ECLI:NL:RBOVE:2022:3056

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
08.101977.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben van een vuurwapen en munitie

De rechtbank Overijssel heeft op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man die beschuldigd werd van het in bezit hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte werd op 20 april 2022 in Hattemerbroek aangehouden, waar de politie in zijn schuur een kogelgeweer van het merk Remington Nylon 66 en 25 kogelpatronen aantrof. Tijdens de rechtszitting op 29 september 2022 heeft de verdachte verklaard dat het vuurwapen en de munitie niet van hem waren, maar dat hij deze voor iemand anders bewaarde. De officier van justitie, mr. M.M.J.A. Peters, heeft betoogd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.H. Rump, zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Op basis van de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder proces-verbalen van verhoor en bevindingen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit bewezen kon worden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, dat meerdere eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten bevatte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen betrekking had op het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.101977.22 (P)
Datum vonnis: 13 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu verblijvende in de PI Veenhuizen, locatie Esserheem, te Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M.J.A. Peters en van wat door de raadsvrouw van verdachte mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een vuurwapen en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 20 april 2022 te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een kogelgeweer, van het merk/type Remington Nylon 66, kaliber .22lr
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 25, althans een of meerdere kogelpatronen van het kaliber .22 lr
voorhanden heeft gehad

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Op 20 april 2022 heeft de politie in de schuur bij het woonhuis van verdachte een vuurwapen en munitie aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen en de munitie niet van hem waren, maar dat hij ze voor iemand bewaarde.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 26 april 2022 (pag. 261, alinea 3 voor zover inhoudende: “
  • het proces-verbaal van bevindingen van 20 april 2022 (pag. 490, alinea 2 en 3); en
  • het proces-verbaal onderzoek wapen van 25 mei 2022 (pag. 494/495).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 april 2022 te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een kogelgeweer, van het type Remington Nylon 66, kaliber .22lr zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 25 kogelpatronen van het kaliber .22 lr voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen en subsidiair heeft zij verzocht geen langere gevangenisstraf op te leggen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn bezit hebben van een vuurwapen en vijfentwintig bijbehorende kogelpatronen. Dit is een ernstig feit. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar risico en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Bij het bepalen van de straf let de rechtbank op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor het voorhanden hebben van een pistool of geweer van categorie III in een woning een gevangenisstraf van 4 maanden als uitgangspunt genomen. Ook slaat de rechtbank acht op uitspraken in soortgelijke zaken.
Het strafblad van verdachte van 16 september 2022 weegt strafverzwarend voor verdachte mee. Hij is meerdere keren veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Nu heeft hij wederom een vuurwapen voorhanden gehad.
Verdachte is in mei 2022 voor soortgelijke feiten nog (niet onherroepelijk) door het gerechtshof veroordeeld.
Door de eerdere veroordeling op een datum die ligt na de pleegperiode van onderhavig bewezen feit, wordt toepassing gegeven aan artikel 63 van het Wetboek van Stafrecht.
Het voorhanden hebben van de aangetroffen bijpassende munitie, de kijker, de laserpoint en de geluidsdemper werken bovendien strafverzwarend. Alles overwegende kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De schade van benadeelde

De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen, omdat de vordering geen betrekking heeft op het ten laste gelegde feit.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K van Rosmalen, voorzitter, mrs. J. de Ruiter en
M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie, eenheid Oost-Nederland, District IJsselland met onderzoeksnummer PL0600-2021572963, onderzoek ON1R021108 / RENKOEKOEK. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.