ECLI:NL:RBOVE:2022:3067

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 22/456 en 22/1503
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor verbouwing pastorie en nieuwbouw school

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 20 oktober 2022, zijn twee beroepen behandeld met betrekking tot omgevingsvergunningen verleend aan een stichting voor de verbouwing van een pastorie en de nieuwbouw van een school in Deventer. Het beroep met zaaknummer 22/456 is niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van de eisers, terwijl het beroep ongegrond is verklaard voor de overige eisers. Het beroep met zaaknummer 22/1503, ingesteld door eiser [eiser 2], is eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de bestreden besluiten in stand kunnen blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting een omgevingsvergunning heeft verkregen voor de verbouwing van de pastorie en de nieuwbouw van leslokalen, en dat de bezwaren van de eisers deels niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat zij niet als belanghebbenden zijn aangemerkt. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers over de verkeersveiligheid, geluidshinder en participatie van omwonenden niet gevolgd, en heeft geoordeeld dat de belangen van de stichting zwaarder wegen dan die van de omwonenden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de omgevingsvergunningen voldoen aan de wettelijke eisen en dat de bezwaren van de eisers onvoldoende onderbouwd zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/456 en 22/1503

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen

1. [eiser 1]te [plaats] ,
2. [eiser 2]gemachtigde: [eiser 1] ,
eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder,

gemachtigde: mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[stichting], te Amsterdam,
Gemachtigde: mr. L. Sylaj.

Procesverloop

Verweerder heeft met een besluit van 10 september 2021 (het primaire besluit) aan de [stichting] te Amsterdam (hierna te noemen: de stichting) een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het verbouwen van een bestaande pastorie en nieuwbouw aansluitend op de bestaande pastorie en kerkgebouw op het perceel [adres 1] in Deventer.
Tegen dat besluit hebben eisers bezwaar gemaakt.
Op 18 november 2021 heeft verweerder een wijzigingsbesluit genomen waarbij het primaire besluit is aangevuld met een aantal voorschriften ter bescherming van de bomen die niet gekapt zullen worden maar die dichtbij de nieuwbouw zijn gesitueerd. De bezwaren van eisers zijn op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede gericht tegen dit wijzigingsbesluit.
Bij besluiten van 26 januari 2022 respectievelijk 27 januari 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Tegen die besluiten hebben eisers beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben bij brief van 27 augustus 2022 nog een reactie op het verweerschrift gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2022. De beide beroepen zijn daarbij gelijktijdig behandeld. [eiser 1] (hierna te noemen: [eiser 1] ) is verschenen in zijn hoedanigheid van eiser en tevens als gemachtigde van de overige eisers in zaak nummer 22/456. Eiser [eiser 2] is verschenen, bijgestaan door [eiser 1] als zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door R. Mensink en J.D. Oosterloo. De stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, alsmede door [naam 1] (bestuurder) en [naam 2] .

Overwegingen

Waar gaan deze procedures over?

1.1
De stichting heeft een aantal jaar geleden de voormalige [kerk] aan de [adres 1] in Deventer aangekocht om hierin een school voor kleinschalig middelbaar onderwijs te realiseren.
1.2
Op 24 juli 2019 heeft verweerder aan de stichting een omgevingsvergunning verleend voor het intern verbouwen van de kerk ten behoeve van een onderwijsfunctie. Deze omgevingsvergunning is onherroepelijk. De school is in de loop van 2020 begonnen met het geven van onderwijs op deze locatie.
1.3
De bij de bestreden besluiten gehandhaafde omgevingsvergunning van 10 september 2021 is verleend voor het verbouwen van de bestaande pastorie en het realiseren van nieuwbouw aansluitend op de bestaande pastorie en de bestaande kerk. Er worden daarmee zeven extra leslokalen in de voormalige pastorie gecreëerd en in de nieuwbouw achter de pastorie komen nog eens vijf extra leslokalen.
De omgevingsvergunning is verleend voor de volgende activiteiten:
- bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, sub a van de Wabo);
- handelen in strijd met het bestemmingsplan; bouwen buiten het bouwvlak (artikel 2.1,
eerste lid, sub c van de Wabo);
- wijzigen van een monument (artikel 2.2, eerste lid, sub b van de Wabo);
- aanleggen van een uitweg (artikel 2.2, eerste lid, sub e van de Wabo);
- vellen van een houtopstand (kappen van bomen) (artikel 2.2, eerste lid, sub g van de
Wabo).
1.4
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van een groot aantal bezwaarden om verschillende redenen niet-ontvankelijk verklaard. De bezwaren van een aantal bezwaarden zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet tijdig zijn ingediend en in één geval omdat het bezwaarschrift niet was ondertekend en dat verzuim niet is hersteld. Voorts is een groot aantal bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat de betreffende personen niet als belanghebbende bij de bestreden omgevingsvergunning zijn aangemerkt.
Ten aanzien van de activiteit kappen van bomen zijn de bezwaren van alle bezwaarden niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang omdat de bomen waar het om ging ten tijde van de besluiten op bezwaar al gekapt waren.
Wat de overige vergunde activiteiten betreft, zijn de bezwaren die wel ontvankelijk waren, ongegrond verklaard.
1.5
[eiser 1] heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Hij heeft dat zowel voor zichzelf gedaan als namens de personen die zijn vermeld op de bij het pro forma beroep-schrift overgelegde namenlijst. Ook heeft [eiser 1] beroep ingesteld als gemachtigde van eiser [eiser 2] , die een afzonderlijk besluit op bezwaar heeft ontvangen.

Zijn de beroepen ontvankelijk?

2.1
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke behandeling van de beroepen, moet eerst worden beoordeeld of de beroepen van (alle) eisers ontvankelijk zijn. Daarbij gaat het er met name om of zij als belanghebbende bij de aan de stichting verleende omgevingsvergunning van 10 september 2021 kunnen worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
2.2
Op grond van artikel 8:1, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb kan alleen een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen en daaraan voorafgaand bezwaar maken. Onder ‘belanghebbende’ wordt ingevolge artikel 1:2, eerste lid van de Awb verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3
Uitgangspunt is dat wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel als belanghebbende bij dat besluit wordt aangemerkt. Niet elk feitelijk gevolg is echter voldoende om als belanghebbende aangemerkt te worden. In de jurisprudentie is uitgemaakt dat sprake moet zijn van ‘gevolgen van enige betekenis’. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op het uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen om als belanghebbende aangemerkt te kunnen worden. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, wordt gekeken naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Deze factoren worden zo nodig in onderlinge samenhang beoordeeld. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen relevant zijn. Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuurs-
rechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 december 2020,
ECLI:NL:RVS: 2020:3016, rechtsoverweging 8.2.
2.4
Uit de bestreden besluiten blijkt dat verweerder eiser [eiser 2] , alsmede de volgende personen namens wie ook beroep is ingesteld, als belanghebbende heeft aangemerkt omdat zij gevolgen van enige betekenis in de zin van de genoemde uitspraak van de Afdeling ondervinden van de activiteit(en) die de omgevingsvergunning van
10 september 2021 toestaat:
.
[straat 1]: [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] en [belanghebbende 5] ;
.
[straat 2] nummer [huisnummer 8] en hoger: [belanghebbende 6] , [belanghebbende 7] ,
[belanghebbende 8] , [belanghebbende 9] , [belanghebbende 10] , [belanghebbende 11] , [belanghebbende 12] , [belanghebbende 13] , [belanghebbende 14]
en [belanghebbende 15] ;
.
[straat 3]: [eiser 2] en [belanghebbende 16] ;
.
[straat 4] nummer [huisnummer 9] en lager: [belanghebbende 17] , [belanghebbende 18] en [belanghebbende 19] ;
.
[straat 5] nummer [huisnummer 10] en lager: [belanghebbende 19] , [belanghebbende 20] , [belanghebbende 21] , [belanghebbende 22] ,
[belanghebbende 23] en [belanghebbende 24] .
De rechtbank ziet geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen over de belang-hebbendheid van deze personen en zal hen daarom ook in beroep als belanghebbende aanmerken.
2.5
Alle andere personen die thans beroep hebben ingesteld, onder wie [eiser 1] zelf, zijn bij het bestreden besluit van 26 januari 2022 niet als belanghebbende aangemerkt. Hun bezwaar is om die reden niet-ontvankelijk verklaard. In het verweerschrift van 30 juni 2022 heeft verweerder dienaangaande nog een nadere toelichting gegeven. De rechtbank kan zich vinden in het standpunt van verweerder dat de betreffende personen geen belanghebbende zijn en is het eens met de redenen die verweerder daarvoor heeft aangevoerd. Wat in beroep is aangevoerd door [eiser 1] e.a. kan niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank merkt hierbij nog het volgende op.
In beroep hebben eisers gesteld dat alle belanghebbenden die woonachtig zijn aan de [straat 2] op de even nummers lager dan [huisnummer 8] – de bewoners van de nummers [huisnummer 8] en hoger zijn wel als belanghebbende aangemerkt – door de kromming van de straat zicht hebben op het project en om die reden ook belanghebbende zijn.
Het gaat daarbij om de volgende huisnummers/personen:
[huisnummer 1] : [belanghebbende 25] en [belanghebbende 26]
[huisnummer 2] : [belanghebbende 27]
[huisnummer 3] : [belanghebbende 28] en [belanghebbende 29]
[huisnummer 4] : [belanghebbende 30] en [belanghebbende 31]
[huisnummer 5] : [belanghebbende 32] en [belanghebbende 33]
[huisnummer 6] : [belanghebbende 34]
[huisnummer 7] : [belanghebbende 35] en [eiser 1]
Eisers hebben deze stelling echter niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van foto’s. Daardoor staat niet vast dat de genoemde bewoners van de even nummers aan de [straat 2] lager dan [huisnummer 8] vanuit hun woning daadwerkelijk zicht hebben op het bouwproject. Ter zitting zijn beelden van Google Street View bekeken die de rechtbank niet hebben overtuigd dat er daadwerkelijk zicht bestaat op de school vanuit deze woningen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om deze bewoners als belanghebbende aan te merken.
2.6
Verder wordt in beroep gesteld dat door het ontbreken van een deugdelijk verkeers-circulatie- en/of verkeersveiligheidsplan bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet duidelijk is wat de gevolgen van de uitbreiding van de school zullen zijn voor de verkeers-bewegingen door scholieren, personeel en ouders van leerlingen. Deze verkeersbewegingen vinden op schooldagen (5 dagen per week) op verschillende momenten van de dag plaats. Volgens eisers is het zonder die gegevens niet mogelijk om omwonenden niet als belanghebbende aan te merken.
2.7
De rechtbank volgt eisers niet in deze stelling. Het gaat in dit geval om de uitbreiding van een bestaande school voor kleinschalig middelbaar onderwijs die al in de loop van 2020 is gestart op de huidige locatie. De school had tot nu toe 230 leerlingen, alleen in de onderbouw. Dat aantal zal door de uitbreiding van de school uiteindelijk kunnen stijgen naar 390, maar er is geen reden om aan te nemen dat de extra leerlingen of personeel ten gevolge van de vergunde uitbreiding van de school een andere route zullen kiezen dan de huidige leerlingen of dat leerlingen massaal via een andere route – bijvoorbeeld via de [straat 2] – naar de school zullen rijden dan zij nu doen. Verder zullen de meeste leerlingen per fiets (of scooter) naar school gaan. Omdat het om middelbaar onderwijs gaat, komen er nagenoeg geen ouders (per auto) naar de school om kinderen te brengen en/of te halen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen aanleiding om reeds vanwege het ontbreken van een duidelijk beeld van de te verwachten verkeersgevolgen door de uitbreiding van de school alle omwonenden die in beroep zijn gekomen als belanghebbende aan te merken. Nog daargelaten of de verkeersbewegingen als gevolgen van enige betekenis zouden zijn aan te merken. Het betoog van eisers faalt.
2.8
Gelet op het voorgaande is het beroep met zaaknummer 22/456 ontvankelijk, voor zover dat is ingesteld namens de in rechtsoverweging 2.4 van deze uitspraak genoemde personen.
2.9
Voor zover het beroep met zaaknummer 22/456 is ingesteld namens de overige personen die op de bij het voorlopig beroepschrift gevoegde namenlijst zijn vermeld, is het niet-ontvankelijk. Het gaat daarbij om de volgende personen:
[straat 4] :
[huisnummer 11] : [naam 3] en [naam 4]
[straat 6] :
[huisnummer 12] . [naam 5]
[huisnummer 13] : [naam 6] en [naam 7]
[straat 5] (nummers [huisnummer 14] en hoger):
[huisnummer 14] : [naam 8] en [naam 9]
[huisnummer 15] : [naam 2] en [naam 10]
[huisnummer 16] : [naam 11]
[huisnummer 17] : [naam 12] en [naam 13]
[straat 7] :
[huisnummer 18] : [naam 14] en [naam 15]
[huisnummer 19] : [naam 16] en [naam 17]
[straat 8] :
[huisnummer 20] : [naam 18]
[straat 9] :
[huisnummer 21] : [naam 19]
[huisnummer 22] : [naam 20]
[straat 10] :
[huisnummer 23] : [naam 21]
[straat 11] :
[huisnummer 24] : [naam 22]
[straat 12] :
[huisnummer 25] : [naam 23] en [naam 24]
[straat 14] :
[huisnummer 26] : [naam 25]
[straat 13] :
[huisnummer 27] : [naam 26]
[straat 2] (nummers [huisnummer 28] en lager):
[huisnummer 29] : [naam 27] en [naam 28]
[huisnummer 1] : [belanghebbende 25] en [belanghebbende 26]
[huisnummer 30] : [naam 29] en [naam 30]
[huisnummer 31] : [naam 31] en [naam 32]
[huisnummer 32] : [naam 33] , [naam 34] en [naam 35]
[huisnummer 2] : [belanghebbende 27]
[huisnummer 33] : [naam 36] en [naam 37]
[huisnummer 3] . [belanghebbende 28] en [belanghebbende 29]
[huisnummer 34] : [naam 38]
[huisnummer 4] : [belanghebbende 30] en [belanghebbende 31]
[huisnummer 35] : [naam 39]
[huisnummer 5] : [belanghebbende 32] en [belanghebbende 33]
[huisnummer 36] : [naam 40] en [naam 41]
[huisnummer 6] : [belanghebbende 34]
[huisnummer 37] : [naam 42] en [naam 43]
[huisnummer 7] : [belanghebbende 35] en [eiser 1]
[huisnummer 38] : [naam 44] en [naam 45]
[huisnummer 28] : [naam 46] en [naam 47]
2.1
Omdat eiser [eiser 2] wel belanghebbende is, is zijn beroep met zaaknummer 22/1503 ontvankelijk.
2.11
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen, voor zover ontvankelijk.

Inhoudelijke beoordeling van de ontvankelijke beroepen

a. de ontvankelijkheid van de bezwaren
3.1
Bij het bestreden besluit van 26 januari 2022 heeft verweerder het bezwaar van een zestiental personen niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingediend. Hun namen waren aanvankelijk niet vermeld op de lijst van personen namens wie (pro forma) bezwaar is gemaakt, maar zijn daar pas later aan toegevoegd. Op het moment waarop die namen werden toegevoegd was de bezwaartermijn al verstreken. Hun bezwaar is daarom te laat, namelijk buiten de bezwaartermijn ingediend. Omdat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, heeft verweerder het bezwaar van de betrokken personen niet-ontvankelijk verklaard.
3.2
De rechtbank is het eens met deze niet-ontvankelijkverklaring. De aanvulling van de namenlijst heeft weliswaar plaatsgevonden binnen 6 weken na de publicatie van de omgevingsvergunning, maar na het verstrijken van de bezwaartermijn. De bezwaartermijn is niet beginnen te lopen vanaf de datum van publicatie van de vergunning op 16 september 2021, maar op 10 september 2021, de datum van bekendmaking aan de aanvrager. Dit staat ook uitdrukkelijk in de publicatie bij de rechtsmiddelenclausule vermeld.
In beroep zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de betrokken personen redelijkerwijs niet tijdig (dat wil zeggen binnen de bezwaartermijn) hun naam op de lijst hadden kunnen plaatsen. Hoewel de omgevingsvergunning pas 6 dagen na de bekendmaking is gepubliceerd, resteerde er nog voldoende tijd om alsnog binnen de termijn bezwaar te maken. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat een groot aantal andere omwonenden wel tijdig bezwaar heeft gemaakt. Niet valt niet in te zien waarom de betreffende 16 personen hun naam niet tijdig aan de lijst van bezwaarden hebben kunnen (doen) toevoegen of zelf tijdig bezwaar hebben kunnen maken. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar.
3.3
Het bezwaar van [naam 48] (hierna te noemen: [naam 48] ) is niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van haar handtekening op de namenlijst van bezwaarden. [naam 48] was niet thuis toen [eiser 1] aan de deur kwam voor het tekenen van de namenlijst zo heeft hij verklaard. Zij heeft dat verzuim, na daartoe door verweerder in de gelegenheid te zijn gesteld, niet hersteld. Verweerder heeft het bezwaar van [naam 48] daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dat haar echtgenoot de namenlijst wel heeft ondertekend, maakt dat niet anders. Huwelijkspartners zijn niet over en weer elkaars gevolmachtigde. Zij kunnen daarom niet zonder volmacht namens hun huwelijkspartner rechtshandelingen verrichten zoals het indienen van bezwaar of het instellen van beroep.
3.4
Wat betreft de personen van wie het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard omdat zij geen belanghebbende zijn bij de verleende omgevingsvergunning, verwijst de rechtbank naar wat daarover is overwogen in rechtsoverweging 2.1 en volgende van deze uitspraak.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bezwaar van de betreffende personen terecht niet-ontvankelijk verklaard.
b. de inhoudelijke beroepsgronden
4.1
De rechtbank stelt vast dat de inhoudelijke beroepsgronden in feite een herhaling zijn van wat eisers ook al in bezwaar naar voren hebben gebracht. Deze bezwaren betroffen de volgende aspecten:
. ontbreken participatie omwonenden
. de ecologische toetsing
. gevolgen nieuwbouwplannen voor de groene omgeving
. twee vergunningen voor één instelling
. geluidhinder
. verkeersveiligheid/verkeerscirculatie
. ontbreken bindende vergunningvoorschriften.
4.2
De rechtbank stelt vast dat in de bestreden besluiten en het daarbij gevoegde advies van de adviescommissie bezwaarschriften van 24 januari 2022, waarop verweerder die besluiten heeft gebaseerd en die (ook) de motivering van die besluiten vormen, uitvoerig is gereageerd op deze gronden van bezwaar.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat eisers in beroep onvoldoende hebben onderbouwd waarom de overwegingen van verweerder in reactie op de bezwaargronden niet in stand kunnen blijven.
4.4
Mede naar aanleiding van wat er op de zitting door en namens eisers naar voren is gebracht merkt de rechtbank nog het volgende op.
De ecologische toetsing
4.5
Op 2 juli 2021 is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. Daarnaast is er op
2 september 2021 nog een apart onderzoek gedaan naar de egel. Beide rapportages maken deel uit van de bestreden besluiten. Uit die rapportages blijkt – kort gezegd – dat er geen nadelige effecten van de bouwwerkzaamheden zijn te verwachten voor de aanwezige vleermuizen, egels of andere flora en fauna. De rapporten zijn inhoudelijk niet door eisers bestreden. Ook is voldaan aan de in de quickscan opgenomen verplichting van aanvullend onderzoek naar vleermuizen.
De gevolgen van de (nieuw)bouwplannen voor de groene omgeving
4.6
Blijkens hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gaat het hierbij om de te kappen bomen. Deze bomen zijn inmiddels gekapt. Voor de bescherming van de bomen die niet gekapt zullen worden, zijn voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden. Op de zitting heeft [eiser 1] opgemerkt dat als daadwerkelijk aan deze voorwaarden wordt voldaan, eisers zich daartegen niet langer verzetten. De rechtbank overweegt nog dat de nakoming van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften alleen in een aparte handhavingsprocedure aan de orde kan worden gesteld.
Twee vergunningen voor één instelling
4.7
Naar het oordeel van eisers had er niet een tweede omgevingsvergunning verleend mogen worden voor de school zo vlak na een eerder verleende omgevingsvergunning. De rechtbank merkt hierover op dat het wettelijk systeem van de Wabo zich er niet tegen verzet om voor uitbreiding van de school een omgevingsvergunning te verlenen. Dat er voor hetzelfde perceel al eerder een omgevingsvergunning is verleend, staat daaraan niet in de weg.
Geluidhinder
4.8
Volgens eisers is bij het geluidsonderzoek uitgegaan van onjuiste aannames. Volgens verweerder moet de wijk worden aangemerkt als een gemengd gebied in de zin van de VNG Handreiking Bedrijven en Milieuzonering (hierna: de Handreiking), met een bijbehorende richtafstand voor een middelbare school van 10 meter, gerekend vanaf de perceelsgrens van het projectgebied tot de gevels van de omringende woningen. Eisers zijn het daar niet mee eens. Zij vinden dat een minimale richtafstand van 30 meter moet worden gehanteerd omdat sprake is van een rustige woonwijk. De [straat 4] kan naar hun mening niet worden gezien als hoofdinfrastructuur, omdat de invloed ervan op al een afstand van minder dan 50 meter van de as van de weg ondergeschikt is aan die van de [straat 1] .
In het advies van de bezwaarschriftencommissie is overwogen dat een gemengd gebied volgens de Handreiking een gebied is met een matige tot sterke functiemenging, bijvoorbeeld woningen met direct daarnaast andere functies zoals winkels, horeca en klein bedrijven of gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen. In de wijk zijn naast woningen de onderhavige school en een tandartsenpraktijk gevestigd, dus is sprake van functiemenging. De [straat 4] is een drukke doorgaande (verbindings-)weg die zorgt voor ontsluiting van de wijk en daarom moet worden gekwalificeerd als hoofdinfrastructuur. De wijk is daarmee een gemengd gebied in de zin van de Handreiking, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt. Omdat de kortste afstand van het schoolplein tot de gevels van de omringende woningen aan de noordkant 14 meter bedraagt, wordt aan die richtafstand voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee het standpunt van eiser voldoende is weerlegd. In beroep hebben eisers geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden.
Verkeersveiligheid/verkeerscirculatie
4.9
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aantallen leerlingen en leerkrachten niet dusdanig groot zijn dat hierdoor verkeersopstoppingen zullen ontstaan in de omgeving. Deze ervaring heeft verweerder ook niet bij andere middelbare scholen in Deventer met meer leerlingen. Verweerder heeft daarom geen aanleiding gezien om van de stichting een verkeercirculatieplan te verlangen. Van de uitbreiding van het leerlingenaantal verwacht verweerder geen extra verkeersoverlast omdat het gaat om de uitbreiding van de bovenbouw en onder- en bovenbouw een verschil van 10 minuten in hun rooster hebben om spreiding te bewerkstelligen. Ter hoogte van de school bevindt zich een zebrapad met Zebra Safe Systeem (verlichting door middel van ledlampjes in het wegdek), dat ervoor zorgt dat voor automobilisten en bromfietsers duidelijk is dat er een oversteekplek is.
De rechtbank ziet – mede gelet op wat in rechtsoverweging 2.7 van deze uitspraak is overwogen – geen reden om deze zienswijze van verweerder niet te volgen.
4.1
In het verweerschrift heeft verweerder naar aanleiding van wat eisers in beroep hebben aangevoerd nog een aanvullende reactie gegeven op de twee specifieke aspecten, te weten de belangenafweging en de participatie van omwonenden bij het bouwplan.
Belangenafweging
4.11
Over de belangafweging merkt verweerder op dat hij het algemeen belang van het project, waarmee maatschappelijke belangen gediend zijn, zwaarder heeft laten wegen dan de belangen van de omwonenden. Daarbij heeft een rol gespeeld dat de voormalige [kerk] al met de in 2019 verleende en inmiddels onherroepelijk omgevingsvergunning een onderwijsfunctie heeft gekregen. Die onderwijsfunctie past binnen de bestemming “Maatschappelijk” die het (gehele) perceel [adres 1] heeft. De vergunde afwijking van het bestemmingsplan was alleen nodig omdat de nieuwbouw deels buiten het bouwvlak plaatsvindt en niet omdat de bestemming van het perceel de nieuwbouw van de school niet toestaat.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval het algemeen maatschappelijk belang van de school zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van de omwonenden.
Participatie
4.12
Wat de participatie van omwonenden bij het project betreft merkt verweerder op dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning volgens de thans geldende wettelijke regels en voorschriften, dus op grond van de Wabo, is behandeld. Participatie, zoals de toekomstige Omgevingswet die kent, is geen onderdeel van de Wabo. Dat neemt niet weg dat partijen anticiperend op de Omgevingswet wel de gelegenheid is geboden om in het kader van “De Andere Aanpak” met elkaar in gesprek te gaan. De rechtbank is van oordeel dat de omwonenden voldoende gelegenheid hebben gehad om te participeren in de procedure voorafgaande aan de verleende omgevingsvergunning.
Naar aanleiding van de reactie van eisers van 27 augustus 2022 op het verweerschrift merkt de rechtbank nog het volgende op.
Overlast
4.13
De vormen van overlast die door de bezwaarden worden genoemd, zoals afsteken van vuurwerk, afval in de buurt, rondhangen in het speeltuintje, schreeuwen en gooien van voorwerpen, zijn naar het oordeel van de rechtbank geen ruimtelijk relevante belangen die het rechtstreeks gevolg zijn van de uitbreiding van de school. Deze vormen van overlast kunnen in deze procedure dan ook geen rol spelen. Dat neemt niet weg dat de school ook los van de vergunningverlening een rol kan spelen bij het tegengaan van overlast in de omgeving van de school indien haar leerlingen daarbij betrokken zijn. Overigens stelt verweerder dat hem geen signalen van dergelijke overlast bekend zijn.
Locatie ongeschikt voor vestiging school
4.14
De stelling van eisers dat de huidige locatie niet geschikt is voor de vestiging van een school – wat daarvan ook mag zij – is inmiddels een gepasseerd station, aangezien voor de vestiging van de school al in 2019 een omgevingsvergunning is verleend die onherroepelijk is. De school is in 2020 begonnen met onderwijsactiviteiten op deze locatie. Weliswaar zal het aantal leerlingen van de school toenemen door de nieuwbouw, maar er is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om aan te nemen dat gevolgen daarvan ertoe zullen leiden dat de huidige locatie niet langer geschikt is voor een onderwijsfunctie.
Warmtepomp
4.15
De omgevingsvergunning van 10 september 2021 heeft geen betrekking op een warmtepomp op de plaats waar deze volgens de door eisers in beroep overgelegde foto nu is gerealiseerd. Op de bouwtekeningen die deel uitmaken van de vergunning is weliswaar een warmtepomp ingetekend, maar deze is veel kleiner dan de warmtepomp op de door eisers overgelegde foto en staat bovendien op een andere plaats op het perceel. Indien voor deze warmtepomp een omgevingsvergunning vereist is en deze niet is verleend, is sprake van een handhavingskwestie die los staat van de omgevingsvergunning waar het in deze zaak om gaat.

Conclusie

5. Gelet op wat in deze uitspraak is overwogen, is het beroep met zaaknummer 22/456 niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld namens de in rechtsoverweging 2.9 genoemde eisers en ongegrond voor zover het is ingesteld namens in rechtsoverweging 2.4 genoemde eisers.
Het beroep met zaaknummer 22/1503 van [eiser 2] is eveneens ongegrond.
De bestreden besluiten kunnen in stand blijven.

Proceskosten

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank

ten aanzien van beroep met zaaknummer 22/456:

  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover ingesteld namens de in rechtsoverweging 2.9 van deze uitspraak genoemde eisers;
  • verklaart het beroep ongegrond voor zover ingesteld namens de in rechtsoverweging 2.4 van deze uitspraak genoemde eisers.

ten aanzien van het beroep met zaaknummer 22/1503:

- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, en mr. A.T. de Kwaasteniet en
mr. F. Onrust, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.