ECLI:NL:RBOVE:2022:3076

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
08-037687-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met psychische ontregeling en tbs-maatregel

Op 24 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man die beschuldigd werd van het doodsteken van zijn moeder op 12 februari 2022 in Enschede. De rechtbank oordeelde dat de man schuldig was aan doodslag, maar ontsloeg hem van alle rechtsvervolging vanwege zijn psychische toestand. De rechtbank legde de man de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging op. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat de verdachte leed aan een schizofrene stoornis, wat leidde tot ernstige psychotische klachten op het moment van de daad. De rechtbank concludeerde dat het feit niet aan de verdachte kon worden toegerekend, gezien zijn geestelijke toestand en de deskundigenadviezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het gepleegde feit en de impact op de nabestaanden, maar oordeelde dat de veiligheid van de samenleving een intensieve behandeling van de verdachte vereiste. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers en hun families.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-037687-22 (P)
Datum vonnis: 24 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in het PPC van de P.I. Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 mei 2022, 26 augustus 2022 en 10 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Ural, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op de terechtzitting van 10 oktober 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn moeder [slachtoffer] heeft gedood.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Enschede [slachtoffer] opzettelijk
van het leven heeft beroofd, door:
- die [slachtoffer] meerdere malen, in elk geval eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen, en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, in elk geval eenmaal, (een) knietje(s) tegen het lichaam te geven, en/of
- die [slachtoffer] te wurgen en/of de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen, en/of
- zijn hand(en) voor de mond van die [slachtoffer] te houden en/of tegen de mond van die [slachtoffer] te drukken, en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst(streek) en/of de hals en/of het hoofd en/of het gezicht en/of de linkeronderarm en/of de linkerhand en/of de rechterbovenarm en/of de rechterhand te steken en/of te snijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen verweer gevoerd over de bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is op 12 februari 2022 naar de woning van zijn moeder aan [adres] gegaan. Omdat hij dacht dat zij hem via haar telefoon in de gaten hield, heeft hij haar met zijn vuisten geslagen en geprobeerd te wurgen. Vervolgens heeft hij uit de keukenlade een mes gepakt. Met dit mes heeft hij haar meermalen gestoken, waarvan eenmaal in de borststreek.
Naar aanleiding van een 112-melding over een incident in de woning aan [adres] , zijn verbalisanten ter plaatse gegaan. In de woonkamer op de bank troffen zij het slachtoffer aan, terwijl haar buurman op dat moment hartmassage toepaste. Zij had verschillende verse en bloedende verwondingen, waaronder snij- en steekwonden, en was niet aanspreekbaar. Ook had zij geen ademhaling. Verbalisanten zijn begonnen met reanimeren, maar kregen geen reactie. De later gearriveerde ambulanceverpleegkundigen constateerden dat mevrouw [slachtoffer] was overleden.
Door de patholoog zijn op het lichaam van het slachtoffer forse bloeduitstortingen aan het gelaat en onderliggende breuken van het jukbeen en de neus aangetroffen. Ook zijn bij haar achttien snijletsels en zeventien steekletsels geconstateerd. De patholoog heeft vastgesteld dat mevrouw [slachtoffer] is overleden ten gevolge van één steekletsel in de borst. Dit steekletsel betrof een perforatie van zowel de linkerborstholte, de linkerlong en het hartzakje als de longslagader. Het intreden van de dood wordt verklaard door ademhalingsfunctiestoornissen en ernstig in- en uitwendig bloedverlies als gevolg van bloedophoping in het hartzakje en de linkerborstholte. De overige zestien steekletsels kunnen door bloedverlies een bijdrage hebben geleverd aan de snelheid van het overlijden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 oktober 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal voor zover inhoudende het relaas met een omschrijving van de zaak van verbalisant [verbalisant] van 30 augustus 2022 (einddossier deel 1 pagina III-VI);
Een geschrift, te weten het rapport ‘Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden’, van 4 april 2022, opgemaakt door D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog en verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (pag. 692-695);
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek van 16 augustus 2022, voor zover onder paragraaf 13 inhoudende het relaas van de interpretatie van de onderzoeksresultaten van verbalisant E.J.M. van Kooten (pag. 232-233).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 februari 2022 te Enschede [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] in de borst(streek) te steken.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen is dat de overige handelingen tot de dood van mevrouw [slachtoffer] hebben geleid, zodat zij verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging zal vrijspreken. Verder acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte overigens meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op basis van het uitgebrachte Pro Justitia rapport op het standpunt gesteld dat het feit in het geheel niet aan verdachte toegerekend kan worden en gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om dezelfde reden eveneens ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 3 juli 2022, waarin over verdachte is gerapporteerd door G.J.R. Mensink, psychiater en V.T.G. Arnts,
GZ-psycholoog.
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een schizofrene stoornis die een forse psychotische kwetsbaarheid met zich brengt. Hij heeft een aantal psychoses gehad en is hiervoor meermalen behandeld. De psychotische ontregelingen werden langduriger en heviger van aard. Ook namen bij verdachte zijn achterdocht, wrok en boosheid richting zijn moeder toe. De laatste psychose, ten tijde van het bewezenverklaarde, wordt gekenmerkt door betrekkingswanen en paranoïde wanen. Daarnaast is bij verdachte sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis waarbij vermijdende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidstrekken worden waargenomen. Deze trekken spelen een rol in het ervaren van psychische druk en daaropvolgend psychische ontregeling. Het gedrag van verdachte tijdens het bewezenverklaarde paste volledig bij zijn waanwereld, maar staat ver af van zijn functioneren in niet-psychotische doen. Verdachte is in een tijdsbestek van enkele dagen ernstig psychotisch ontregeld. Dit terwijl hij een gestructureerd leven leidde, geen overmatige stress ondervond, therapietrouw was ten aanzien van het gebruik van zijn antipsychotische medicatie, er geen sprake was van alcohol- of drugsgebruik, hij ziektebesef- en inzicht heeft en hij bovendien veel behandelcontacten met Mediant had. Kennelijk is beperkte psychosociale stress voldoende geweest om te decompenseren en waren verdachte en zijn omgeving niet in staat dit tijdig te signaleren en hiernaar te handelen.
In de - relatief korte - periode voorafgaand aan het bewezenverklaarde was bij verdachte sprake van een verhoogd spanningsniveau en slaapproblemen. Dat heeft geresulteerd in ernstige psychotische klachten. Verdachte kreeg last van wanen en betrekkingsideeën. In die wanen stond zijn moeder op negatieve wijze centraal. De signalen van psychotische ontregeling werden door verdachte volledig ontkend. Hij ging steeds meer geloven in zijn wanen die op een gegeven moment gepaard gingen met hallucinaties. Op de dag van het bewezenverklaarde voelde verdachte zich achterdochtig en had hij stemmen in zijn hoofd. Hij dacht dat zijn computer was gehackt en dat hij werd geobserveerd door onder meer de buurman van zijn moeder. Hierop heeft hij zijn eigen telefoon stuk geslagen. Onder invloed van betrekkingswanen (signalen op straat) besloot hij vervolgens een bezoek aan zijn moeder te brengen. Toen hij op haar telefoon WhatsApp-berichten tussen haar en haar buurman aantrof, werden zijn psychotische overtuigingen dat hij in de gaten werd gehouden en dat zijn moeder samenspande met haar buurman, bevestigd. Hierop ging hij zijn moeder te lijf. Hij wilde haar het zwijgen opleggen en probeerde haar te wurgen. Toen dat niet lukte, pakte hij uit de keukenlade een mes en stak hij haar onder meer in de borst.
Op het moment van het bewezenverklaarde was bij verdachte sprake van een ernstig psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie met onderliggend een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur. Bovendien was verdachte floride psychotisch. Zijn gedrag werd volledig gestuurd door de psychose en dermate beïnvloed door paranoïde wanen, achtervolgings- en betrekkingswanen, depersonalisatie en stemmingslabiliteit dat hij hier nauwelijks tot geen grip op had. Het advies van beide deskundigen is om verdachte het bewezenverklaarde niet toe te rekenen.
Gelet op de onderbouwing van de hierboven weergegeven conclusies van de psychiater en psycholoog, kan de rechtbank zich daarmee verenigen. De rechtbank neemt de conclusie over en is van oordeel dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis (in de vorm van schizofrenie) en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, afhankelijke en dwangmatige trekken) die ook aanwezig waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank kan het feit daarom in het geheel niet aan verdachte worden toegerekend. Verdachte is, gegeven het voorgaande, niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging van ongemaximeerde duur wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen verweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zijn moeder op zeer gewelddadige wijze van het leven beroofd. Hij heeft haar door zijn handelen het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Haar laatste momenten moeten vol (doods)angst en pijn zijn geweest. Hoewel het plegen van dit feit vanwege zijn stoornis niet aan verdachte kan worden toegerekend, heeft een dergelijk feit een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en versterkt het de in de samenleving aanwezige gevoelens van angst, onrust en onveiligheid.
Daarbij heeft verdachte door zijn daad de nabestaanden, waaronder dochter en verdachtes zus [naam] , onherstelbaar leed en verdriet aangedaan. Dit is door [naam] tijdens het uitoefenen van haar spreekrecht op de terechtzitting indringend naar voren gebracht. Naast het vreselijke en onomkeerbare verlies van haar moeder, zal zij moeten leven met het besef dat haar broer dit gedaan heeft.
Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven zich ervan bewust te zijn dat hij groot verdriet heeft toegebracht aan de nabestaanden, meer in het bijzonder zijn zus. De rechtbank stelt vast dat verdachte vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven, zich kwetsbaar heeft opgesteld en volledig heeft meegewerkt aan persoonlijkheidsonderzoeken. Daardoor hebben de nabestaanden inzicht verkregen in de omstandigheden waaronder het feit zich heeft voltrokken.
Advies deskundigen
De deskundigen concluderen op basis van de persoonlijke omstandigheden en de aanwezige psychiatrische problematiek bij verdachte dat het risico op recidive in psychotische decompensatie en daaruit voortkomend het risico op recidive in geweld en de kans op letselschade groot is. De kans op recidive met betrekking tot agressief gedrag gericht op personen die een negatieve rol spelen in de (waanachtige) belevingswereld van verdachte, wordt ingeschat als realistisch. Kwantitatief zijn er zeker gunstige en beschermende factoren te identificeren, maar kwalitatief zijn daar wel nuanceringen tegenover te zetten. Zo is verdachte (zeer) intelligent, analytisch ingesteld en verbaal sterk, hetgeen positief is omdat hij, in combinatie met een (buiten de psychosen om) goed ontwikkeld ziektebesef, veel inzicht heeft in zijn stoornis en de noodzakelijke behandelingen en leefregels. Anderzijds leidt zijn intelligentie ook tot overschatting door zowel de hulpverlening als verdachte zelf, en kan zijn behoefte om te analyseren en te beredeneren verdachte ook in de weg zitten bij het nemen van (verstandige) beslissingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de medicatie. Hoewel verdachte meewerkte aan de behandeling en er veelvuldig hulpverleningscontacten waren, toonde hij zich juist op de momenten waar het om ging, van dreigende ontsporing, eigenzinnig en weerlegde hij de zorgen. Gelet op de omstandigheden voorafgaand aan het doden van zijn moeder, kan bovendien beperkte psychosociale stress al tot decompensatie leiden. Verdachte is onvoldoende in staat gebleken om signalen van psychische ontregeling op waarde te schatten.
Met betrekking tot de interventies die het recidivegevaar kunnen beperken, concluderen de deskundigen dat een intensieve en langdurige behandeling is geïndiceerd. Als de psychose voldoende in remissie is en verdachte voldoende gestabiliseerd, zal er aanvullend forensische psychiatrische en psychologische diagnostiek moeten plaatsvinden. Hierbij dient onder meer aandacht te zijn voor de persoonlijkheidsstoornis en zelfbeeldproblematiek alsook de acceptatie van de psychotische kwetsbaarheid. Vanwege het grote recidiverisico en de verwachte lange behandelduur wordt een klinisch traject in een Forensisch Psychiatrisch Centrum in het kader van een terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging geadviseerd.
Oplegging maatregel
De rechtbank onderschrijft de overwegingen en conclusies van de deskundigen over de mate van het recidivegevaar en de interventies die het recidivegevaar kunnen beperken en neemt deze over. De rechtbank is van oordeel dat intensieve behandeling van verdachte is aangewezen. Gezien de ernst van de stoornis en persoonlijkheidsproblematiek, het grote recidivegevaar en het gevaar voor anderen, indien verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert, acht de rechtbank het opleggen van de terbeschikkingstellingsmaatregel noodzakelijk, nu de veiligheid van de samenleving zulks vereist. Daarbij is de voorgestelde langdurige, intensieve en forensische (klinische) behandeling van verdachte noodzakelijk in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
De rechtbank overweegt dat de maatregel tot terbeschikkingstelling wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom, op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr, een periode van vier jaar te boven gaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 37a en 37b Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
doodslag.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek ‘Kuma22’, met nummer ON2R022011. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.