4.3Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 5 april 2022 bevond zich in een pand aan de [adres 2] een in werking zijnde opstelling voor de productie van amfetamine. In het lab was in totaal 52,7 liter vloeistof aanwezig die volgens onderzoek van het NFI amfetamine bevatte. Verdachte is vrijwel dagelijks aanwezig geweest in het pand aan de [adres 2] in de periode van 12 maart 2022 tot en met 5 april 2022. Verdachte heeft telefoon- en chatgesprekken gevoerd over de handel in drugs en in zijn telefoon staan foto’s die te maken hebben met de productie van synthetische drugs. In telefoongesprekken heeft verdachte met een onbekend gebleven persoon gesproken over slechte kwaliteit spul en (het ontbreken van) een PH-meter. Verdachte heeft in de periode voorafgaand aan 5 april 2022 in totaal 245 liter zoutzuur gekocht en naar het pand aan de [adres 2] gebracht.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk amfetamine(olie) heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.
De rechtbank stelt voorop dat voor bewezenverklaring van medeplegen van een strafbaar feit sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat er meerdere personen betrokken zijn geweest bij de productie van amfetamine in het pand aan de [adres 2] . Naar het oordeel van de rechtbank is er op grond van het dossier echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meerdere medeverdachten.
Wat betreft de rol van verdachte stelt de rechtbank vast dat er aanwijzingen zijn dat verdachte betrokken is bij de productie van amfetamine in het pand aan de [adres 2] en de verstrekking of verkoop daarvan. Die aanwijzingen leiden niet tot de conclusie dat dat verdachtes rol moet worden gekwalificeerd als medepleger van opzettelijke amfetamine productie in het lab. De verklaring van [naam 1] dat verdachte de productie-opstelling heeft gebouwd, acht de rechtbank onvoldoende overtuigend, gelet op de rol van [naam 1] als medeverdachte en de ontlastende verklaring die [naam 1] over zijn eigen rol heeft afgelegd. Een meer actieve rol dan het aanwezig hebben, zoals hierna wordt besproken, is naar het oordeel van de rechtbank niet vast te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk amfetamine(olie) aanwezig heeft gehad in het pand aan de [adres 2] . Van aanwezig hebben is sprake als de verdachte of zijn medeverdachte de feitelijke macht over de drugs kan uitoefenen, in de zin dat hij daarover kan beschikken. Voor de bewezenverklaring van aanwezig hebben hoeft niet te worden vastgesteld dat de drugs aan de verdachte toebehoren of dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen.
De amfetamine is aangetroffen in een pand waar verdachte in de periode voorafgaand aan 5 april 2022 veelvuldig is geweest en waarin verdachte toegang had tot de verschillende ruimtes van het pand. Verdachte heeft verklaard dat hij in de ruimte, ‘het nachthok’, is geweest waar de productie-opstelling stond. De (zoete) geur van de kleding van verdachte ten tijde van zijn aanhouding op 5 april 2022 kwam overeen met de geur in het drugslab aan de [adres 2] , terwijl de opstelling die dag in werking was en verdachte kort voor zijn aanhouding het pand had verlaten. De verklaring van verdachte dat de geur aan zijn kleding is ontstaan door enkel een vat te verplaatsen, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank stelt vast dat verdachte langere tijd in de nabijheid van de productie-opstelling is geweest. Gezien de aanwezigheid van verdachte bij de productie-opstelling, de voor de productie van synthetische drugs kenmerkende geur die daarbij waarneembaar was en de bekendheid van verdachte met (de handel in) drugs, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij niet wist van de aanwezigheid van amfetamine in het pand aan de [adres 2] , niet aannemelijk. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk amfetamine(olie) aanwezig heeft gehad in voornoemd pand.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, gelet op de gesprekken van verdachte met een ander (onbekend gebleven) persoon over slecht spul in combinatie met de gesprekken over het testen (van drugs) met een PH-meter.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.
Feit 3
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de in het lab aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd waren voor de productie van amfetamine. Verdachte heeft bekend dat hij zoutzuur voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft op verschillende momenten grote hoeveelheden zoutzuur gekocht die hij contant heeft betaald en bij de bestellingen heeft hij een andere naam opgegeven dan zijn eigen naam. Verdachte was bekend met de handel in drugs. Verdachte heeft het zoutzuur gekocht op verzoek van een ander, terwijl verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven waarom die ander niet zelf het zoutzuur heeft aangeschaft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door onder die omstandigheden meermalen grote hoeveelheden zoutzuur te kopen, in totaal 245 liter, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het zoutzuur gebruikt zou worden voor de productie van (synthetische) drugs.
Verdachte had toegang tot het gehele pand aan de [adres 2] . In de productie-opstelling in het nachthok in het pand zijn onder andere een maatbeker, rondbodemkolf en scheitrechters gevonden waarin amfetamine is aangetroffen. Deze bevonden zich in de machtssfeer van verdachte. Daarmee had verdachte ook deze goederen voorhanden. Gezien de omstandigheden waaronder voornoemde voorwerpen zijn aangetroffen, als onderdeel van een productieopstelling, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ook ten aanzien van die voorwerpen wist of moest vermoeden dat deze bestemd waren voor het bereiden of vervaardigen van amfetamine.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte zoutzuur en een maatbeker, een rondbodemkolf en scheitrechters voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of moest vermoeden dat deze bestemd waren voor het productieproces van amfetamine.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan.