ECLI:NL:RBOVE:2022:3242

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
08.177786.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met letsel als gevolg

Op 8 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man die betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 24 april 2022. De verdachte, die onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid reed, botste tegen een stenen geluidswal in Zwolle. Bij de aanrijding raakten twee van de drie passagiers gewond, wat leidde tot ziekenhuisopnames. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van het ongeval door roekeloos rijgedrag en het niet naleven van verkeersregels. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en kreeg een rijverbod van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het hoge alcoholgehalte van de verdachte, dat bijna twaalf keer de toegestane hoeveelheid was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook de veiligheid van zijn passagiers en andere weggebruikers in gevaar had gebracht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.177786.22 (P)
Datum vonnis: 8 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:als beginnend bestuurder, terwijl hij onder invloed was van alcohol, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij anderen lichamelijk letsel hebben opgelopen;
feit 1 subsidiair:zodanig met zijn auto heeft gereden dat daardoor gevaar of hinder op de weg werd of kon zijn veroorzaakt;
feit 2:als beginnend bestuurder een auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 24 april 2022 te Zwolle in de gemeente Zwolle, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Blaloweg, gaande in de richting van de Westenholterallee, daarmede rijdende over de kruising van de wegen, de Blaloweg en de Westenholterallee en
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl zich in deze personenauto meerdere passagiers bevonden,
zijn voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onder controle heeft gehouden en/of
tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat heeft vast gehouden en/of daarbij zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer
ter plaatse geboden was, en/of
met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto), niet (voldoende) naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij, verdachte niet het verloop van die weg (Westenholterallee) heeft gevolgd en/of
in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van een stenen geluidswal en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met deze stenen geluidswal
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en) (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2022 te Zwolle in de gemeente Zwolle, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Blaloweg, gaande in de richting van de Westenholterallee, daarmede heeft gereden over de kruising van de wegen, de Blaloweg en de Westenholterallee en
tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat heeft vast gehouden en/of
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto), niet (voldoende) naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij, verdachte niet het verloop van die weg (Westenholterallee) heeft gevolgd en/of
in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van een stenen geluidswal en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met deze stenen geluidswal
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 24 april 2022 te Zwolle als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1035 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte zeer onvoorzichtig gereden. Gelet hierop heeft verdachte schuld aan het verkeersongeval zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW).
4.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte bekent de hem ten laste gelegde feiten en heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit, die ook de leesbaarheid van het vonnis dienen.
Verdachte – beginnend bestuurder – reed in de avond van 23 april 2022 in zijn auto samen met zijn passagiers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] vanuit Lelystad naar discotheek ‘ [discotheek] ’ te Rijssen. Verdachte heeft daar alcoholhoudende dranken gedronken. In de nacht van 24 april 2022 zijn verdachte en zijn drie passagiers weer op weg naar huis gegaan in de auto van verdachte. Verdachte reed. Op het moment dat verdachte omstreeks 04:46 uur over de Zwartewaterallee in Zwolle reed, is de auto van verdachte geflitst. Verdachte heeft erkend dat hij op dat moment de bestuurder was. Uit de flitsrapportage blijkt dat verdachte 106 kilometer per uur reed, terwijl daar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan. Even verderop, op de kruising van de Blaloweg en de Westenholterallee, is verdachte omstreeks 04:55 uur tegen de stenen geluidswal, die zich aan de rechterkant van de Westenholterallee bevindt, aangebotst. Door deze botsing hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] lichamelijk letsel opgelopen waardoor zij drie, respectievelijk één, nacht(en) in het ziekenhuis moesten verblijven. Bij [slachtoffer 2] werd een bloeding in de buik geconstateerd en bij [slachtoffer 1] werd een bloeding in het hoofd vastgesteld. Verdachte en de derde inzittende, [slachtoffer 3] , zijn door het ongeval niet gewond geraakt.
Bij een ademanalyse die op 24 april 2022 om 05:51 uur aanving, is vastgesteld dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte 1.035 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg, terwijl voor hem als beginnend bestuurder 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht was toegestaan.
4.3.2
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage van dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank ziet zich ten aanzien van feit 1 vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals verdachte primair ten laste is gelegd, of dat er sprake is van gevaarzetting in de zin van artikel 5 WVW, zoals verdachte subsidiair ten laste is gelegd.
Artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is vereist dat verdachte zich aanmerkelijk of zeer onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van de hiervoor bedoelde schuld.
Vaststaat dat verdachte het ongeval als beginnend bestuurder van een personenauto met drie passagiers en onder invloed van een enorme hoeveelheid alcohol (naar deskundige schatting bijna twaalf keer de toegestane hoeveelheid) een ongeval heeft veroorzaakt. Verdachte heeft zijn aandacht onvoldoende op het verkeer en de verkeersituatie ter plaatse gericht en gehad. Ook staat vast dat verdachte zijn auto niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en onder controle heeft gehouden en dat hij met een aanzienlijk hogere snelheid dan is toegestaan de kruising van de Blaloweg en de Westenholterallee is genaderd. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat hij bij het naderen van deze kruising harder heeft gereden dan de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Daarnaast volgt uit de flitsrapportage dat verdachte kort voor het ongeval, op de Zwartewaterallee, de maximumsnelheid met 56 kilometer per uur heeft overschreden. Op het moment dat verdachte de kruising van de Blaloweg en de Westenholterallee met een te hoge snelheid naderde, heeft hij onvoldoende naar links gestuurd, waardoor hij het verloop van de Westenholterallee niet kon volgen. Vervolgens is verdachte rechtdoor gereden, waarbij hij niet in staat was om zijn auto tijdig tot stilstand te brengen om zo een botsing tegen de stenen geluidwal te voorkomen.
Niet is vast komen te staan dat verdachte ten tijde van het ongeval zijn telefoon heeft vastgehouden. Kort na het ongeval, om 05:51 uur, heeft verdachte verklaard dat hij ‘
even op zijn telefoon keek, naar zijn navigatie’ (pagina 16). Hij heeft op dat moment niet verklaard dat hij zijn telefoon in zijn hand had. Tijdens de zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij zijn telefoon altijd op zijn middelconsole, achter de versnellingspook, legt als hij de navigatie van zijn telefoon gebruikt. Uit de verklaring die hij om 06:10 uur heeft afgelegd volgt dat hij kort voor het ongeval een berichtje verstuurde met zijn telefoon (pagina 49). De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring op zichzelf onvoldoende is voor een bewezenverklaring. Deze verklaringen zijn allebei kort na het ongeval afgelegd toen verdachte fors onder invloed van alcohol was en voor deze gedraging is geen steunbewijs in het dossier aanwezig. Daarom zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Letsel
Als gevolg van het ongeval hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] letsel opgelopen. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of dit letsel, zoals de officier van justitie heeft betoogd, te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Bij uitzicht op herstel geldt – ook buiten de situatie waarin operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden – dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, maar ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Daarnaast kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen.
Weliswaar hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in het ziekenhuis moeten verblijven en hebben zij meerdere weken niet kunnen werken, maar op basis van het dossier kan hun letsel niet zonder meer worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Niet is komen vast te staan dat uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbrak. Ook is niet komen vast te staan dat het letsel gepaard ging met een langere periode van herstel of onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Gelet hierop kan zwaar lichamelijk letsel niet worden bewezen. Wel is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel is toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het onder 1 primair ten laste gelegde kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3.3
Feit 2
Ook voor wat betreft feit 2 overweegt de rechtbank dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 april 2022 te Zwolle,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Blaloweg, gaande in de richting van de Westenholterallee, daarmede rijdende over de kruising van de wegen, de Blaloweg en de Westenholterallee
zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij beginnend bestuurder was en
terwijl zich in deze personenauto meerdere passagiers bevonden,
zijn voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en onder controle heeft gehouden en
daarbij zijn aandacht in onvoldoende mate op het overige verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse heeft gericht en gehad, en
heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer
ter plaatse geboden was, en
met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto), niet voldoende naar links heeft gestuurd en rechtdoor is gereden, waarbij hij, verdachte niet het verloop van die weg (Westenholterallee) heeft gevolgd en
in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van een stenen geluidswal en
is gebotst tegen deze stenen geluidswal en
aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 24 april 2022 te Zwolle als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1035 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6, 8, 175 en 176 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede en derde lid, onderdeel a, van deze wet;
en
het misdrijf:
overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerwet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte vindt dat hij straf verdient. Hij heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft in de nacht van 24 april 2022 een personenauto bestuurd met veel te veel alcohol op. De rechtbank is van oordeel dat dit een ernstig feit is. Daarbij komt dat verdachte een beginnend bestuurder is en op basis van de huidige wetgeving slechts 88 microgram per liter uitgeademde lucht in zijn adem was toegestaan. De gemeten hoeveelheid van 1035 microgram betekent dat verdachte maar liefst bijna twaalf keer de toegestane hoeveelheid alcohol heeft gedronken.
Daarnaast heeft verdachte zich niet alleen voor wat betreft zijn drinkgedrag, maar ook voor wat betreft zijn rijgedrag onverschillig getoond tegenover de geldende verkeersregels, zijn passagiers en andere weggebruikers. Hij heeft met aanzienlijk hogere snelheid gereden dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, wat onder meer blijkt uit het feit dat hij kort voor het ongeval 56 kilometer per uur te hard heeft gereden. Daarmee heeft hij anderen en zichzelf in een levensgevaarlijke situatie gebracht en heeft hij een grote kans op een ongeval, met de daarbij behorende gevolgen voor zijn medeweggebruikers, zijn passagiers en zichzelf, voor lief genomen. Er heeft zich ook daadwerkelijk een ongeval voorgedaan. Verdachte is tegen een stenen geluidswal aangebotst, waarbij twee van zijn drie passagiers zodanig gewond zijn geraakt dat zij respectievelijk drie ( [slachtoffer 2] ) en één ( [slachtoffer 1] ) dag(en) in het ziekenhuis moesten verblijven. Beiden hebben als gevolg van het ongeval een aantal weken niet kunnen werken. Dit is aan verdachte te wijten.
De strafoplegging
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van ernstige schuld, met als gevolg lichamelijk letsel van een slachtoffer met tijdelijke ziekte en een alcoholgehalte boven de 570 microgram per liter uitgeademde lucht, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waaronder die in ECLI:NL:RBOVE:2022:2399. De rechtbank heeft er daarnaast rekening mee gehouden dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De officier van justitie is er bij zijn strafeis vanuit gegaan dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij de twee slachtoffers en dat verdachte ten tijde van het ongeval zijn mobiele telefoon bezig was. Omdat verdachte daarvan wordt vrijgesproken komt de rechtbank tot een andere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 200 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank op een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke ontzegging van één jaar een proeftijd verbinden van drie jaren. De rechtbank vindt het belangrijk dat als verdachte na één jaar ontzegging weer gaat rijden, dat hem dan nog een voorwaardelijke ontzegging boven het hoofd hangt. Deze voorwaardelijke ontzegging kan eraan bijdragen dat verdachte zich in de toekomst wél verantwoord op de weg gedraagt. De tijd waarin het rijbewijs van verdachte ingevorderd en ingehouden is geweest wordt op de duur van de ontzegging in mindering gebracht.

8.De schade van de benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer 2] vordert de veroordeling van verdachte tot betaling van materiële schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 1.185,00. Deze schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico € 885,00
- festival ticket € 31,00
- concert € 19,00
- werk, twee dagen € 140,00
- schoenen Nike Airforce 1
€ 110,00 +
totaal € 1.185,00
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt de vordering van [slachtoffer 2] volledig kan worden toegewezen. Ook volgt volgens de officier van justitie uit de vordering van [slachtoffer 2] dat hij een vergoeding voor immateriële schade vordert. Die kan volgens de officier van justitie schattenderwijs door de rechtbank worden vastgesteld.
8.3
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft de vordering van [slachtoffer 2] niet betwist.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel de vordering niet is betwist, is naar het oordeel van de rechtbank niet genoegzaam aangetoond dat de opgevoerde schade door de benadeelde partij is geleden en dat dit het gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, omdat de gestelde schade in het geheel niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank zal [slachtoffer 2] daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 63 Sr en 179 WVW.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair en feit 2:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede en derde lid, onderdeel a, van deze wet;
en
het misdrijf:
overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerwet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
50 (vijftig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf,
vervangende hechtenisvoor de duur van
25 (vijfentwintig) dagenzal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) jaren, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren;
  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging;
schadevergoeding
- bepaalt dat de
benadeelde partij [slachtoffer 2]in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PLO600-2022178990. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 oktober 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal aanrijding misdrijf, met bijlage, van 25 april 2022, pagina’s 5 tot en met 10;
3. het proces-verbaal rijden onder invloed, met bijlage, van 24 april 2022, pagina’s 30 tot en met 33;
4. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] met overtredingsnummer 4702254005220335, toegevoegd aan het dossier op 25 oktober 2022;
5. een schriftelijk bescheid, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving van 4 juli 2022, opgemaakt door T.M. Wemeijer, forensisch arts in opleiding en T. Gelderman, forensisch arts, met bijlage, pagina’s 53 tot en met 56;
6. een schriftelijk bescheid, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving van 13 juni 2022, opgemaakt door T. Gelderman, forensisch arts, pagina’s 59 en 60;
7. het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer 1] , pagina 42;
8. het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer 2] , pagina 44.
Feit 2:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 oktober 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal rijden onder invloed, met bijlage, van 24 april 2022, pagina’s 30 tot en met 33.