ECLI:NL:RBOVE:2022:3085

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
08-084895-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de productie en het bezit van amfetamine in een drugslab

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 21 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 200 uur. De man was beschuldigd van het opzettelijk produceren en bezitten van amfetamine in een drugslab in Enschede. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, betrokken was bij de productie van amfetamine en het voorhanden hebben van de benodigde chemicaliën en apparatuur. Tijdens de zittingen op 19 juli en 11 oktober 2022 werd vastgesteld dat de verdachte regelmatig in het pand aanwezig was waar de productie plaatsvond. De rechtbank vond voldoende bewijs dat de verdachte opzettelijk amfetamine(olie) aanwezig had in het pand en dat hij wist of moest vermoeden dat de aangetroffen stoffen bestemd waren voor de productie van amfetamine. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een aantal andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten voldoende onderbouwd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een licht verstandelijke beperking en zijn motivatie voor hulpverlening. De opgelegde straf is gericht op speciale preventie, waarbij de verdachte de kans op herhaling moet worden beperkt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-084895-22 (P)
Datum vonnis: 25 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 juli 2022 en van 11 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Menke, en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat in Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 11 oktober 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen, werkzaam is geweest in een drugslab ten behoeve van de productie van amfetamine(olie);
feit 2:al dan niet samen met anderen, amfetamine(olie) voorhanden heeft gehad;
feit 3:al dan niet samen met anderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad voor het vervaardigen van amfetamine.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks periode van 24 december 2021 tot en met 5 april 2022 te Enschede, in ieder geval in Nederland, (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, ongeveer (in totaal) 52,7 liter amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 5 april 2022 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand gelegen aan de [adres 2] ) ongeveer (in totaal) 52,7 liter amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij in op of omstreeks de periode van 24 december 2021 tot en met 5 april 2022 te Enschede, in ieder geval in Nederland, (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten,
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichten te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstig reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door het voorhanden hebben van (ongeveer) 92 liter Formamide, 63,5 liter mierenzuur, 58 liter zoutzuur,
- 15,4 liter van een materiaal bevattende Safrol,
- verpakkingen met caustic soda,
- één of meer maatbekers en rondbodemkolven,
- gebruikte scheitrechters en/of
- één of meer ketels en/of gasflessen
- en/of (andere) grondstoffen, vloeistoffen en/of ketels ten behoeve van de productie van die amfetamine.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft gesteld dat wel vaststaat dat in het pand aan de [adres 2] amfetamine aanwezig was, maar dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte opzettelijk die amfetamine heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of aanwezig heeft gehad, dan wel dat verdachte daartoe voorbereidingshandelingen heeft verricht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 5 april 2022 bevond zich in een pand aan de [adres 2] een in werking zijnde opstelling voor de productie van amfetamine. In het lab was in totaal 52,7 liter vloeistof aanwezig die volgens onderzoek van het NFI amfetamine bevatte. Verdachte is vrijwel dagelijks aanwezig geweest in het pand aan de [adres 2] in de periode van 12 maart 2022 tot en met 5 april 2022. Verdachte heeft telefoon- en chatgesprekken gevoerd over de handel in drugs en in zijn telefoon staan foto’s die te maken hebben met de productie van synthetische drugs. In telefoongesprekken heeft verdachte met een onbekend gebleven persoon gesproken over slechte kwaliteit spul en (het ontbreken van) een PH-meter. Verdachte heeft in de periode voorafgaand aan 5 april 2022 in totaal 245 liter zoutzuur gekocht en naar het pand aan de [adres 2] gebracht.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk amfetamine(olie) heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.
De rechtbank stelt voorop dat voor bewezenverklaring van medeplegen van een strafbaar feit sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat er meerdere personen betrokken zijn geweest bij de productie van amfetamine in het pand aan de [adres 2] . Naar het oordeel van de rechtbank is er op grond van het dossier echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meerdere medeverdachten.
Wat betreft de rol van verdachte stelt de rechtbank vast dat er aanwijzingen zijn dat verdachte betrokken is bij de productie van amfetamine in het pand aan de [adres 2] en de verstrekking of verkoop daarvan. Die aanwijzingen leiden niet tot de conclusie dat dat verdachtes rol moet worden gekwalificeerd als medepleger van opzettelijke amfetamine productie in het lab. De verklaring van [naam 1] dat verdachte de productie-opstelling heeft gebouwd, acht de rechtbank onvoldoende overtuigend, gelet op de rol van [naam 1] als medeverdachte en de ontlastende verklaring die [naam 1] over zijn eigen rol heeft afgelegd. Een meer actieve rol dan het aanwezig hebben, zoals hierna wordt besproken, is naar het oordeel van de rechtbank niet vast te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk amfetamine(olie) aanwezig heeft gehad in het pand aan de [adres 2] . Van aanwezig hebben is sprake als de verdachte of zijn medeverdachte de feitelijke macht over de drugs kan uitoefenen, in de zin dat hij daarover kan beschikken. Voor de bewezenverklaring van aanwezig hebben hoeft niet te worden vastgesteld dat de drugs aan de verdachte toebehoren of dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen.
De amfetamine is aangetroffen in een pand waar verdachte in de periode voorafgaand aan 5 april 2022 veelvuldig is geweest en waarin verdachte toegang had tot de verschillende ruimtes van het pand. Verdachte heeft verklaard dat hij in de ruimte, ‘het nachthok’, is geweest waar de productie-opstelling stond. De (zoete) geur van de kleding van verdachte ten tijde van zijn aanhouding op 5 april 2022 kwam overeen met de geur in het drugslab aan de [adres 2] , terwijl de opstelling die dag in werking was en verdachte kort voor zijn aanhouding het pand had verlaten. De verklaring van verdachte dat de geur aan zijn kleding is ontstaan door enkel een vat te verplaatsen, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank stelt vast dat verdachte langere tijd in de nabijheid van de productie-opstelling is geweest. Gezien de aanwezigheid van verdachte bij de productie-opstelling, de voor de productie van synthetische drugs kenmerkende geur die daarbij waarneembaar was en de bekendheid van verdachte met (de handel in) drugs, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij niet wist van de aanwezigheid van amfetamine in het pand aan de [adres 2] , niet aannemelijk. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk amfetamine(olie) aanwezig heeft gehad in voornoemd pand.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, gelet op de gesprekken van verdachte met een ander (onbekend gebleven) persoon over slecht spul in combinatie met de gesprekken over het testen (van drugs) met een PH-meter.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.
Feit 3
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de in het lab aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd waren voor de productie van amfetamine. Verdachte heeft bekend dat hij zoutzuur voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft op verschillende momenten grote hoeveelheden zoutzuur gekocht die hij contant heeft betaald en bij de bestellingen heeft hij een andere naam opgegeven dan zijn eigen naam. Verdachte was bekend met de handel in drugs. Verdachte heeft het zoutzuur gekocht op verzoek van een ander, terwijl verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven waarom die ander niet zelf het zoutzuur heeft aangeschaft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door onder die omstandigheden meermalen grote hoeveelheden zoutzuur te kopen, in totaal 245 liter, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het zoutzuur gebruikt zou worden voor de productie van (synthetische) drugs.
Verdachte had toegang tot het gehele pand aan de [adres 2] . In de productie-opstelling in het nachthok in het pand zijn onder andere een maatbeker, rondbodemkolf en scheitrechters gevonden waarin amfetamine is aangetroffen. Deze bevonden zich in de machtssfeer van verdachte. Daarmee had verdachte ook deze goederen voorhanden. Gezien de omstandigheden waaronder voornoemde voorwerpen zijn aangetroffen, als onderdeel van een productieopstelling, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte ook ten aanzien van die voorwerpen wist of moest vermoeden dat deze bestemd waren voor het bereiden of vervaardigen van amfetamine.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte zoutzuur en een maatbeker, een rondbodemkolf en scheitrechters voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of moest vermoeden dat deze bestemd waren voor het productieproces van amfetamine.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan. Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de redengevende feiten en omstandigheden die blijken uit de bewijsmiddelen die deels hiervoor zijn opgesomd en deels zijn opgenomen in de bijlage bij het vonnis. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 5 april 2022 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) 52,7 liter amfetamineolie, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij in de periode van 24 december 2021 tot en met 5 april 2022 te Enschede, in een pand gelegen aan de [adres 2] , om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door het voorhanden hebben van
- 58 liter zoutzuur,
- een maatbeker en een rondbodemkolf, en
- scheitrechters.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet en in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verzocht om opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de duur van de voorlopige hechtenis, omdat door een gevangenisstraf de ingezette hulpverlening en zorg zal stagneren. De raadsman heeft verder verzocht om een voorwaardelijke straf op te leggen in de vorm van een taakstraf, zonder bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van amfetamine en verdachte heeft de productie van amfetamine mogelijk gemaakt door het voorhanden hebben van zoutzuur en meerdere voorwerpen. Daarmee heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de productie van en handel in amfetamine. Het is algemeen bekend dat amfetamine een voor de gezondheid schadelijke stof is waaraan de gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle (nadelige) gevolgen van dien voor de maatschappij in het algemeen en voor gebruikers in het bijzonder. De productie van harddrugs gaat vaak gepaard met ondermijnende criminaliteit en bij de productie van synthetische drugs komen chemische afvalstoffen vrij, die in de regel niet via de reguliere weg op verantwoorde wijze worden verwerkt, maar ergens worden gedumpt. Dat verdachte zich niet heeft laten weerhouden door de risico’s en gevolgen van zijn handelen voor de volksgezondheid en het milieu, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 oktober 2022 is verdachte eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
Op 3 oktober 2022 heeft de reclassering een rapport over verdachte uitgebracht. Daarin staat dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft, naïef is in het contact met anderen en dat hij beïnvloedbaar is. De reclassering zag geen pro-criminele houding bij verdachte. Sinds zijn voorlopige hechtenis is geschorst, heeft verdachte een baan. Verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan hulpverlening. Er is een WLZ-indicatie (Wet Langdurige Zorg) en een Wajong-uitkering voor verdachte aangevraagd. Verdachte zal zijn woning verkopen en is aangemeld voor beschermd wonen. De reclassering adviseert daarom om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering vindt oplegging van een gevangenisstraf onwenselijk, omdat de ingezette hulpverlening daardoor wordt onderbroken.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen van harddrugs. Voor een hoeveelheid van 52,7 liter harddrugs wordt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard en ernst van de gepleegde feiten en vanuit het oogpunt van generale en speciale preventie, en rekening houdend met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank overweegt dat werk, beschermd wonen en ondersteuning vanuit de WLZ, de kans op herhaling van strafbare feiten meer beperkt dan een gevangenisstraf. Verdachte heeft tijdens zijn schorsing zelf een positief actieve rol gehad in het verkrijgen van deze beschermende factoren. Daarom is de straf meer gericht op speciale preventie dan de andere strafdoelen en zal een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd. Nu een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd, acht de rechtbank daarnaast oplegging van een (onvoorwaardelijke) taakstraf passend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 24 maanden, waarvan 21 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast moet aan verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 2 Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3, het misdrijf:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
21 (eenentwintig) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen.
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.A. Schönbeck, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022.
Buiten staat
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022083716. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 oktober 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
U houdt mij voor dat groothandel [naam 2] een melding heeft gemaakt dat een persoon opvallend grote hoeveelheden zoutzuur kocht, te weten 150 liter zoutzuur op 24 december 2021 en 95 liter zoutzuur op 18 februari 2022. Ik heb die aankopen gedaan.
U houdt mij voor dat mijn telefoon 973 keer is aangestraald op een telefoonmast in de buurt van de [adres 2] in de periode van 12 maart 2022 tot en met 5 april 2022. Het klopt dat ik vaak in het pand aan de [adres 2] was. Ik ben een aantal keer in het nachthok geweest; daar stond een kolf en een groot vat op pootjes.
U houdt mij voor dat ik op 24 maart 2022 een telefoongesprek heb gevoerd over een
PH-meter. Dat klopt.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 april 2022, pagina’s 213 en 214, voor zover inhoudende:
V: heb jij zelf het zoutzuur naar de [adres 2] gebracht?
A: Ja
3.
Het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO van 13 april 2022, pagina’s 82 en 87, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 5 april 2022 heb ik onderzoek verricht naar diverse goederen en chemicaliën op de locatie [adres 2] . Bij binnenkomst rook ik direct een typerende geur die ik meende te herkennen als die van MDMA. Ik zag dat in deze ruimte diverse goederen stonden opgesteld die kenmerkend zijn voor de productie van verdovende middelen. Ik zag dat de temperatuur van deze opstelling circa 58 graden Celsius was.
Gelet op de in de productieruimte aangetroffen stoomdestillatie opstelling met restanten destillatie residu en een warme AU BIEN MARIE opstelling met circa 400 liter sterk zure vloeistof was de productie op het moment van ontdekking, in gebruik/in werking voor het vervaardigen van verdovende middelen genoemd op lijst 1 van de Opiumwet. Het gaat hier onder andere om (meth)amfetamine.
De aangetroffen chemicaliën zoals de circa 58 liter zoutzuur zijn vermoedelijk bestemd voor/ of gebruikt bij de vervaardiging van (met)amfetamine.
SIN
RUIMTE A (labruimte)
AANK7103
AANK7092
AANK7093
AANK7094
AAMY6204
AANK7096
AAMY6201
4.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 juni 2022, pagina’s 4 en 5, voor zover inhoudende:
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AANK7103NL
Jerrycan gevuld met circa 7 liter vloeistof
Bevat een lage concentratie amfetamine in een sterk alkalische waterige vloeistof
AANK7092NL
Jerrycan gevuld met 4,7 liter vloeistof
Bevat amfetamine en BMK in een alkalische waterige vloeistof
AANK7093NL
Een 20 liter rondbodemkolf. Gevuld met circa 14 liter vervuilde basische vloeistof
Bevat amfetamine en BMK in een alkalische waterige vloeistof
AANK7094NL
Een glazen 5 liter scheitrechter in een 5 liter maatbeker met een restant olieachtige vloeistof
Bevat amfetamine
AAMY6204NL
Emmer gevuld met circa 4 liter basische olie
Bevat amfetamine en amfetamine- en BMK gerelateerde synthese verontreinigingen
AANK7096NL
Een scheitrechter gevuld met circa 18 liter 2-laagse basische vloeistof. Drijflaag van 1 cm.
Bevat amfetamine op een alkalische waterige vloeistof
AAMY6201NL
Een kunststof scheitrechter gevuld met circa 5 liter dikke basische substantie
Bevat amfetamine- en BMK gerelateerde synthese verontreinigingen en lage concentratie amfetamine
5.
Het proces-verbaal onderzoek telefoon van 15 juni 2022, pagina’s 48, 49, 50 en 55, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onder verdachte [verdachte] is een mobiele telefoon, Huawei P20 inbeslaggenomen. In de map met afbeeldingen zijn foto's aangetroffen die mogelijk te maken hebben met de productie van synthetische drugs. De foto's zijn gemaakt met een camera Huawei model ANE-LX1 waarmee het in beslag genomen toestel is uitgerust.
Foto 1: Capture Time: 17-1-2022 11:52:46.
Foto 2: Capture Time: 17-1-2022 12:44:58.
Foto 3: Capture Time: 11-1-2022 12:26:43.
Foto 4: Capture Time:11-1-2022 12:26:58.
In de telefoon zijn chats aangetroffen die te relateren zijn aan handel in harddrugs. Data: 19-2-2022, 22-1-2022.