4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is op 12 februari 2022 naar de woning van zijn moeder aan [adres] gegaan. Omdat hij dacht dat zij hem via haar telefoon in de gaten hield, heeft hij haar met zijn vuisten geslagen en geprobeerd te wurgen. Vervolgens heeft hij uit de keukenlade een mes gepakt. Met dit mes heeft hij haar meermalen gestoken, waarvan eenmaal in de borststreek.
Naar aanleiding van een 112-melding over een incident in de woning aan [adres] , zijn verbalisanten ter plaatse gegaan. In de woonkamer op de bank troffen zij het slachtoffer aan, terwijl haar buurman op dat moment hartmassage toepaste. Zij had verschillende verse en bloedende verwondingen, waaronder snij- en steekwonden, en was niet aanspreekbaar. Ook had zij geen ademhaling. Verbalisanten zijn begonnen met reanimeren, maar kregen geen reactie. De later gearriveerde ambulanceverpleegkundigen constateerden dat mevrouw [slachtoffer] was overleden.
Door de patholoog zijn op het lichaam van het slachtoffer forse bloeduitstortingen aan het gelaat en onderliggende breuken van het jukbeen en de neus aangetroffen. Ook zijn bij haar achttien snijletsels en zeventien steekletsels geconstateerd. De patholoog heeft vastgesteld dat mevrouw [slachtoffer] is overleden ten gevolge van één steekletsel in de borst. Dit steekletsel betrof een perforatie van zowel de linkerborstholte, de linkerlong en het hartzakje als de longslagader. Het intreden van de dood wordt verklaard door ademhalingsfunctiestoornissen en ernstig in- en uitwendig bloedverlies als gevolg van bloedophoping in het hartzakje en de linkerborstholte. De overige zestien steekletsels kunnen door bloedverlies een bijdrage hebben geleverd aan de snelheid van het overlijden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 oktober 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal voor zover inhoudende het relaas met een omschrijving van de zaak van verbalisant [verbalisant] van 30 augustus 2022 (einddossier deel 1 pagina III-VI);
Een geschrift, te weten het rapport ‘Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden’, van 4 april 2022, opgemaakt door D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog en verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (pag. 692-695);
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek van 16 augustus 2022, voor zover onder paragraaf 13 inhoudende het relaas van de interpretatie van de onderzoeksresultaten van verbalisant E.J.M. van Kooten (pag. 232-233).