ECLI:NL:RBOVE:2022:3270

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
10094422 \ EJ VERZ 22-231
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ontruimingsbescherming ex artikel 7:230a BW met gedeeltelijke toewijzing en verlenging ontruimingstermijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om ontruimingsbescherming op basis van artikel 7:230a BW. De verzoekster, een besloten vennootschap, huurt sinds 1 oktober 2017 een bedrijfsruimte voor € 750,00 per maand. De huurovereenkomst is jaarlijks verlengd, maar op 29 augustus 2022 heeft de verhuurder, [verweerder 1], de huurovereenkomst opgezegd met een ontruimingstermijn tot 30 september 2022. De verzoekster heeft de kantonrechter verzocht om de ontruimingstermijn te verlengen tot 1 september 2023, omdat het voor haar moeilijk is om een nieuwe bedrijfsruimte te vinden en zij financiële belangen heeft in verband met reeds gedrukte brochures.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en dat de verzoekster recht heeft op ontruimingsbescherming. Na een belangenafweging heeft de kantonrechter besloten om de ontruimingstermijn te verlengen tot 1 februari 2023, waarbij de belangen van de verzoekster zwaarder wogen dan die van de verhuurder. Het verzoek van de verhuurder om een hogere gebruiksvergoeding tijdens de verlengde ontruimingstermijn werd afgewezen, en de gebruiksvergoeding werd vastgesteld op € 750,00 per maand. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechters A.J. Louter en K.J. Haarhuis.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10094422 \ EJ VERZ 22-231
Beschikking van de kantonrechter van 1 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
[verzoekster],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij, hierna te noemen [verzoekster] ,
verschenen in de persoon van [X]
tegen

1.[verweerder 1] ,wonende in [woonplaats] ,

2.
[verweerder 2] ,
wonende in [woonplaats] ,
verwerende partijen, hierna gezamenlijk en in enkelvoud te noemen [verweerder 1] ,
gemachtigde: mr. R.A. Shenouda.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] , ter griffie ontvangen op 12 september 2022;
  • de mondelinge behandeling op 20 september 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de pleitnota van de zijde van [verweerder 1] .
1.2.
De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat vandaag beschikking zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] huurt sinds 1 oktober 2017 de bedrijfsruimte aan de [adres] in [plaats] voor € 750,00 per maand. De huurovereenkomst is sindsdien op grond van artikel 2.2. van de huurovereenkomst ieder jaar met een jaar verlengd. Het gehuurde bestaat uit een kantoorruimte en een opslagruimte.
2.2.
Op 1 mei 2022 is [verweerder 1] eigenaar geworden van het gehuurde.
2.3.
Op 29 augustus 2022 heeft [verweerder 1] de huurovereenkomst schriftelijk opgezegd tegen 30 september 2022 en de ontruiming aangezegd tegen diezelfde datum.
3. Het geschil
3.1.
[verzoekster] doet een beroep op de ontruimingsbescherming van artikel 7:230a BW en verzoekt de kantonrechter om:
de verplichting van [verzoekster] om na het einde van de huur per 30 september 2022 het gehuurde te ontruimen, te schorsen en de ontruimingstermijn te verlengen met één jaar, dus tot 1 september 2023;
met veroordeling van [verweerder 1] in de proceskosten, waaronder de reis- en verblijfskosten en de verletkosten van [verzoekster] .
3.2.
[verweerder 1] verzoekt de kantonrechter om de vordering af te wijzen. Mocht de vordering worden toegewezen, dan verzoekt [verweerder 1] om het tijdstip van ontruiming vast te stellen op 1 november 2022 en de gebruiksvergoeding vast te stellen op € 1.000,00 per maand, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het gehuurde moet worden beschouwd als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW. [verzoekster] heeft ter zitting toegelicht dat het gaat om een kantoorruimte die gebruikt wordt als showroom voor zijn bedrijf in ledverlichting. Voor het overige gaat het om opslagruimte. Beide vallen niet onder bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW, dus is – ondanks dat bovenaan de schriftelijke huurovereenkomst ‘290-bedrijfsruimte’ is vermeld – artikel 7:230a BW van toepassing. Partijen zijn het daarover ook eens.
4.2.
Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat [verweerder 1] de huurovereenkomst tijdig en dus rechtsgeldig heeft opgezegd per 30 september 2022. Het verzoekschrift van [verzoekster] is op 12 september 2022, en dus tijdig, ontvangen.
Verlenging van de ontruimingstermijn
4.3.
Volgens artikel 7:230a lid 4 BW moet de kantonrechter bij de beoordeling van het verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn een belangenafweging maken.
[verzoekster] heeft verklaard dat de ontruimingstermijn die [verweerder 1] hem heeft gegeven te kort is, omdat het lastig is om andere geschikte bedrijfsruimte te vinden. Daarnaast heeft [verzoekster] dure brochures laten drukken waarop het huidige adres van [verzoekster] is vermeld. Het vervangen van de brochures of het nieuwe adres erop stickeren is duur, aldus [verzoekster] .
[verweerder 1] heeft aangevoerd dat hij zijn huidige bedrijfspand heeft verkocht en dat hij daarom de bedrijfsruimte die [verzoekster] huurt, nodig heeft. De levering van zijn huidige bedrijfspand staat nog niet gepland, maar dat zal volgens [verweerder 1] zo spoedig mogelijk plaatsvinden.
4.4.
Ter zitting heeft [verzoekster] aangegeven dat zij ook met een verlenging van de ontruimingstermijn met 4 á 5 maand kan instemmen. [verweerder 1] heeft aangegeven een verlenging van de ontruimingstermijn met 1 á 2 maand te kunnen aanvaarden. Mede gelet op de hiervoor genoemde belangen van partijen zal de kantonrechter dan ook een korte verlenging van de ontruimingstermijn toewijzen. [verzoekster] heeft naast haar belang bij het tijdig vinden van nieuwe bedrijfsruimte, namelijk ook een financieel belang in verband met de brochures gesteld. [verweerder 1] heeft daarentegen niet concreet onderbouwd wanneer levering van zijn huidige bedrijfspand moet plaatsvinden en wat de gevolgen zouden zijn wanneer levering later plaatsvindt. De kantonrechter zal het tijdstip van ontruiming vaststellen op 1 februari 2023. Gedurende die tijd wegen de belangen van [verzoekster] naar het oordeel van de kantonrechter zwaarder dan de belangen van [verweerder 1] . Het verzoek van [verzoekster] zal dan ook deels worden toegewezen.
Gebruiksvergoeding
4.5.
Het verzoek van [verweerder 1] om de gebruiksvergoeding tijdens de verlengde ontruimingstermijn vast te stellen op een bedrag van € 1.000,00 zal worden afgewezen. [verweerder 1] heeft ter onderbouwing van het verzoek enkel gesteld dat de energieprijzen stijgen en dat de huurprijs inclusief gas, water en elektra is. Dat is onvoldoende voor toewijzing van het verzoek. [verweerder 1] heeft op geen enkele manier onderbouwd dát een hogere energieprijs geldt en hij heeft ook niet toegelicht waarom dat dan moet leiden tot een huurprijs van € 1.000,00. De kantonrechter zal de som die [verzoekster] over de verlengde ontruimingstermijn voor het gebruik van de zaak moet betalen, vaststellen op € 750,00.
De proceskosten
4.6.
Gelet op de gedeeltelijke toewijzing van het verzoek van [verzoekster] zal de kantonrechter de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

5.1.
stelt het tijdstip van ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte aan de [adres] in [plaats] vast op 1 februari 2023;
5.2.
stelt de som die [verzoekster] gedurende de verlengingstermijn voor gebruik van de gehuurde bedrijfsruimte moet betalen vast op € 750,00 per maand;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Louter, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, op 1 november 2022. (SB)