ECLI:NL:RBOVE:2022:3058

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
9829663 \ CV EXPL 22-1471
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over hijskraan en schadevergoeding tussen Manitex Europe B.V. en [Y]

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Manitex Europe B.V. en [Y] over een huurovereenkomst voor een hijskraan. De partijen zijn in een juridisch conflict verwikkeld geraakt na schade aan de kraan die op 9 januari 2018 is ontstaan door toedoen van een derde. De huurovereenkomst, die in juni 2017 is gesloten, bevatte bepalingen over de verantwoordelijkheden van de huurder en verhuurder, waaronder de verplichting van de huurder om de kosten van reparaties te dragen. De verhuurder, Manitex, vorderde betaling van achterstallige huur en reparatiekosten, terwijl de huurder, [Y], in reconventie ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding eiste. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van Manitex grotendeels toewijsbaar zijn, terwijl de vorderingen van [Y] zijn afgewezen. De rechter concludeerde dat de schade aan de kraan niet het gevolg was van een tekortkoming van de verhuurder, aangezien de schade was veroorzaakt door een derde en de kosten voor reparaties voor rekening van de huurder kwamen. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 168.233 aan de verhuurder en € 8.775 aan Manitex, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Tevens is [Y] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9829663 \ CV EXPL 22-1471
Vonnis van 11 oktober 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MANITEX EUROPE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Katwijk,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen [X] c.s., dan wel afzonderlijk te noemen [X] en Manitex,
gemachtigde: mr. W.J. Vroegindeweij,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [Y] ,
gemachtigde: mr. G.K. Fraterman

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 mei 2022,
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling na antwoord, gehouden op 23 augustus 2022, waarvan de aantekeningen van de griffier in het dossier zijn gevoegd,
- de spreekaantekeningen van mr. Vroegindeweij,
- de pleitnota van mr. Fraterman.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het geschil over?

2.1.
Het geschil heeft betrekking op een overeenkomst uit juni 2017 met betrekking tot de huur van een hijskraan. [Y] heeft de kraan gehuurd van [X] en tijdens werkzaamheden op 9 januari 2018 is er schade aan de kraan ontstaan door toedoen van een derde. De kraan moest hersteld worden en is daartoe bij Manitex terecht gekomen. Het herstel van de schade door het ongeval heeft plaatsgevonden en is vergoed door de verzekeraar van de veroorzaker. Toen de kraan in de werkplaats stond, hebben ook andere reparaties aan de kraan plaatsgevonden. Partijen zijn in discussie geraakt over de betaling van die reparatiekosten en over de nakoming van de huurovereenkomst. Dat heeft ertoe geleid dat de kraan niet meer in gebruik is geweest bij [Y] en dat beide partijen nu over en weer vorderingen hebben ingesteld. [X] wil nakoming van de huurovereenkomst (dat wil zeggen betaling van de huurtermijnen) en Manitex wil betaling van reparatiekosten. Anderzijds wil [Y] als tegenvordering ontbinding van de huurovereenkomst met [X] en terugbetaling van bedragen die volgens zijn zeggen onverschuldigd aan [X] zijn betaald en hij wil aanvullende schadevergoeding.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen van [X] en Manitex in conventie grotendeels toewijsbaar zijn. De vordering van [Y] jegens [X] in reconventie moet worden afgewezen. De kantonrechter legt verderop in dit vonnis uit hoe hij tot dat oordeel is gekomen.

3.Vaststaande feiten

De kantonrechter gaat in dit vonnis uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden.
3.1.
[X] en Manitex Europe B.V. zijn beide vennootschappen van dezelfde directeur/bestuurder, de heer [A] . [A] heeft in het verleden vaker zaken gedaan met [Y] . Tot eind 2019 deed [Y] dat in de vorm van een eenmanszaak. Met ingang van 24 december 2019 is de eenmanszaak voortgezet door de B.V. van [Y] , genaamd [B]
3.2.
Uit de periode vóór juni 2017 zijn er kosten ontstaan die [Y] aan [X] verschuldigd is geworden. Vervolgens zijn [X] , vertegenwoordigd door [A] , en [Y] in 2017 een overeenkomst met elkaar aangegaan voor de huur van een gebruikte hijskraan. De overeenkomst is schriftelijk vastgelegd en ondertekend op 20 juni 2017.
3.2.1.
In de overeenkomst is in de aanhef onder meer opgenomen:
In aanmerking nemende dat:

Verhuurder/verkoper in het rechtsgeldig bezit is van Manitex 30100 speciaalkraan op Terberg onderwagen;

De machine in gebruikte staat verkeert zonder garantie, huurder de kosten draagt voor: verzekering, wegenbelasting, evt. boetes, schade, onderhoud, reparatie, etc.;

Verhuurder deze machine wenst te verkopen aan huurder na tijdige voldoening van alle huurtermijnen;

Huurder deze machine als koper wenst te kopen na afloop van de huurperiode,

Huurder aan verhuurder rekeningen en nog niet doorberekende huurpenningen uit het verleden heeft openstaan, na volledige en tijdige voldoening van deze overeenkomst hebben partijen niets meer over en weer van elkaar te vorderen over zaken die voortvloeien uit de periode voorafgaand aan totstandkoming van deze overeenkomst.
3.2.2.
En verder:
Artikel 2 (…) Het product in gebruikte staat verkeert, zonder garantie, waarvan huurder/koper geheel op de hoogte is en aanvaard heeft vanwege huur/gebruik van deze machine in voorafgaande periode. Huurder verplicht zich om de machine gedurende de huurperiode in goede en verantwoorde staat van gebruik te houden, machine WA en All-Risk verzekerd te houden tegen verlies of schade na ongeval, diefstal of ander onheil zoals in de markt gebruikelijk, verhuurder ontvangt hiervan een kopie verzekeringspolis. Huurder vrijwaart verhuurder van elke aansprakelijkheid die door gebruik van de machine zou kunnen ontstaan.
Artikel 3 (…) Huurperiode betreft 205 weken. Huurder betaald als eerste termijn € 10.000 (…). Daarna betaald huurder 204 wekelijkse termijnen van € 1.000,- aanvang week 29 2017 (…) Er zal geen factuur worden opgemaakt voor de huurperiode, deze overeenkomst dient als vervanging, huurder draagt zelf zorg voor tijdige betaling.
(…)
3.3.
Op 9 januari 2018 is er tijdens de werkzaamheden met de kraan schade ontstaan door toedoen van een derde. [Y] heeft de werkzaamheden op die dag nog afgemaakt, maar constateerde aan het einde van de dag dat verder werken met de beschadigde kraan niet verantwoord was. Hij heeft de kraan toen meegenomen naar zijn [woonplaats] . [Y] heeft gebeld met [A] om hem te vertellen dat er schade was ontstaan en dat de kraan hersteld moest worden. [Y] heeft in die context gezegd ‘haal maar op’. [A] heeft toen iemand naar [plaats] gestuurd om de kraan op te halen en deze naar de werkplaats van Manitex in Almere te brengen. De kraan is daar gerepareerd.
3.4.
De schade die is ontstaan door toedoen van een derde is door de verzekeraar van die partij vergoed.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[X] c.s. vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [Y] te veroordelen om tegen kwijting aan Manitex Europe B.V. te betalen het bedrag van € 8.775,00, (bestaande uit een hoofdsom van € 8.000,00 en een bedrag van € 775,00 voor buitengerechtelijke incassokosten) dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 11 april 2021;
II. [Y] te veroordelen om tegen kwijting aan [X] te betalen het bedrag van € 175.505,00 (bestaande uit een hoofdsom van € 173.000,00 en een bedrag van € 2.505,00 voor buitengerechtelijke incassokosten), dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 11 april 2021;
III. [Y] te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2.
[Y] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[Y] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. Te verklaren voor recht dat [X] toerekenbaar tekort is geschoten jegens [Y] in de nakoming van de verplichtingen uit de tussen partijen gesloten huurovereenkomst;
II. Te verklaren voor recht dat de tussen [Y] en [X] gesloten huurovereenkomst ter zake het (ver)huren van een kraan van [X] aan [Y] is ontbonden met ingang van 9 januari 2018, althans per 2 maart 2022, althans per een door de rechtbank vast te stellen datum;
III. Veroordeling van [X] om bij toewijzing van de ontbinding per 9 januari 2018 (zoals gevorderd onder II), aan [Y] te voldoen een bedrag van € 38.200,00, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, bestaande uit de als gevolg van de ontbinding (zoals gevorderd onder II) onverschuldigd betaalde huurpenningen door [Y] vanaf 9 januari 2018 tot en met 14 augustus 2018, althans over de door de rechtbank te bepalen periode, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. Veroordeling van [X] om bij toewijzing van de ontbinding per 2 maart 2022 dan wel enig ander moment gelegen na 9 januari 2018 zoals gevorderd onder II, aan [Y] te voldoen een bedrag van € 38.200,00 althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking in de zin van artikel 6:212 BW en bestaande uit de door [Y] betaalde huurpenningen vanaf januari 2018 tot en met 14 augustus 2018 – dan wel over een door de rechtbank te bepalen periode – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag van algehele voldoening;
V. Veroordeling van [X] tot betaling van aanvullende schadevergoeding welke schade € 1.200,00 exclusief BTW bedroeg, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag van algehele voldoening;
VI. Veroordeling van [X] in de kosten van de procedure.
4.5.
[X] c.s. voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen over en weer (in conventie en in reconventie) met elkaar samenhangen zal de kantonrechter deze hierna gezamenlijk bespreken en beoordelen.
Huurgenot, tekortkomingen na 9 januari 2018 en ontbinding
5.2.
[Y] heeft aangevoerd dat hij na het ontstaan van schade aan de kraan, op 9 januari 2018, geen genot meer heeft gehad van de gehuurde zaak. De kraan was namelijk opgehaald en naar Manitex gebracht voor reparatie. Het ontbreken van het genot van de kraan wordt door [Y] aangemerkt als een tekortkoming aan de kant van [X] . Om die reden vordert [Y] nu te verklaren voor rechtdat de overeenkomst met [X] door hem buitengerechtelijk is ontbonden dan wel de ontbinding van die overeenkomst door de kantonrechter.
5.3.
De kantonrechter wijst de vordering tot ontbinding af. Weliswaar kon [Y] de kraan niet gebruiken omdat de kraan voor de noodzakelijke reparatie is weggebracht naar Manitex, maar dat hield geen verband met een tekortkoming aan de kant van [X] . Dat komt doordat de kraan beschadigd is geraakt door toedoen van een derde. Daar stond [X] helemaal buiten. En verder heeft [X] verklaard dat de schade als gevolg van het incident door de verzekeraar van de veroorzaker is vergoed en dat is door [Y] niet betwist.
5.4.
[Y] heeft nog een ander argument aangevoerd waaruit een tekortkoming van [X] zou volgen. Volgens [Y] heeft [X] verhinderd dat hij de kraan weer in goed gekeurde staat in gebruik kon nemen. Dat zou zij hebben gedaan door van [Y] te verlangen dat hij opdracht zou geven voor overige reparaties – waaronder reparaties die nodig zijn om de kraan goedgekeurd te krijgen – en van [Y] te verlangen dat hij zou betalen voor die werkzaamheden. Volgens [Y] schiet [X] op dit punt tekort omdat het een verplichting van de verhuurder is om een goedgekeurde kraan ter beschikking te stellen.
5.5.
Ook in dit verweer volgt de kantonrechter [Y] niet. Partijen zijn namelijk overeengekomen dat [Y] de kosten voor reparaties voor zijn rekening moet nemen. Dat volgt uit artikel 2 van de overeenkomst van partijen in samenhang met de bijbehorende aanhef en uit de toelichting die partijen op de mondelinge behandeling hebben gegeven over de omstandigheden op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Op basis daarvan komt de kantonrechter tot het volgende oordeel over wat partijen over en weer in redelijkheid van elkaar mochten verwachten. [Y] had destijds een kraan nodig voor de uitvoering van zijn werkzaamheden, maar hij was op dat moment niet in staat om zelf een kraan aan te schaffen. [X] wilde [Y] daarin tegemoet komen, ondanks het feit dat [Y] uit een eerdere samenwerking nog kosten onbetaald had gelaten. De omstandigheid van de oude openstaande rekeningen wordt genoemd in de aanhef van de overeenkomst en op de zitting heeft [Y] ook erkend dat die oude schulden er waren. Tegen die achtergrond heeft [Y] in 2017 de kraan in gebruik gekregen van [X] en is de overeenkomst gesloten. Het wekelijks door [Y] te betalen bedrag van € 1.000,= bestond uit een deel voor de huur van de kraan en uit een deel aflossing van oude schulden. Het deel voor de huur van de kraan is vastgesteld op € 500,=, waarbij [Y] zelf de kosten voor het gebruik van de kraan voor zijn rekening zou nemen. Het gaat daarbij onder andere om de kosten voor reparaties (maar ook verzekeringen en dergelijke) die nodig zijn om de kraan in bedrijf te houden. Dat de overeenkomst van partijen op deze manier en onder de genoemde omstandigheden tot stand is gekomen, is door [Y] niet betwist. Weliswaar zegt [Y] nu dat hij er destijds overheen heeft gelezen dat reparaties voor zijn rekening zouden komen, maar dat verweer overtuigt niet en is daarom onvoldoende. Dat past namelijk niet bij de omstandigheden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen. De conclusie is daarom dat de kosten voor reparaties aan de kraan voor rekening van [Y] komen en dat [X] dus niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Want het is door toedoen van [Y] zelf dat de kraan niet goedgekeurd kon worden.
5.6.
De hiervoor genoemde conclusie is van belang voor de beoordeling van de situatie met de kraan in 2018. [Y] voert namelijk aan dat er sprake is van een tekortkoming aan de kant van [X] , maar de kantonrechter komt tot een ander oordeel over die situatie. Toen de kraan in de werkplaats van Manitex stond, is niet alleen de schade hersteld als gevolg van het incident op 9 januari 2018, maar er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om ook gebreken als gevolg van slijtage te repareren. [Y] heeft wat dat betreft op
21 januari 2018 een lijstje met gebreken gemaild naar Manitex. Op dat lijstje stonden volgens [X] (en Manitex) gebreken als gevolg van het incident maar ook andere gebreken. Dat heeft [Y] niet betwist. Het lag voor de hand om overige herstellingen meteen uit te voeren omdat de kraan in verband met het schade incident toch gedemonteerd moest worden en de kosten van demontage en montage in dit geval werden gedragen door de betrokken verzekeraar. Het was dus doelmatig om andere reparaties eveneens uit te voeren. Verder bleek later, na een voorkeuring, dat er ook herstellingen nodig waren om de kraan weer volledig goedgekeurd te krijgen. Die herstellingen zijn niet uitgevoerd omdat [Y] daarvoor geen opdracht wilde geven. Daarom is de kraan tot op heden niet gekeurd.
5.7.
De kantonrechter heeft hiervoor onder 5.5. geoordeeld dat op [Y] de verplichting rust om de kosten te dragen voor de noodzakelijke reparaties aan de kraan. De reparaties die losstaan van het schadevoorval en samenhangen met slijtage door het gebruik, komen dus voor rekening van [Y] . Vaststaat verder dat de kraan na het ontstaan van schade en het herstel daarvan eerst goedgekeurd moet worden om ermee de weg op te mogen. De keuring is dus nodig voor het gebruik van de kraan. De kosten daarvan moeten daarom ook door [Y] worden voldaan. Dat volgt, zoals gezegd, uit de overeenkomst tussen partijen. [X] heeft dus op goede grond aan [Y] te kennen gegeven dat [Y] de opdracht voor de keuring en de benodigde reparaties moet geven en de kosten daarvan zal moeten dragen. Dat [Y] dat tot aan vandaag heeft geweigerd, is aan te merken als een tekortkoming van [Y] zelf (schuldeisersverzuim). De gevolgen daarvan komen voor zijn rekening en risico.
5.8.
Het ontbreken van een tekortkoming aan de kant van [X] maakt dat er geen grond bestaat voor door [Y] gevorderde ontbinding van de overeenkomst.
De vorderingen van [Y] om voor recht te verklaren dat [X] jegens [Y] tekort is geschoten en dat de overeenkomst tussen [Y] en [X] is ontbonden, worden daarom afgewezen.
De vorderingen van [Y] tot betaling van € 38.200 en € 1.200
5.9.
In het verlengde hiervan bespreekt de kantonrechter de vorderingen III en IV van [Y] . [Y] heeft die vorderingen tot betaling door [X] aan hem van een bedrag van € 38.200,= voorwaardelijk gedaan, namelijk voor het geval ontbinding op enig moment zou worden toegewezen. Nu dat laatste niet het geval is, is de voorwaarde bij de vorderingen niet vervuld. Daarom komt de kantonrechter niet toe aan een verdere bespreking en beoordeling van de vorderingen van [Y] onder III en IV.
5.10.
Verder heeft [Y] op grond van aanvullende schadevergoeding de betaling van een bedrag van € 1.200,= gevorderd. Deze vordering is evenmin toewijsbaar. Dat komt omdat er geen sprake is van een tekortkoming aan de kant van [X] die tot ontbinding van de overeenkomst kan leiden. Dat is hiervoor al toegelicht. Voor aanvullende schadevergoeding is daarom geen grond aanwezig. Bovendien zou het gevorderde bedrag hoe dan ook niet toewijsbaar zijn. [Y] heeft namelijk geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit een onderbouwing blijkt van het gevorderde bedrag.
Nakoming overeenkomst en de vordering van [X] tot betaling door [Y]
5.11.
Aangezien de overeenkomst tussen [X] en [Y] niet is (en ook niet wordt) ontbonden, moet worden uitgegaan van het voortduren van de overeenkomst. [X] vordert op grond van nakoming van de overeenkomst betaling door [Y] van een hoofdsom van € 173.000,=. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering tot nakoming van de overeenkomst in beginsel toewijsbaar is. Voor de hoogte van het toewijsbare bedrag komt de kantonrechter - op basis van de summiere toelichting op dit punt van partijen zelf - tot het bedrag van € 165.800,=. De motivering voor dat bedrag luidt als volgt.
5.12.
Uit artikel 3 van de tussen partijen gesloten overeenkomst volgt dat met de totale overeenkomst een door [Y] te betalen bedrag van € 214.000,= is gemoeid. De kantonrechter constateert dat geen van partijen iets heeft aangevoerd over de aanvangsbetaling van € 10.000,=. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat die betaling door [Y] is gedaan. Verder volgt uit de stukken en de stellingen van partijen dat [Y] in 2018, na tussenkomst van een incassomedewerker, een bedrag van € 38.200,= aan [X] heeft betaald. Dat bedrag strekt daarom, samen met de genoemde aanvangsbetaling, in mindering op het totaal te betalen bedrag van € 214.000,=. De kantonrechter komt dan tot een toewijsbaar bedrag van € 165.800,=. Het door [X] meer gevorderde, zal worden afgewezen.
5.13.
[X] heeft tevens vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Bij brief van 26 maart 2021 (van de gemachtigde van [X] ) heeft zij [Y] tot betaling aangemaand en heeft zij aanspraak gemaakt op vergoeding van incassokosten. Gelet op geldende jurisprudentie (ECLI:NL:HR:2015:1868) dient de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten te worden gehanteerd voor de hoogte van het toewijsbare bedrag. Er is door [X] immers niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger zijn dan dit staffelbedrag. Toewijsbaar is daarom een bedrag van € 2.433,=.
5.14.
In de hiervoor genoemde brief heeft [X] ook aanspraak gemaakt op betaling van de wettelijke handelsrente. De wettelijke handelsrente is bij dagvaarding gevorderd vanaf 11 april 2021, dat wil zeggen vanaf het verstrijken van de in de brief genoemde betalingstermijn. De vordering tot betaling van de handelsrente vanaf die datum is daarom toewijsbaar.
De nota van Manitex en de vordering van € 8.000,=
5.15.
Manitex vordert betaling van [Y] van een bedrag van € 8.000,=. Dit bedrag heeft betrekking op een nota van 15 oktober 2018 met factuurnummer 20180046. Het bedrag op deze factuur is groot € 11.114,03. Op de mondelinge behandeling heeft [A] verklaard dat het gevorderde bedrag lager is in verband met verrekeningen die hebben plaatsgevonden.
De kantonrechter gaat er van uit dat het hier niet gaat om de kosten die samenhangen met het incident van 9 januari 2018. Die kosten zijn namelijk door de verzekeraar vergoed. Dat is immers door [X] en Manitex gesteld en door [Y] niet (of in elk geval onvoldoende) betwist. Verder staat tussen partijen vast dat er tegelijk met het schadeherstel ook andere reparaties aan de kraan hebben plaatsgevonden. Dat was doelmatig omdat de kraan op dat moment toch gedemonteerd moest worden.
5.16.
Het geschil met betrekking tot de betaling van € 8.000,= spitst zich toe op de vraag of [Y] tot betaling daarvan kan worden aangesproken omdat hij opdracht heeft gegeven voor de reparatiewerkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat dit laatste het geval is. [Y] heeft immers zelf op de mondelinge behandeling verklaard dat hij na het incident op 9 januari 2018 telefonisch contact heeft opgenomen met [A] . In dat gesprek heeft hij iets gezegd in de trant van ‘haal hem maar op’ en ‘maak hem maar’. [A] heeft eveneens verklaard dat hij een dergelijk telefoontje van [Y] heeft gehad en heeft aangevoerd dat hij dat heeft begrepen als een opdracht voor reparatie. Naar het oordeel van de kantonrechter is die interpretatie van [A] begrijpelijk. Het is immers niet duidelijk hoe de mededeling van [Y] anders begrepen zou moeten worden. [Y] heeft dat niet uitgelegd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [Y] opdracht heeft gegeven voor reparatie. Wat ook bijdraagt aan dat oordeel is het feit dat [Y] op 21 januari 2018 aan Manitex een e-mail heeft gestuurd met een opsomming van verschillende gebreken/reparaties die nodig waren. De kantonrechter is ook daarom van oordeel dat [Y] opdracht heeft gegeven voor de betreffende werkzaamheden en dat hij tot betaling gehouden is. Het door Manitex gevorderde bedrag van € 8.000,= is daarom toewijsbaar.
5.17.
Manitex heeft ten aanzien van deze vordering ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd voor een bedrag van € 775,=. Ten aanzien van deze vordering geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen onder 5.13. Bij brief van 26 maart 2021 is [Y] aangemaand ten aanzien van de vordering van Manitex en is aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Op basis van de staffel is het bedrag van € 775,= toewijsbaar.
5.18.
De vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente over de openstaande hoofdsom vanaf 11 april 2021 is toewijsbaar, overeenkomstig hetgeen daarover is overwogen onder 5.14.
Proceskosten
5.19.
Zowel in conventie als in reconventie geldt dat [Y] voornamelijk in het ongelijk is gesteld. [Y] wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de kant van [X] en Manitex begroot op:
- in conventie: € 1.384,= voor griffierecht,
€ 121,39 voor explootkosten
€ 1.744,= voor salaris gemachtigde (liquidatietarief kanton 2 punten à € 872 per punt)
Totaal: € 3.249,39
- in reconventie € 498,= voor salaris gemachtigde (liquidatietarief kanton 2 punten maal 0,5 à € 498 per punt)

6.De beslissing

De kantonrechter,
in conventie
6.1.
veroordeelt [Y] tot betaling aan [X] van een bedrag van € 168.233,= te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (als bedoeld in artikel 6:119a BW) over een bedrag van € 165.800,= te rekenen vanaf 11 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [Y] tot betaling aan Manitex van een bedrag van € 8.775,= te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (als bedoeld in artikel 6:119a BW) over een bedrag van € 8.000,= te rekenen vanaf 11 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [Y] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [X] en Manitex begroot op € 3.249,39,
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen van [Y] jegens [X] af,
6.7.
veroordeelt [Y] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 498,=,
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2022. (AP)