Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 6],
1.De procedure
- het (tussen)vonnis van 1 december 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte correctie en nadere informatie en overlegging producties in incident van de zijde van [gedaagde 1] c.s.;
- de brief van Reduxion c.s. van 11 februari 2022 met producties 33 t/m 40;
- de spreekaantekeningen van Reduxion c.s.;
- de mondelinge behandeling van 24 februari 2022 waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt;
- de akte houdende overlegging producties (41 t/m 49) van de zijde van Reduxion c.s.;
- de akte houdende wijziging/vermeerdering van eis van de zijde van Reduxion c.s.;
- de antwoordakte houdende wijziging/vermeerdering van eis van de zijde van [gedaagde 1] c.s.;
- de antwoordakte houdende overlegging producties van de zijde van [gedaagde 1] c.s.;
- de akte uitlating productie van de zijde van Reduxion c.s.
2.Waar gaat deze zaak over?
corporate opportunity(zakelijke kans) die [gedaagde 1] c.s. Reduxion heeft onthouden en, zo ja, of Reduxion en DSF daardoor schade hebben geleden en nog steeds lijden. Verder speelt de vraag of [gedaagde 3] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de geheimhoudingsovereenkomst die hij met Reduxion heeft gesloten, waardoor [gedaagde 3] boetes aan Reduxion zou hebben verbeurd. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 2] tegenover Reduxion en DSF onrechtmatig heeft gehandeld en beantwoordt de tweede vraag ontkennend en zal dat hierna toelichten. In dat kader zijn de volgende feiten relevant.
3.De feiten
bedoeld feit aan die mede-aandeelhouder ter kennis is gekomen.”
zal alle informatie over de producten, die Geheimhouder in welke vorm ook (onder andere: mondeling, schriftelijk, digitaal, elektronisch, in kopie, enzovoort) ontvangt van of in opdracht van Reduxion, alsmede alle concepten en informatie die Geheimhouder ontvangt en/of verkrijgt door (eigen en/of gezamenlijk met Reduxion en/of derden verrichte) studie, bewerkingen, testen, overleggen en alle andersoortige werkzaamheden aangaande de Producten (hierna: “de Informatie") geheim houden én als geheime informatie behandelen én niet (ook niet in geanonimiseerde vorm) aan derden bekend maken, bewerken, in licentie geven, verkopen of verveelvoudigen of op welke andere wijze dan ook (deels) gebruiken, behoudens voor zover de Geheimhouder tot bekendmaking van de Informatie verplicht is op grond van de op haar toepasselijke wet- en regelgeving aan de daartoe bestemde overheidsinstantie(s)/- autoriteiten.
4.Het geschil
5.De beoordeling
In de hoofdzaak
corporate opportunity(zakelijke kans) te hebben onthouden en/of onterecht te hebben toegeëigend. Het leerstuk van toe-eigenen of onthouden van
corporate opportunitieswordt van tijd tot tijd toegepast in rechtspraak van rechtbanken en gerechtshoven, en heeft niet een heel vastomlijnde inhoud, maar komt meestal neer op het volgende. Als
corporate opportunitykan worden aangemerkt een mogelijkheid die zich voor de vennootschap voordoet om een transactie aan te gaan of zakelijke activiteiten te ontplooien die passen binnen het kader van haar bedrijfsvoering en waarvan kenbaar is dat de vennootschap daar een redelijk belang bij heeft of zou kunnen hebben. Omdat de bestuurder van een vennootschap verplicht is bij de uitvoering van zijn of haar taak boven alles het belang van de vennootschap voor ogen te houden (zie artikel 2:139 lid 5 BW), mag van de bestuurder worden verwacht dat hij of zij een
corporate opportunitylaat toevallen aan de vennootschap en afziet van aanwending van deze
corporate opportunityten behoeve van zichzelf of van derden. Wanneer een bestuurder zich een
corporate opportunitytoe-eigent in strijd met het voorgaande, vervult deze zijn of haar taak onbehoorlijk in de zin van artikel 2:9 BW en treft hem of haar ten aanzien daarvan in beginsel een ernstig verwijt.
corporate opportunitieshebben onthouden of die zich hebben toegeëigend geen doel kan treffen. Voor dit verwijt is van belang – nu het verwijt uiteindelijk een uitwerking is van de tot de bestuurder gerichte norm van artikel 2:9 BW – dat de bestuurder van Reduxion en/of DSF een concrete zakelijke kans voor Reduxion en/of DSF heeft gefrustreerd. In deze zaak is het nu juist helder dat als er sprake was van handelen in verband met de ontwikkeling van de Trion E-ketel, het [gedaagde 2] was die de handelende partij was. Maar [gedaagde 2] was nu juist geen bestuurder van Reduxion of DSF. Het feit dat [gedaagde 2] via zijn holding indirect bestuurder was van Reduxion en DSF is onvoldoende grond om dit identiteitsverschil tussen de natuurlijke persoon [gedaagde 2] en de rechtspersoon [gedaagde 1] terzijde te schuiven. Immers: het zijn van bestuurder van een vennootschap zou niet moeten meebrengen en brengt rechtens ook niet mee dat een natuurlijk persoon niet namens zichzelf wordt geacht te handelen (behoudens de uitzonderlijke situatie van vereenzelviging, waarover meer hieronder bij rov. 5.8). Kortom: [gedaagde 2] was geen bestuurder van Reduxion, noch van DSF, en hem kan dan ook geen op de leer van de
corporate opportunitygebaseerd verwijt treffen dat immers aanhaakt bij de hoedanigheid van bestuurder.
de mondelinge overeenkomst die zij hierover met [gedaagde 2] Holding heeft bereikt op de algemene vergaderingen van DSF op 31 mei 2021 en van Reduxion op 10 juni 2021 (zie Producties 14 en 15).”
- dagvaarding € 98,52
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat
€ 11.997,00(3 punten x tarief € 3,999,00).
€ 11.997,00(3 punten x tarief € 3,999,00).