als een goed huurder te gedragen op grond van artikel 7:213 BW en artikel 6.3 van de Algemene Huurvoorwaarden. Daarnaast is het op grond van artikel 6.11 van Algemene Huurvoorwaarden verboden om in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Daarnaast handelt [gedaagde] c.s. in strijd met artikel 6.4 van de voorwaarden: het aanwezig hebben van een handelshoeveelheid hennep is volgens Mijande in strijd met de woonbestemming van het gehuurde.
4.3.
Mijande stelt een spoedeisend belang te hebben bij de ontruiming van [gedaagde] c.s., omdat van haar niet kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure doorloopt en een eventueel hoger beroep, voordat het tot een ontruiming komt.
4.4.
Bovendien wil Mijande op korte termijn beschikken over de woning, om deze te kunnen verhuren aan een andere huurder. Het spoedeisende belang van Mijande is tevens gegeven door haar verplichtingen uit hoofde van het zogenaamde hennepconvenant, op grond waarvan zij is gehouden voortvarend op te treden tegen huurders in geval van een hennepkwekerij. Daarbij komt dat Mijande een “no tolerance” beleid voorstaat door “lik op stuk” (aldus de bewoordingen van Mijande zelf).
4.5.
[gedaagde] c.s. voert verweer, wat er in de kern op neer komt dat zij de hennep uitsluitend gebruiken om er zalf, crème of shampoo van te maken ter bestrijding van allerlei kwalen waar de gezinsleden aan lijden – met andere woorden: uitsluitend voor medicinaal gebruik – en dat deze hennep een verwaarloosbaar gehalte THC bevatte zodat deze hennep niet geschikt was voor de gebruikelijke geestverruimende doeleinden. Mijande was er bovendien al jaren van op de hoogte dat [gedaagde] c.s. deze hennep in de tuin teelde. [gedaagde] c.s. verzoekt de vorderingen van Mijande af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
In geval van een kort geding dient sprake te zijn van een zodanig spoedeisend belang, dat van de eisende partij niet kan worden gevraagd een langer durende bodemprocedure te doorlopen. Bovendien moet de zaak waarin een spoedeisend belang wordt gevraagd relatief eenvoudig van aard zijn en moet de eisende partij aannemelijk maken dat de vordering ook in een bodemprocedure hoogstwaarschijnlijk zal worden toegewezen.
5.2.
De voorzieningenrechter zal de vordering van Mijande afwijzen omdat er naar zijn voorlopig oordeel geen sprake is van een spoedeisend belang.
5.3.
Uit de verklaringen van de getuigen [B] , [C] , [D] en [E] volgt dat de hennepplanten duidelijk zichtbaar in de tuin van [gedaagde] c.s. aanwezig waren. De getuigen [C] en [E] verklaren bovendien dat zij twee jaar geleden in de tuin aanwezig waren en dat er toen ook een medewerker van Mijande aanwezig was. Getuige [C] identificeert deze medewerker van Mijande specifiek als getuige [A] , werkzaam voor Mijande. Getuige [A] heeft verklaard inderdaad in 2020 in de tuin van [gedaagde] c.s. aanwezig te zijn geweest maar daar geen hennep te hebben gezien. In het licht bezien van de stellige verklaringen van de vier eerder genoemde getuigen is deze verklaring van getuige [A] – op zijn zachtst gezegd – ronduit ongeloofwaardig. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat getuige [A] deze hennep in 2020 in de tuin van [gedaagde] c.s. heeft gezien of althans had moeten zien.
5.4.
Getuige [E] heeft verklaard dat zij iets meer dan een jaar geleden
– dus in 2021 – de huurwoning naast die van [gedaagde] c.s. heeft bezichtigd in het bijzijn van een medewerker van Mijande (van wie zij zich de naam niet meer herinnert). Kijkend door het raam van de slaapkamer zag zij de hennepplanten in de tuin van [gedaagde] c.s. en heeft de medewerker van Mijande gevraagd “wat dat daar was en of zij daar last van zou krijgen”.
De medewerker van Mijande heeft toen geantwoord dat [E] daar geen last van zou hebben.
5.5.
Doordat [A] en de andere medewerker van Mijande deze hennep hebben gezien of althans had moeten zien, kan deze wetenschap worden toegerekend aan Mijande.
Dit volgt uit de verklaringen van getuige [A] en van getuige [F] , eveneens werkzaam voor Mijande: zij zijn verplicht om aangetroffen hennep te melden bij de
[G] van Mijande. Eventuele nalatigheid van medewerkers om dit te melden bij Mijande dient voor haar eigen rekening te komen.
5.6.
De kantonrechter gaat er overigens van uit dat de aangetroffen gedroogde henneptoppen afkomstig zijn van eigen kweek en uitsluitend bestemd zijn voor eigen (medicinaal) gebruik, omdat [gedaagde] c.s. dit onweersproken heeft gesteld. Dat betekent dat al hetgeen dat wordt overwogen ten aanzien van de hennepplanten in de tuin, ook (indirect) betrekking heeft op de aangetroffen gedroogde henneptoppen.
5.7.
Mijande had dus in 2020 en/of (nogmaals) in 2021 kunnen weten dat [gedaagde] c.s. hennepplanten in zijn tuin had en – gelet op het door Mijande zelf in stelling gebrachte “lik op stuk” beleid – direct actie moeten ondernemen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen valt er op dat “lik op stuk” beleid heel wat af te dingen, want in plaats van een voortvarend handelen dat men in een consequent doorgevoerd beleid zou mogen verwachten, heeft Mijande twee jaar gewacht met het aanhangig maken van dit kort geding. Van enig spoedeisend belang (of van “lik op stuk”) is dan in het geheel geen sprake meer.
5.8.
Nu de vorderingen van Mijande zullen worden afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang, komt de kantonrechter niet meer toe aan de beoordeling van de overige argumenten van Mijande.
5.9.
Mijande zal, als in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] c.s. als volgt begroot:
  • salaris advocaat: € 374,-- (standaard tarief € 187,-- x 2 punten)
  • taxe getuigen: € 56,-- +
Totaal: € 430,--

6.De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Mijande in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde] c.s. begroot op € 430,--, waaronder € 374,-- wegens het salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. R.F. van Aalst op 7 november 2022.