ECLI:NL:RBOVE:2022:3188

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
ak_22_14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de bewijsvoering omtrent parkeerrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen van de Regionale Belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte. De eiser, die de feitelijke parkeerder was, had beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 30 juni 2021 was opgelegd. De naheffingsaanslag was het gevolg van het ontbreken van een zichtbaar geldig parkeerbewijs op het moment van controle op 10 juni 2021. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 8 september 2022, waarbij de eiser aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de controleur geen betaalbewijs zichtbaar achter de auto heeft waargenomen en dat de foto’s die door de controleur zijn gemaakt, voldoende helder zijn om deze vaststelling te ondersteunen. Eiser heeft tijdens de procedure verklaard dat hij wel had betaald, maar heeft dit niet onderbouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de werkwijze van de controleurs en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 22/14

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser],

gevestigd te [woonplaats], eiser,
en
de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen van de Regionale Belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte,verweerder.
1.
Procesverloop
Verweerder heeft aan de [kentekenhouder] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 november 2021 heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam].
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

De feiten
1. Op 10 juni 2021 om 15:20 uur stond de auto met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de Rijsterborgherweg te Deventer. Een parkeercontroleur heeft geconstateerd dat op dat moment voor de auto geen (zichtbaar) geldig parkeerrecht bestond. Voor het parkeren aan de Rijsterborgherweg is op grond van de Verordening parkeerbelastingen 2021 en het daarbij behorende Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2021 van de gemeente Deventer parkeerbelasting verschuldigd. Aan de [kentekenhouder] als kentekenhouder van de auto is op 30 uni 2021 een naheffingsaanslag van € 66,50 opgelegd, bestaande uit € 1.20 tariefkosten en € 65,30 kosten van de naheffingsaanslag. is de kentekenhouder. Niet in geschil is dat eiser de feitelijke parkeerder was en daarmee gerechtigd tot het instellen van beroep.
Het geschil
2. In geschil is de vraag of verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht heeft opgelegd.
De standpunten van partijen
3. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte niet de gegevens heeft verstrekt waarom in bezwaar is verzocht. Ter zitting is daarbij aangegeven dat een op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt schouwrapport ontbreekt, waardoor niet kan worden vastgesteld in hoeverre op 10 juni 2021 duidelijk was dat met borden is aangegeven dat voor het parkeren moest worden betaald. Ook zijn de door verweerder aangeleverde foto’s te onduidelijk om vast te stellen dat er geen zichtbaar parkeerbewijs was, aldus eiser.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is geweest.
De beoordeling door de rechtbank
5. Verweerder heeft aangegeven dat de controleurs volgens strikte instructies handelen bij het opleggen van naheffingsaanslagen parkeerbelastingen. Voordat de controleurs overgaan tot het uitschrijven van een naheffingsaanslag, wordt de auto zorgvuldig onderzocht op de aanwezigheid van een geldig betaalbewijs. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om te veronderstellen dat dit in dit geval niet gebeurd is.
Op het moment van controle heeft de controleur geen betaalbewijs zichtbaar achter de auto waargenomen. De controleur heeft ter plaatse 4 foto’s gemaakt van auto. Verweerder heeft deze foto’s aan eiser gestuurd. De rechtbank stelt vast dat op deze foto’s geen betaalbewijs te zien is. De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s voldoende helder zijn om tot deze vaststelling te komen.
Ter zitting heeft eiser verklaard wel te hebben betaald maar heeft dit zowel tijdens de bezwaar- als de beroepsprocedure op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de rechtbank eiseres hierin niet volgt. Ook is niet gebleken dat eiser via belparkeren of vergunningparkeren (NPR) heeft betaald.
Ter zitting heeft eiser herhaald dat hij een op ambtseed opgemaakt schouwrapport wenst waarin onomstotelijk staat aangegeven dat hij op genoemde datum en tijdstip de voor het parkeren benodigde bebording correct en volledig volgens de wettelijk daartoe gestelde eisen was aangebracht.
Verweerder heeft aangevoerd dat een dergelijk schouwrapport niet bestaat en derhalve ook niet overgelegd kan worden. De rechtbank ziet hierin geen reden voor vernietiging van de naheffingsaanslag, nu hiervoor niet als voorwaarde geldt dat sprake is van een dergelijk schouwrapport. Eiser heeft daarnaast ook niet onderbouwd dat de aanwezige bebording op 10 juni 2021 afwijkt van de foto’s van de bebording en parkeerautomaat die op 9 juni 2020 ter plaatse zijn gemaakt en aan eiser in de bezwaarfase zijn verstrekt.
Conclusie
6.
Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.