Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
feit 1) dat hij als eigenaar/exploitant van een speeltoestel aanmerkelijke schuld heeft aan een ongeval met dat speeltoestel door onvoldoende zorg te dragen voor het gebruik van een veilig, verantwoord en/of goedgekeurd speeltoestel en onvoldoende zorg te dragen voor voldoende toezichthouders die voldoende geïnformeerd en geïnstrueerd waren over het gebruik van dit speeltoestel en daarop toezicht hielden, ten gevolge waarvan de 8-jarige
feit 2) dat hij een drijvend (opblaasbaar) speeltoestel heeft gebruikt (geëxploiteerd), terwijl dit speeltoestel niet voldeed aan en/of ten aanzien waarvan werd gehandeld in strijd met (krachtens de Warenwet) bij het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen gestelde voorschriften.
3.De voorvragen
Garantenstellunggenoemd, werkt door bij het vaststellen van de schuld. Verder is voor schuld vereist dat tussen de gemaakte fout en de dood voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat en dat het gevolg voldoende voorzienbaar was. Het juridische criterium om dit vast te stellen, is het toerekenen naar redelijkheid.
5.De bewijsmotivering
notified body(een onafhankelijke, door de overheid aangemelde, keuringsinstantie), zoals het geval is bij een speeltoestel in de zin van het WAS. Hoewel uit het procesdossier volgt dat [bedrijf 4] B.V. [12] (hierna: [bedrijf 4] ) het speeltoestel van verdachte op 21 september 2015 reeds had afgekeurd, [bedrijf 4] dit aan de fabrikant van het speeltoestel had medegedeeld, dit afkeuringsrapport – naar eigen zeggen – nooit aan verdachte is verstrekt en verdachte – wederom naar eigen zeggen – in de veronderstelling verkeerde dat de CE-markeringen op het speeltoestel voldoende waren om aan de regelgeving te voldoen, ontslaat dit verdachte geenszins van de aan hem ingevolge artikel 14a WAS gestelde verplichting om te beschikken over een geldig certificaat van goedkeuring van een aangewezen instelling of een daarmee gelijkgesteld certificaat. Dat anderen dan verdachte kennelijk evenmin aan de vereiste regelgeving hebben voldaan, doet niets af aan de eigen verantwoordelijkheid van verdachte om (als gebruiker) te voldoen aan de eisen die aan de veiligheid en aan het beheer van een speeltoestel in een openbare ruimte worden gesteld. De rechtbank verwerpt het daartoe door de raadsman gevoerde verweer dan ook.
een zorgplichthad en, zo ja, of hij deze zorgplicht heeft geschonden. Indien deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, moet vervolgens worden beoordeeld of er
een causaal verbandbestaat tussen de door verdachte geschonden zorgplicht en het overlijden van [slachtoffer] . Als ten slotte sprake is van zo’n causaal verband, dan moet de rechtbank beoordelen of verdachte
ten minste een aanmerkelijk verwijtkan worden gemaakt.
‘ [getuige 6] ging naar een plek en daar kwamen mensen bij. [getuige 6] zei: ‘Ik zie voeten’. Op dat moment keek ik en zag ik ook voeten. Ik weet niet wat ik toen dacht, maar ik dook er gelijk in. Ik was gelijk eronder gegaan om het hoofd van het meisje te pakken. Ze lag op haar buik met haar gezicht in het water. Wat plukken van haar haren zaten vast aan het klittenband. Ik probeerde haar hoofd vast te pakken, maar ik zag dat haar haren vastzaten. Ik heb haar haren gepakt die vastzaten en van het klittenband afgetrokken. Daarna heb ik haar gelijk mee naar boven genomen. Met twee handen heb ik haar hoofd boven water gekregen. Ik voelde gelijk of ze hartslag had. Ik voelde haar hart nog twee keer kloppen, maar op de kant voelde ik geen hartslag meer.’ [34]
‘Ik sprong als eerste het water in en toen [getuige 4] . Hij ging eronder en zei dat ze ergens klem zat met haar hoofd. Waar precies dat weet ik niet. [getuige 4] [ [getuige 4] ] heeft haar hoofd losgekregen. Ik pakte rustig haar benen. We hebben haar met elkaar uit het water getild. Toen hebben we om hulp geroepen.’ [35]
preciesis gebeurd kan op basis van het procesdossier niet met zekerheid worden beantwoord. Wel stelt de rechtbank vast dat er haren op het klittenband zijn aangetroffen en gaat de rechtbank uit van de verklaring van [getuige 4] dat hij moeite had om de haren van [slachtoffer] van het klittenband los te krijgen om haar boven water te krijgen.
Garantenstellung. Dit houdt in dat op bepaalde personen in een specifieke hoedanigheid een grotere mate van verantwoordelijkheid rust, waarbij het handelen in het specifieke geval wordt afgezet tegen dat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot. Als iemand functioneel handelt met een bepaalde verantwoordelijkheid, worden de maatstaven van (on)voorzichtig gedrag mede daardoor bepaald.
‘de/het bij het speeltoestel aanwezige toezichthouders/personeel voldoende was/waren geïnformeerd en/of geïnstrueerd over het gebruik van dat speeltoestel’. Hoewel deze onderdelen feitelijk juist kunnen zijn, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat ten aanzien daarvan enig causaal verband met het ongeluk bestaat.
6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder feit 2 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 3a van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen, krachtens artikel 4 van de Warenwet, in verband met de artikelen 1 onder 4°, 2 lid 4 en 6 lid 1 onder 5° van de Wet op de economische delicten.
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten is;
overtreding van voorschriften, gesteld krachtens artikel 4 van de Warenwet.
7.De strafbaarheid van verdachte
8.De op te leggen straf of maatregel
- voor feit 1 (een misdrijf) wordt veroordeeld tot de maximale taakstraf van tweehonderdveertig uren, indien niet of niet naar behoren verricht, te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis;
- voor feit 2 (een overtreding) wordt veroordeeld tot een geldboete van € 15.000,--, waarvan € 7.500,-- voorwaardelijk (om verdachte aan te sporen de veiligheid van een speeltoestel in de toekomst te waarborgen) met een proeftijd van twee jaren.
- (met lucht opblaasbaar) waterspeeltoestel verbeurd wordt verklaard;
- zwemvest aan het verkeer wordt onttrokken;
- rode map met ‘administratie’ aan verdachte wordt teruggegeven.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten is;
overtreding van voorschriften, gesteld krachtens artikel 4 van de Warenwet;
een geldboete van € 21.750,-- (eenentwintigduizend zevenhonderdvijftig euro);
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
een geldboete van € 21.750,-- (eenentwintigduizend zevenhonderdvijftig euro);
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen
(met lucht opblaasbaar) waterspeeltoestel;
verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen
zwemvest;
teruggave aan verdachtevan de in beslag genomen
rode map met ‘administratie’.