ECLI:NL:RBOVE:2022:3099

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
9848034 \ CV EXPL 22-973
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van motorboot en ontbinding koopovereenkomst

In deze zaak heeft eiser een motorboot gekocht van gedaagde, maar stelt dat de boot non-conform is, omdat de motor niet voldoet aan de verwachtingen die hij mocht hebben. Gedaagde betwist dit en stelt dat hij aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan en dat eiser niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de boot niet de eigenschappen bezit die eiser op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De mededelingsplicht van gedaagde gaat boven de onderzoeksplicht van eiser, en hij had moeten weten dat de staat van de motor slecht was. Eiser heeft de overeenkomst rechtsgeldig ontbonden en de kantonrechter wijst de vordering tot terugbetaling van de koopsom toe, terwijl de gevorderde schadevergoeding slechts gedeeltelijk wordt toegewezen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 12 juli 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 september 2022. Eiser heeft de boot op 16 juli 2021 gekocht, maar deze viel stil tijdens het varen. Na een noodreparatie bleek de motor in slechte staat te verkeren. Eiser heeft de koopovereenkomst op 19 oktober 2021 ontbonden. De kantonrechter concludeert dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en dat de boot non-conform is. Eiser heeft recht op terugbetaling van de koopsom en een schadevergoeding van € 1.263,61, terwijl de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9848034 \ CV EXPL 22-973
Vonnis van 25 oktober 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. Smit,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F.H. van der Eijnden, werkzaam bij Anker Rechtshulp B.V.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] heeft een motorboot gekocht van [gedaagde] . Hij stelt dat de boot non-conform is, omdat (de motor van) de boot niet voldoet aan de verwachtingen die hij daarvan - mede gezien de door [gedaagde] gedane mededelingen - mocht hebben. De boot is namelijk stilgevallen, heeft een noodreparatie gehad en kan nu alleen nog maar korte afstanden varen. [eiser] stelt dat hij de overeenkomst heeft ontbonden en vordert onder meer terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding.
[gedaagde] stelt dat hij aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan, dat [eiser] niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en dat de oorzaak van het stilvallen van de boot niet vaststaat. Volgens [gedaagde] is er waarschijnlijk te snel gevaren. De gevorderde schadeposten worden door hem betwist.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat de boot niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten en dat [gedaagde] dus een non-conforme boot heeft geleverd. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat de mededelingsplicht van [gedaagde] boven de onderzoeksplicht van [eiser] en had hij ( [gedaagde] ) moeten weten en mededelen dat de staat van de motor slecht was. [eiser] heeft de overeenkomst rechtsgeldig ontbonden. De kantonrechter wijst de vordering tot terugbetaling van de koopsom toe. De gevorderde schadevergoeding wordt slechts gedeeltelijk toegewezen.

2.Het (verdere) verloop van de procedure

2.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juli 2022,
- de aanvullende producties 9 en 10 van [eiser] , door de griffie ontvangen op 27 september 2022,
- de mondelinge behandeling op 27 september 2022, waarbij [eiser] (via een videoverbinding) is verschenen, bijgestaan door mr. Smit (die eveneens via een videoverbinding aanwezig was), en waarbij [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. van den Eijnden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 16 juli 2021 heeft [eiser] , nadat hij daarmee een proefvaart had gemaakt, een motorboot gekocht van [gedaagde] voor een bedrag van € 8.500,00.
3.2.
In de advertentie van de boot op Marktplaats stond onder meer het volgende vermeld:
“Mooie kajuit boot te koop
De boot is goed onderhouden. (voorjaar 2021)
Ligplaats tot 1 april 2022 in Friesland (Earnewoude) is inbegrepen.
Afgelopen voorjaar is de boot onderhanden genomen. (…)
(,,,)
Gegevens motor:
Merk: Mercedes
(…)
Vermogen in PKs : 35
(…)
Bouwjaar: 1980
(…)
Ik zal waarschijnlijk wel iets vergeten zijn, maar het is een boot om zo mee op vakantie te
gaan.
- Varen is eventueel mogelijk bij serieuze interesse. (…)”
3.3.
Op 26 september 2021 heeft [eiser] de boot opgehaald. Hij wilde de boot overvaren van Eernewoude naar zijn ligplaats in Rotterdam. Bij Lemmer kwam de boot echter stil te liggen.
3.4.
De boot is weggesleept en afgeleverd bij Jachtservice Zuiderbaan in Lemmer. Daar is de boot op 29 september 2021 onderzocht door een monteur, [A] . Hij heeft het volgende over de boot geschreven:
“Naar aanleiding van de reparatie aan de hekdrive mijn bevindingen.
Bellow rubber is kapot.
Veel speling op stuurlager.
Schroef missen hoeken uit is in slechte staat.
Algehele staat is matig/ slecht.
Geschatte reparatiekosten rond de 3500 euro.
Motor is niet van 1980 eerder midden jaren 60.
Lekt veel olie klepdeksel pakking is lek.”
3.5.
Jachtservice Zuiderbaan heeft een noodreparatie aan de boot verricht. De kosten daarvan zijn € 322,50. Daarna is de boot naar een tijdelijke ligplaats gebracht. De boot is vervolgens nog verschillende keren verplaatst naar andere ligplaatsen.
3.6.
Op 19 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] een brief naar [gedaagde] gestuurd, waarin hij schrijft dat [eiser] de koopovereenkomst in verband met de gebreken aan de boot buitengerechtelijk ontbindt.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert
primairdat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden, dan wel de koopovereenkomst alsnog ontbindt;
II. [gedaagde] veroordeelt om – uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis – de koopsom van € 8.500,00 aan [eiser] terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontbinding tot de dag van volledige betaling;
III. [gedaagde] veroordeelt om – uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis – de schade van € 3.802,91 aan [eiser] te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontbinding tot de dag van volledige betaling;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.086,62;
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten en nakosten.
4.2.
[eiser] stelt dat (de motor van) de boot niet voldoet aan de verwachtingen die hij daarvan mocht hebben, mede vanwege de mededelingen die [gedaagde] daarover onder meer in de advertentie heeft gedaan. [eiser] voert in dat verband het volgende aan.
[gedaagde] heeft [eiser] meegedeeld dat de motor 50 pk heeft, dat het bouwjaar van de motor 1980 is, dat deze van het merk Mercedes is en dat deze regelmatig werd onderhouden en in goede staat verkeerde. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Volgens [eiser] heeft de motor 35 pk, is de motor in de jaren ’60 gebouwd en is deze opgebouwd met grotendeels Volvo-onderdelen. [eiser] stelt verder dat de motor in slechte staat verkeert, aan het einde van zijn leven is en niet goed werkt. [eiser] stelt zich op het standpunt dat normaal gebruik van de boot daardoor wordt verhinderd. De boot is immers stil komen te liggen en reparatie van de motor kost minimaal € 3.500,00, voor zover reparatie überhaupt verstandig is gezien de leeftijd en algehele staat van de motor. Dit terwijl de belangrijkste eigenschap van een boot is dat ermee gevaren kan worden. De motor is daarbij het belangrijkste onderdeel van een motorboot.
Volgens [eiser] is nakoming blijvend onmogelijk en heeft [gedaagde] hem telefonisch medegedeeld dat hij niet wilde meewerken aan een oplossing. Hij stelt dat [gedaagde] daarom zonder ingebrekestelling in verzuim is.
De tekortkoming rechtvaardigt volgens [eiser] ontbinding van de overeenkomst. Hij stelt dat hij de koopovereenkomst (buitengerechtelijk) heeft ontbonden per brief van 19 oktober 2021. Hij vordert daarom terugbetaling van de koopsom en vergoeding van de schade die hij heeft geleden.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat er sprake is van non-conformiteit en stelt dat hij aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan. Hij voert in dat verband aan dat in de advertentie op Marktplaats stond vermeld dat de motor 35 pk heeft en dat het bouwjaar van de boot – en dus niet van de motor – 1980 is. [gedaagde] betwist dat hij heeft gezegd dat de motor 50 of 60 pk heeft en dat het bouwjaar van de motor 1980 is. Daarnaast stelt [gedaagde] dat uit de brief van Jachtservice Zuiderbaan niet blijkt dat de motor zeer grote gebreken heeft en in matig tot slechte staat verkeert en dat ook niet vaststaat wat de oorzaak van het stilvallen van de boot is. Volgens [gedaagde] is het waarschijnlijk dat [eiser] te hard heeft gevaren. Bovendien ziet de door [eiser] overgelegde verklaring van de monteur niet alleen op de motor, maar ook op de hekdrive. [gedaagde] betwist dat de motor aan het einde van zijn leven is en dat het niet verstandig is om de motor te herstellen.
[gedaagde] stelt dat [eiser] niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Partijen hebben een proefvaart gemaakt en [gedaagde] heeft [eiser] aangeboden om zelf te varen, maar daar heeft hij van afgezien. Ook heeft [eiser] geen aankoopkeuring laten verrichten en heeft hij de motor niet onderzocht, terwijl [eiser] heeft vermeld dat hij veel verstand van motoren heeft, de motor volgens hem het belangrijkste onderdeel is en hij tijdens de bezichtiging ook de gelegenheid heeft gehad om de motor te onderzoeken. [gedaagde] heeft de motorruimte namelijk geopend. Nu [eiser] niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan, moeten de gevolgen daarvan voor zijn risico komen. [gedaagde] stelt dat de missende hoeken uit de schroef van de boot veroorzaakt kunnen zijn doordat [eiser] zelf over iets heen gevaren is, dan wel dat als dit al vóór de koop kapot was, [eiser] dit zelf had kunnen ontdekken.
Ten slotte betwist [gedaagde] de door [eiser] gevorderde schadeposten.

5.De beoordeling

Non-conformiteit
5.1.
De vorderingen van [eiser] zijn gebaseerd op de stelling dat de boot die [gedaagde] geleverd heeft non-conform is. De kantonrechter zal daarom eerst beoordelen of dit het geval is.
Wettelijk kader
5.2.
[eiser] heeft een motorboot gekocht van [gedaagde] . Deze boot moet op grond van artikel 7:17 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) aan de overeenkomst beantwoorden. In lid 2 is bepaald dat een zaak (in dit geval de boot) niet aan de overeenkomst beantwoord als deze, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper (in dit geval [gedaagde] ) over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper (in dit geval [eiser] ) op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [eiser] mag in ieder geval verwachten dat de boot de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. Voldoet de boot daar niet aan, dan is de boot non-conform.
Wat mocht [eiser] verwachten?
5.3.
[gedaagde] heeft in de advertentie op Marktplaats vermeld dat de boot goed onderhouden is – in het voorjaar van 2021 nog – en dat je er zo mee op vakantie kan. Daarnaast heeft [eiser] een proefvaart gemaakt, welke goed verliep, en heeft hij onbetwist gesteld dat [gedaagde] hem tijdens de proefvaart heeft medegedeeld dat de motor werd onderhouden door een (blind) persoon met goede kennis van zaken. Naar het oordeel van de kantonrechter hoefde [eiser] daarom geen, het normaal gebruik van de boot belemmerende, gebreken aan (de motor van) de boot te verwachten.
Heeft de boot de eigenschappen die voor normaal gebruik nodig zijn?
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de boot niet de eigenschappen die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn. [eiser] heeft immers onbetwist gesteld dat de boot stil is komen te liggen, dat Jachtservice Zuiderbaan een noodreparatie heeft moeten verrichten zodat de boot weer naar de ligplaats kon worden gevaren en dat de boot nu alleen nog maar korte afstanden kan varen.
[eiser] stelt dat de monteur van Jachtservice Zuiderbaan hem heeft medegedeeld dat het stilvallen van de boot werd veroorzaakt door een kapotte koppeling, dan wel een kapotte breekpen. De breekpen is vervangen, maar de monteur adviseerde om niet meer met de boot te varen vanwege de slechte staat van de motor (dan wel hekdrive). [eiser] heeft een verklaring van de monteur overgelegd waaruit blijkt dat de boot gebreken vertoonde. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat de motor (dan wel hekdrive) in slechte staat verkeerde. Ongeacht of de problemen de motor of de hekdrive betreffen, is er dus sprake van een gebrek aan de boot. Dat gebrek staat aan een normaal gebruik van de boot in de weg, omdat daarmee niet meer naar behoren kan worden gevaren. De kantonrechter overweegt in dat verband dat het een kajuitboot betreft, waarmee doorgaans langere afstanden worden gevaren.
Was het gebrek aanwezig op het moment van aflevering van de boot?
5.5.
[gedaagde] heeft niet gemotiveerd betwist dat het gebrek al aanwezig was op het moment van aflevering van de boot. De kantonrechter acht het ook aannemelijk dat het gebrek al bij de aflevering aanwezig was, aangezien de boot vrijwel meteen nadat [eiser] deze had opgehaald is stilgevallen, na slechts een paar uur varen. Dat de missende hoeken aan de schroef van de boot zouden zijn veroorzaakt tijdens het relatief kleine stuk dat [eiser] met de boot heeft gevaren, acht de kantonrechter onaannemelijk. [eiser] heeft in dat verband bovendien onbetwist gesteld dat zijn vaarroute over zachte gronden met ruim voldoende diepte ging.
Heeft [eiser] zijn onderzoeksplicht geschonden?
5.6.
[gedaagde] stelt dat [eiser] niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan.
De kantonrechter is van oordeel dat de mededelingsplicht van [gedaagde] in dit geval boven de onderzoeksplicht van [eiser] gaat. [gedaagde] heeft namelijk medegedeeld dat de motor in goede staat verkeerde en goed onderhouden was. Deze mededelingen gaven geen aanleiding voor nader onderzoek of een aankoopkeuring door [eiser] . [gedaagde] had daarentegen moeten weten dat de staat van de motor slecht was en hij had [eiser] hierover moeten informeren. Nu hij dat niet heeft gedaan, kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen dat hij niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan.
Dat [eiser] in het motorluik heeft gekeken en dat hij de missende hoeken van de schroef van de boot had kunnen zien als de boot uit het water was gehaald, maakt dit niet anders. [eiser] heeft immers onbetwist gesteld dat hij alleen de buitenkant van de motor heeft gezien en dat de schroef van de boot niet zichtbaar was, omdat de boot in het water lag.
Conclusie
5.7.
Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat de boot niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [gedaagde] heeft dus een non-conforme boot geleverd.
Vordering I: ontbinding
5.8.
[eiser] vordert (primair) een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden.
Wettelijk kader
5.9.
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een verbintenis geeft de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt.
Indien nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is. Dit staat in artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze de verbintenis niet zal nakomen. Dit staat in artikel 6:83 aanhef en onder sub c BW.
Heeft [eiser] de overeenkomst (rechtsgeldig) ontbonden?
5.10.
[gedaagde] heeft een non-conforme boot geleverd en is dus tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst. Niet gesteld of gebleken is dat de tekortkoming ontbinding niet rechtvaardigt.
Naar het oordeel van de kantonrechter was nakoming niet blijvend onmogelijk. [gedaagde] had de motor dan wel hekdrive immers kunnen laten repareren. [eiser] heeft echter onbetwist gesteld dat hij uit de mededelingen die [gedaagde] telefonisch heeft gedaan en het feit dat [gedaagde] de dagen daarna niet meer bereikbaar was, mocht afleiden dat [gedaagde] zijn verplichting om een conforme boot te leveren niet meer zou nakomen. [gedaagde] is daarom zonder ingebrekestelling in verzuim geraakt. Dit betekent dat [eiser] bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden. Hij heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden door middel van de brief van zijn gemachtigde van 19 oktober 2021. De gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst (buitengerechtelijk) is ontbonden, zal dan ook worden toegewezen.
Vordering II: terugbetaling koopsom
5.11.
[eiser] vordert terugbetaling van de koopsom van de boot.
Aangezien [eiser] de koopovereenkomst heeft ontbonden, zijn op grond van artikel 6:271 BW ongedaanmakingsverbintenissen voor partijen ontstaan.
Dit houdt in dat [eiser] de boot terug moet leveren aan [gedaagde] en dat [gedaagde] de koopsom van € 8.500,00 moet terugbetalen aan [eiser] . De vordering tot terugbetaling van de koopsom zal dan ook worden toegewezen.
Rente
5.12.
De gevorderde rente over de koopsom is op de wet gegrond en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
Vordering III: schadevergoeding
5.13.
[eiser] vordert schadevergoeding.
Aangezien [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst, moet hij de schade die [eiser] daardoor lijdt vergoeden. Dit volgt uit artikel 6:74 lid 1 BW. De kantonrechter zal hierna beoordelen in hoeverre de verschillende schadeposten toewijsbaar zijn.
Reiskosten bezichtiging boot
5.14.
[eiser] vordert betaling van een bedrag van € 64,60 aan reiskosten voor de bezichtiging van de boot. Deze vordering zal worden afgewezen. [eiser] zou deze kosten immers ook hebben gemaakt als hij van de koop van de boot had afgezien. [gedaagde] is dus niet aansprakelijk voor deze kosten.
Sleepkosten, reparatie Jachtservice Zuiderbaan en hellingkosten
5.15.
[eiser] vordert betaling van de kosten voor het wegslepen van de boot en de noodreparatie aan de boot na het stilvallen ervan. [gedaagde] stelt dat deze kosten niet bij hem in rekening kunnen worden gebracht, omdat niet vaststaat wat de oorzaak van het gebrek aan de (motor van de) boot is. Het is echter vast komen te staan dat het gebrek aan de (motor van de) boot aan [gedaagde] toe te rekenen is en dat hij aansprakelijk is voor de schade die
[eiser] daardoor lijdt. [gedaagde] heeft de gevorderde bedragen van € 80,00 aan sleepkosten en € 322,50 aan reparatiekosten verder niet weersproken. Deze bedragen zullen daarom worden toegewezen. De gevorderde hellingkosten van € 7,22 zijn ook niet weersproken en zullen ook worden toegewezen.
5.16.
[eiser] vordert daarnaast nog betaling van een bedrag van € 187,55 voor een andere reparatie door Jachtservice Zuiderbaan. Hij heeft een factuur van deze kosten overgelegd van 25 maart 2022. Nu [eiser] in zijn dagvaarding dan wel ter zitting echter niets heeft genoemd over een tweede reparatie op of rond deze datum, zal de kantonrechter het gevorderde bedrag als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
Huurauto, brandstof huurauto en diesel boot
5.17.
[eiser] vordert betaling van de kosten voor de huurauto en brandstof voor de ritten die hij heeft moeten maken van zijn woonplaats naar de verschillende ligplaatsen van de boot en/of terug. [gedaagde] voert aan dat [eiser] er zelf voor heeft gekozen om gebruik te maken van een huurauto en dat hij ook met het openbaar vervoer had kunnen reizen. [eiser] heeft echter onbetwist gesteld dat de havens niet bereikbaar zijn met openbaar vervoer en dat hij daarom een auto moest huren.
Aangezien [gedaagde] de gevorderde kosten voor de huurauto en brandstof verder niet heeft weersproken, zal de kantonrechter deze kosten toewijzen.
5.18.
Daarnaast vordert [eiser] betaling van de kosten voor de diesel voor de boot. [gedaagde] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen deze kosten, zodat de kantonrechter deze kosten ook zal toewijzen.
5.19.
[eiser] heeft de volgende bedragen voor de huurauto, brandstof voor de huurauto en diesel voor de boot gevorderd: € 56,74, € 25,85, € 122,88, € 40,00, € 32,00, € 106,40 en € 50,02. Deze bedragen worden toegewezen.
Ligplaatskosten
5.20.
[eiser] vordert betaling van de ligplaatskosten, waaronder een bedrag van € 182,25 voor de eerste ligplaats in Schokkerhaven, € 220,00 voor de tweede ligplaats in Kampen, € 170,00 voor de derde ligplaats in Ketelhaven, € 360,00 voor de ongebruikte winterligplaats in Overschie van 1 november 2021 tot 1 april 2022, € 420,00 voor de zomerligplaats in Overschie van 1 april 2022 tot 1 november 2022 en nog een bedrag van € 1.260,00 aan ligplaatskosten van 1 april tot en met 31 oktober 2022.
5.21.
De kosten voor de ligplaatsen in Schokkerhaven, Kampen en Ketelhaven zullen worden afgewezen, omdat deze onnodig zijn gemaakt. [gedaagde] heeft immers onbetwist gesteld dat de ligplaats in Eernewoude nog tot 1 april 2022 beschikbaar was. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat de boot alleen korte afstanden kon varen en dat dit te ver weg was, maar dit is gemotiveerd betwist door [gedaagde] . [eiser] heeft de boot immers ook naar Urk en vervolgens naar Schokkerhaven, Kampen, Ketelhaven en Overschie gebracht. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat dit in totaal een langere vaarafstand is dan naar de ligplaats in Eernewoude.
5.22.
De kosten voor de ongebruikte winterligplaats in Overschie zullen ook worden afgewezen. [eiser] heeft namelijk alleen een factuur overgelegd van € 240,00 voor de maanden januari tot en met april 2022. Hij heeft niet onderbouwd waarom deze kosten noodzakelijk waren. [eiser] heeft de overeenkomst met [gedaagde] immers al op 19 oktober 2022 ontbonden en wist dus vanaf toen al dat hij de ligplaats in Overschie niet meer nodig had. Niet gesteld of gebleken is dat hij de ligplaats niet tussentijds kon opzeggen.
5.23.
De kosten voor de zomerligplaats in Overschie zijn wel toewijsbaar, aangezien de boot vanaf april 2022 niet meer in Eernewoude kon liggen en er dus een andere ligplaats voor de boot nodig was. De kosten zijn bovendien onderbouwd met een factuur. Het gevorderde bedrag van € 420,00 zal daarom worden toegewezen.
5.24.
Het apart gevorderde bedrag van € 1.260,00 aan ligplaatskosten van 1 april tot en met 31 oktober 2022 is op geen enkele wijze onderbouwd en zal daarom worden afgewezen.
Lunchkosten
5.25.
[eiser] vordert betaling van zijn lunchkosten € 40,00, € 21,10 en € 33,80. Deze kosten zullen worden afgewezen.
Lunchkosten zijn immers niet aan te merken als schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichting op grond van de overeenkomst tussen partijen.
Conclusie
5.26.
De kantonrechter zal in totaal een bedrag van (€ 80,00 + € 322,50 + € 7,22 + € 56,74 + € 25,85 + € 122,88 + € 40,00 + € 32,00 + € 106,40 + € 50,02 + € 420,00 =) € 1.263,61 aan schadevergoeding toewijzen.
Rente
5.27.
De gevorderde rente over de schadevergoeding is op de wet gegrond en niet weersproken en zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat [gedaagde] in verzuim is. Bij een verbintenis tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 lid 1 BW treedt verzuim zonder ingebrekestelling in wanneer de schadevergoeding niet direct wordt betaald. Dit staat in artikel 6:83 sub b BW. De wettelijke rente over de gemaakte kosten is dus toewijsbaar vanaf de datum van ontbinding (19 oktober 2021), voor zover deze kosten vóór of op die datum door [eiser] zijn gemaakt. De wettelijke rente over de kosten die [eiser] na die datum heeft gemaakt, is toewijsbaar vanaf de datum van de betaling daarvan door [eiser] .
Vordering IV: buitengerechtelijke incassokosten
5.28.
[eiser] vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
[gedaagde] heeft daartegen geen specifiek verweer gevoerd.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [gedaagde] is een natuurlijk persoon en partijen zijn het erover eens dat hij bij het sluiten van de overeenkomst niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelde. [gedaagde] is dus een consument. Om aanspraak te kunnen maken op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten moet [eiser] in dat geval een aanmaning naar [gedaagde] hebben verzonden zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Dat hij zo’n aanmaning heeft verzonden is echter niet gesteld of gebleken. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
Vorderingen V tot en met VII: subsidiaire vorderingen
5.29.
Aangezien de primaire vorderingen (gedeeltelijk) worden toegewezen, wordt niet toegekomen aan de subsidiaire vorderingen.
Vordering VIII: proceskosten
5.30.
[gedaagde] krijgt in deze procedure grotendeels ongelijk en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis zijn de proceskosten van [eiser] :
- kosten dagvaarding € 127,43
- griffierecht € 693,00
-
salaris gemachtigde € 622,00(2,0 punt x tarief € 311,00)
totaal € 1.442,43
5.31.
De door [eiser] apart gevorderde nakosten zijn toewijsbaar en zullen zoals gebruikelijk worden vastgesteld op een half salarispunt van het toegewezen salaris, met een maximum van € 124,00. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 124,00.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om – uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis – de koopsom van € 8.500,00 aan [eiser] terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 19 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om – uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis – een bedrag van € 1.263,61 aan schadevergoeding aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 19 oktober 2021 (met betrekking tot de kosten die op of vóór die datum zijn gemaakt door [eiser] ) dan wel vanaf de datum van betaling van die kosten (met betrekking tot de kosten die ná
19 oktober 2021 zijn gemaakt door [eiser] ) tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 1.442,43, en in de nakosten vastgesteld op € 124,00,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022.
(L.B.)