ECLI:NL:RBOVE:2022:3077

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
C/08/285240 / KG ZA 22-190
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de levering van onroerend goed en de medewerking van partijen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 18 oktober 2022, staat de uitleg van een vaststellingsovereenkomst centraal. Het geschil betreft de vraag of de gedaagde partij zijn medewerking aan de levering van een onroerende zaak door de eisers dient te verlenen. De eisers, bestaande uit vier personen, hebben de onroerende zaak in 2018 verkocht aan de gedaagde, maar de levering heeft tot op heden niet plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gedaagde zijn medewerking pas hoeft te verlenen als de kadastrale tekeningen overeenkomen met de feitelijke situatie, zoals vastgesteld in een eerdere meting. De eisers hebben nagelaten de juiste documenten te overleggen, waardoor de gedaagde niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/285240 / KG ZA 22-190
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. F.J.M. Kobossen te Twello,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Hogeman te Zutphen.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. dan wel afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] ,
[eiser 3] , [eiser 4] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 9,
  • een e-mail van 1 oktober 2022 van mr. Kobossen aan mr. Hogeman,
  • de pleitnota van mr. Hogeman voor de mondelinge behandeling die op 4 oktober 2022 heeft plaatsgevonden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beslissing samengevat
2.1.
De kern van het geschil is te herleiden naar de vraag of partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] zijn medewerking aan de levering van een onroerende zaak door [eiser 1] aan [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] slechts zal verlenen door (bevestiging van de) ondertekening van de afstandsverklaring, als is voldaan aan de voorwaarde dat de onder dat transport liggende en van de koopovereenkomst deel uitmakende kadastrale tekeningen corresponderen met de laatste kadastrale meting conform de feitelijke situatie (zoals de panden en percelen vanaf de koop door [eiser 1] in 2000 door enerzijds [eiser 1] en anderzijds mevrouw [A] in gebruik waren), zijnde de meting van 22 oktober 2018. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. Voor de uitleg van de vaststellingsovereenkomst acht de voorzieningenrechter naast de tekst van de overeenkomst mede relevant dat [gedaagde] ook destijds, in de conclusie van antwoord in de bodemprocedure die heeft geleid tot de vaststellingsovereenkomst, heeft gesteld dat hij pas tot het tekenen van de afstandsverklaring bereid is als onder andere de kadastrale grens is dan wel wordt aangepast aan de feitelijke situatie.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser 1] c.s. ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst niet de koopovereenkomst inclusief de daaraan gehechte kadastrale tekeningen conform de laatste, in 2018 uitgevoerde kadastrale meting conform de feitelijke situatie aan [gedaagde] heeft gestuurd. [eiser 1] c.s. heeft een kadastraal kaartje gestuurd dat de situatie eind maart 2022 weergeeft, dat wil zeggen de situatie zoals die al decennia lang, op basis van een foutieve tekening van vader [van eiser 1 en gedaagde] , in het kadaster is vastgelegd. Daarmee heeft [eiser 1] c.s. nagelaten de eerste voor hem uit de vaststellingsovereenkomst geldende verplichting na te komen. Onder die omstandigheden acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde] niet in zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst is tekortgeschoten door tegenover de notaris zijn afstandsverklaring (nog) niet te bevestigen. Dit alles leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser 1] c.s. zullen worden afgewezen en dat hij zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
Aan [eiser 1] behoort in eigendom toe de onroerende zaak gelegen te [plaats]
aan de [adres 1] (winkel/woonhuis met toebehoren op ondergrond).
3.2.
[eiser 1] heeft deze onroerende zaak op 10 september 2018 verkocht aan [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] , elk bij wijze van een onverdeeld aandeel. Levering van die onroerende zaak heeft tot op heden niet plaatsgevonden.
3.3.
[eiser 1] heeft door inschrijving van de notariële akte van 21 december 2000 voormelde onroerend zaak in eigendom verkregen van zijn (inmiddels overleden) vader. [vader] heeft deze onroerend zaak (dus) verkocht en geleverd aan één van zijn drie zonen, waarvan [B] inmiddels is overleden.
3.4.
In die notariële akte is op blad 4 onder het hoofd
"AANBIEDINGSVERPLICHTING" het volgende opgenomen:
"Indien de comparant sub 2[dit is [eiser 1] ; toevoeging van de voorzieningenrechter]
gedurende zijn leven tot verkoop en levering van het hiervoor omschreven registergoed of een gedeelte daarvan wenst over te gaan, is hij verplicht deze eerst schriftelijk aan te bieden aan zijn ouders en beide broers. Op dit aanbod dient binnen dertig dagen na ontvangst hiervan schriftelijk te worden gereageerd Indien niet wordt gereageerd of indien te kennen wordt gegeven, dat niet op het aanbod wordt ingegaan, is de aanbieder vrij om te verkopen en te leveren aan wie en tegen welke prijs zij wenst. Indien wel tijdig op het aanbod wordt gereageerd, zal de koopovereenkomst worden geacht te zijn tot stand gekomen, nadat de koopsom is vastgesteld in onderling overleg en bij falen van dit overleg door een gezamenlijk te benoemen taxateur-deskundige in onroerende zaken. ".
3.5.
Op 22 oktober 2018 heeft onder meer [gedaagde] ten kantore van notaris mr. Mollink de akte "AFSTAND EERSTE RECHT VAN KOOP" ondertekend. Die akte bevat - voor zover hier van belang - de volgende verklaring:
"( .. .) verklaren: met inachtneming van het vorenstaande, geen gebruik te willen maken van het aan hen toekomende recht van eerste koop.
Getekend 22-10 op [plaats] 2018. [A][met handtekening; toevoeging van de voorzieningenrechter]
[gedaagde][met handtekening; toevoeging van de voorzieningenrechter]".
3.6.
Tussen partijen is een geschil ontstaan omdat [gedaagde] weigert te voldoen aan het verzoek van de notaris om de inhoud van de akte van 22 oktober 2018, namelijk dat hij afstand heeft gedaan van zijn eerste recht van koop, te bevestigen. Zo lang die bevestiging er niet is en de afstandsverklaring niet door [gedaagde] aan de notaris is afgegeven, kan niet tot levering van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats] aan [eiser 2] en [eiser 3] . en [eiser 4] worden overgegaan. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij is overgegaan tot het tekenen van de afstandsverklaring op basis van door [eiser 1] verstrekte onjuiste informatie over de prijs waarvoor het woongedeelte verkocht zou worden aan derden en de afspraak dat de grenscorrectie bij het kadaster moest worden doorgevoerd.
3.7.
Tussen partijen, waartoe eerder ook de inmiddels overleden moeder van [eiser 1] en [gedaagde] , mevrouw [A] , behoorde, zijn over deze kwestie inmiddels meerdere rechtszaken gevoerd. Dit heeft onder meer geleid tot een uitspraak in kort geding van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 24 oktober 2019 en een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden in kort geding van 26 januari 2021. De tussen partijen bij de rechtbank gevoerde bodemprocedure heeft tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2022 geleid tot een vaststellingsovereenkomst. Deze luidt als volgt:
‘Ter beëindiging van hun geschil komen partijen het volgende overeen:
1. De koopovereenkomst wordt door eisers gestuurd aan gedaagde. Gedaagde controleert
vervolgens of de inhoud van die koopovereenkomst en de daaraan gehechte kadastrale
tekeningen overeenkomt met de laatste kadastrale meting conform de feitelijke
situatie, waarna gedaagde de afstandsverklaring zoals verzocht door de notaris, zal
afgeven.
2. Na afgifte van de afstandsverklaring verlenen partijen elkaar over en weer finale
kwijting.
3. Partijen dragen ieder hun (verdere) eigen kosten en verzoeken om doorhaling van de
zaak op de rol.
4. Deze overeenkomst is niet vatbaar voor ontbinding wegens toerekenbare niet nakoming.
Aldus overeengekomen en na voorlezing getekend te Almelo op 16 maart 2022’.
3.8.
Omdat volgens [eiser 1] c.s. door [gedaagde] ten onrechte geen uitvoering aan de vaststellingsovereenkomst wordt gegeven, is dit kort geding aanhangig gemaakt.

4.Het geschil

4.1.
[eiser 1] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. [gedaagde] gebiedt om binnen zeven dagen na het ten deze te wijzen vonnis, volstrekte medewerking te verlenen aan het passeren van de koopakte, door aldus elke medewerking te verlenen aan mr. O. van Riel, notaris te Nijmegen, met name om direct de afstandsverklaring zoals verzocht door de genoemde notaris af te geven, bij gebreke waarvan [gedaagde] een dwangsom verbeurt van €2.500,00 per dag of per dagdeel dat gedaagde niet voldoet aan het ten deze te wijze vonnis, met een maximum van € 200.000;
Subsidiair:
2. bepaalt, op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW, dat zijn vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte van de bevestigende verklaring van [gedaagde] dat hij afstand heeft gedaan van zijn eerste recht van koop en dat het vonnis voor inschrijving vatbaar is in de daartoe bestemde openbare registers;
3. bepaalt, op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, dat zijn vonnis in de plaats treedt van de in de notariële akte van levering van het woonhuis aan de [adres 1] te [plaats] aan de kopers ( [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] ) normaliter op te nemen verklaring van [gedaagde] inhoudende dat [gedaagde] afstand heeft gedaan van zijn eerste recht van koop;
4. [gedaagde] veroordeelt om als voorschot ten titel van schadevergoeding een bedrag van € 25.000 te voldoen aan [eiser 1] c.s., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 1] c.s. in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Inleiding

5.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de tussen partijen gevoerde bodemprocedure is beëindigd met de tijdens de mondelinge behandeling van 16 maart 2022 gesloten vaststellingsovereenkomst, zoals weergegeven onder 3.7. Ter beoordeling ligt (enkel) voor of - zoals [eiser 1] c.s. stelt - [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst.
Standpunt [eiser 1] c.s.
5.2.
[eiser 1] c.s. stelt dat hij met de op 26 april 2022 aan de voormalig raadsman van [gedaagde] gestuurde e-mail uitvoering heeft gegeven aan de verplichting die voor hem uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeide. Daarom was het volgens hem daarna aan [gedaagde] om de op hem uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende verplichting na te komen, te weten het verlenen van zijn medewerking aan de levering van de onroerende zaak door [eiser 1] aan [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] door (bevestiging van de) ondertekening van de afstandsverklaring aan de notaris.
Standpunt [gedaagde]
5.3.
[gedaagde] is het daarmee niet eens. Hij betwist dat [eiser 1] c.s. uitvoering heeft gegeven aan de vaststellingsovereenkomst. [eiser 1] c.s. heeft immers niet de
koopovereenkomst en daaraan gehechte kadastrale tekeningen opgestuurd, terwijl
dat het eerste expliciete onderdeel van de getroffen regeling is. [eiser 1] c.s. heeft (enkel) een kadastraal kaartje gestuurd, dat volgens hem de situatie van eind maart 2022 weergeeft.
5.4.
Niet alleen heeft [eiser 1] volgens [gedaagde] niet voldaan aan de vaststellingsovereenkomst, ook betrekt hij in de e-mail van 26 april 2022 niet de e-mail met bijlagen die de gemachtigde van [gedaagde] , mr. H.G. van der Laan, op 20 april 2022 stuurde. Die luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
‘(…) Maar ik heb de betreffende stukken waaronder foto’s die partijen gezamenlijk hebben gemaakt en waaruit vast te stellen is dat de werkelijkheid onjuist is weergegeven in de huidige kadastrale weergave.
Bij deze opmeting door de meters van het kadaster waren alle partijen aanwezig.
Het werkelijke gebruik en omvang van het perceel van [eiser 1] en dat van “moeder” blijkt uit bijgaande opnames en hieruit was/is vast te stellen is dat de werkelijkheid onjuist is weergegeven in de huidige kadastrale weergave. (…)
Moeder en haar zoon ( [gedaagde]wilden en willen meewerken aan de levering van [eiser 1] aan de cliënten van mr. Kobossen.
De overeengekomen voorwaarden waren/zijn;
• Het huis en winkel en het erf dienen in overeenstemming met de werkelijkheid in de
kadastertekening te worden gecorrigeerd/ingetekend.
De samenspraak met partijen en opmeters tref ik de volgende bewoordingen in het voorliggende dossier aan;
De erfgrens die in het kadaster dient te worden gecorrigeerd en loopt als volgt:
• haaks op de [straat] en gaat dan evenredig met de voorgevel van [adres 1] in
Oostelijke richting 15,5 meter, maakt dan een haakse hoek naar het Noorden van 2 meter, gaat dan haaks naar het Oosten 1 meter, haakse hoek naar het Noorden 5 meter, haaks naar het Oosten 1 meter, loopt dan naar het Noorden langs de bestaande zijgevel van [adres 2] .
• 3,5 meter voor de achter grens haaks naar het Oosten meter diep (garage), gaat daarna haaks naar het noorden en sluit aan op de achtergrens.
Mij is gebleken dat de opmeters van het kadaster destijds al wilden en nu willen dit, na
eenstemmige opdracht van partijen, in het kadaster wel corrigeren.
Ik vertrouw dat met behulp van de foto’s dit partijen duidelijk, is welke wijzigen aangebracht dienen te worden’.
5.5.
[gedaagde] wijst erop dat het niet gaat om de kadastrale situatie zoals die eind maart 2022 in het kadaster was vastgelegd, maar dat het erom gaat dat bij het kadaster de juiste feitelijke grenzen conform de laatste kadastrale meting conform de feitelijke situatie worden geregistreerd. Die meting heeft in 2018 in aanwezigheid van partijen plaatsgevonden.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
5.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de kern van het geschil te herleiden naar de vraag of partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] zijn medewerking aan de levering van het onroerend goed door [eiser 1] aan [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] slechts zal verlenen door (bevestiging van de) ondertekening van de afstandsverklaring, als is voldaan aan de voorwaarde dat de onder dat transport liggende en van de koopovereenkomst deel uitmakende kadastrale tekeningen corresponderen met de laatste kadastrale meting conform de feitelijke situatie (zoals de panden en percelen vanaf de koop door [eiser 1] in 2000 door enerzijds [eiser 1] en anderzijds mevrouw [A] in gebruik waren), zijnde de meting op 22 oktober 2018. De voorzieningenrechter zal dus moeten beoordelen of partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] pas tegenover de notaris zal bevestigen dat hij afstand van het voorkeursrecht van eerste koop heeft gedaan of doet als de grenzen bij het Kasaster op juiste wijze conform de feitelijke situatie (het gebruik vanaf 2000) geregistreerd staan, althans geregistreerd worden.
5.7.
Voor de uitleg van de vaststellingsovereenkomst acht de voorzieningenrechter naast de tekst van de overeenkomst mede relevant de stellingen van [gedaagde] in de bodemprocedure die heeft geleid tot de vaststellingsovereenkomst. Uit de in die procedure ingediende conclusie van antwoord (CvA) volgt dat [gedaagde] ook destijds heeft gesteld dat hij pas tot het tekenen van de afstandsverklaring bereid was als onder andere de kadastrale grens is dan wel wordt aangepast aan de feitelijke situatie. In de CvA staat immers - voor zover hier van belang – opgenomen:
‘Door de heer [C] (overleden partner van mevrouw [A] en vader van [van eiser 1 en gedaagde] ) is vroeger een onjuiste tekening gemaakt van de kadastrale grenzen, waardoor deze grenzen niet goed bij het Kadaster staan vermeld. Zo loopt bijvoorbeeld de erfafscheiding door kamers, gangen, ingangen, tuinen etc. (…)
Nu [gedaagde] en mevrouw [A] en [eiser 1] eigenaar waren van het woongedeelte en de winkelruimte was dit geen probleem. Echter, indien er een andere eigenaar zal komen voor het woongedeelte, dan was het noodzakelijk dat de erf grenzen op de juiste wijze (conform de daadwerkelijke c.q. feitelijke situatie) worden ingetekend en geregistreerd staan bij het Kadaster. Voordat er überhaupt een verkoop van het woongedeelte kan plaatsvinden dient duidelijk te zijn welke erfafscheidingen er thans zijn. (…)
De deskundige heeft nieuwe tekeningen gemaakt conform de daadwerkelijke c.q. feitelijke situatie. Deze tekeningen zijn door de deskundige met [gedaagde] , mevrouw [A] en [eiser 1] besproken. (…) Zoals hiervoor al was opgemerkt liepen de erfgrenzen op de oude tekeningen door de woonkamer, gangpaden, ingangen etc. Dit is ook, in overleg met partijen, aangepast in de tekeningen die door de deskundige zijn opgesteld. De tekeningen waren opgesteld conform de feitelijke situatie, waarmee [eiser 1] ook instemde. (…) Vooraf hadden partijen uitdrukkelijk met elkaar afgesproken dat [eiser 1] zijn medewerking zal verlenen aan het doorgeven van de wijzigingen in het Kadaster. Onder deze voorwaarde hadden mevrouw [A] en [gedaagde] de afstandsverklaring ondertekend. Echter, na ondertekening wilde [eiser 1] niet meer meebetalen aan de kosten en de wijzigingen in het Kadaster niet meer doorvoeren, in strijd met de gemaakte afspraken’.
5.8.
Als de vaststellingsovereenkomst tegen de achtergrond van die stellingen wordt gelezen, komt het de voorzieningenrechter niet onaannemelijk voor dat de bodemrechter bij de uitleg van die overeenkomst, in het bijzonder van de zin “
Gedaagde controleert
vervolgens of de inhoud van die koopovereenkomst en de daaraan gehechte kadastrale
tekeningen overeenkomt met de laatste kadastrale meting conform de feitelijke
situatie, waarna gedaagde de afstandsverklaring zoals verzocht door de notaris, zal
afgeven”tot de conclusie zal komen dat de kadastrale situatie eerst in overeenstemming zal moeten worden gebracht met de feitelijke situatie voordat [gedaagde] de afstandsverklaring hoeft te tekenen c.q. te bevestigen.
5.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser 1] c.s. ter uitvoering van zijn verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst niet de koopovereenkomst inclusief de daaraan gehechte kadastrale tekeningen conform de laatste, in 2018 uitgevoerde kadastrale meting conform de feitelijke situatie aan [gedaagde] heeft gestuurd. [eiser 1] c.s. heeft een kadastraal kaartje gestuurd dat de situatie eind maart 2022 weergeeft, dat wil zeggen de situatie zoals die al decennia lang, op basis van een foutieve tekening van [vader] , in het kadaster is vastgelegd. Daarmee heeft [eiser 1] c.s. nagelaten de eerste voor hem uit de vaststellingsovereenkomst geldende verplichting na te komen. Wanneer die verplichting immers tegen de achtergrond van het voornoemde wordt gelezen, dan ligt het in de rede dat die verplichting van [eiser 1] c.s. zo wordt gelezen dat hij de koopovereenkomst met een kadastraal kaartje dat overeenkomst met de feitelijke situatie zal sturen aan [gedaagde] . Pas als dat het geval is, zal [gedaagde] de afstandsverklaring hoeven tekenen en aan de notaris af te geven, dan wel de afstandsverklaring dienen te bevestigen.
5.10.
[eiser 1] c.s. heeft zich nog op het standpunt gesteld dat het kadastrale kaartje met daarop getekend de feitelijke situatie dat hij ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst aan de toenmalige raadsman van [gedaagde] heeft gestuurd, door die raadsman is geaccepteerd. Uit de gedingstukken blijkt dat het bewuste stuk op 26 april 2022 inderdaad naar de toenmalige advocaat is gestuurd. De door [eiser 1] gestelde acceptatie door de advocaat blijkt daar echter niet uit. Voor zover [eiser 1] c.s. er verder nog op wijst de e-mail van Van der Laan te hebben genegeerd, omdat hij niet de advocaat van [gedaagde] c.s. zou zijn, overweegt de voorzieningenrechter dat zulks aan het voorgaande geen afbreuk kan doen, temeer nu ook in dit kort geding naar die e-mail wordt verwezen en de inhoud daarvan in zoverre door [gedaagde] in zijn stellingname wordt overgenomen. Bovendien had het op de weg van [eiser 1] c.s. gelegen om, voor zover er reden tot twijfel bestond, na te gaan of Van der Laan met die e-mail [gedaagde] c.s. vertegenwoordigde.
5.11.
Nu [gedaagde] , gelet op voornoemde uitleg van de overeenkomst, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst door te weigeren de afstandsverklaring te bevestigen, zullen de vorderingen van [eiser 1] c.s. die daarop zijn gebaseerd, worden afgewezen.
5.12.
Voor zover [eiser 1] c.s. nog stelt dat [gedaagde] bij het weigeren van de afstandsverklaring geen belang heeft omdat hij geen eigenaar is van het perceel en het andere perceel waar deels de woning op is gelegen thans eigendom is van de heer [D] , doet dit aan het voorgaande geen afbreuk. Voor zover [eiser 1] c.s. daarmee een beroep op misbruik van recht heeft willen doen passeert de voorzieningenrechter dit beroep, te meer nu door [gedaagde] is gesteld dat de uiteindelijke kadastrale opdeling relevant kan zijn in het kader van eerdere (gepretendeerde) vorderingen van de zijde van [eiser 1] c.s. Gelet op de beperkte bewijsmogelijkheden in een kort geding procedure als deze ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om [eiser 1] c.s. de gelegenheid te geven dit beroep op misbruik van recht nader te onderbouwen.
5.13.
Nu het gevorderde voorschot op een schadevergoeding eveneens gebaseerd is op de gestelde tekortkoming van [gedaagde] , zal ook die vordering worden afgewezen.
5.14.
[eiser 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.330,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.330,00,
6.3.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 163,00 zonder betekening en € 248,00 in geval van betekening, indien en voor zover [eiser 1] c.s. niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan,
6.4.
verklaart de onderdelen 6.2 en 6.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa en in het openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten op 18 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: