ECLI:NL:RBOVE:2022:3011

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
08.170815.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging in Enschede met letsel als gevolg

Op 18 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, voor openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 31 mei 2021 in Enschede, waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. Tijdens de openbare terechtzitting op 4 oktober 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M.E.B. Rasing, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. D.N.A. Brouns, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvatte verschillende geweldshandelingen tegen het slachtoffer, waaronder het achtervolgen, slaan, en het betasten van de kleding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks dat hij niet zelf de steekverwondingen heeft toegebracht. De rechtbank oordeelde dat het bewezen was dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd, wat strafbaar is gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lichte verstandelijke beperking. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet direct aan de verdachte kon worden toegeschreven. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechtbank en is gedocumenteerd in het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.170815.21 (P)
Datum vonnis: 18 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres] ,
nu uit anderen hoofde verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.E.B. Rasing en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 31 mei 2021 in Enschede openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Enschede, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Wenninkgaarde en/of de Minkgaarde en/of de Noorderhagen en/of de Bolwerkstraat en/of de Molenstraat en/of het Willem Wilminkplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] achterna te rennen/te achtervolgen en/of
- die [slachtoffer] te slaan en/of te schoppen en/of te duwen en/of
- ( dreigend) om die [slachtoffer] heen te staan en/of
- op die [slachtoffer] (toen hij gevallen was) te gaan liggen/leunen en/of die [slachtoffer] te beletten om op te staan en/of
- in de zakken van die [slachtoffer] te voelen en/of
- die [slachtoffer] te betasten aan zijn kleding.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 mei 2021 is verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna “ [medeverdachte 1] ”) in het centrum van Enschede. Verdachte ziet [slachtoffer] lopen richting de pinautomaat gelegen aan de Bolwerkstraat, op de kruising met de Noorderhagen. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij nog geld krijgt van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] en verdachte lopen naar [slachtoffer] toe. Op dat moment komen [naam 1] en [medeverdachte 2] erbij staan. Verdachte spreekt [slachtoffer] aan en er ontstaat een woordenwisseling. Verdachte voelt aan de zakken van [slachtoffer] en [medeverdachte 2] probeert de portemonnee uit de broekzak van [slachtoffer] te halen. Vervolgens wordt door de mannen op [slachtoffer] ingeslagen. [slachtoffer] geeft [medeverdachte 1] een vuistslag in zijn gezicht. [medeverdachte 1] wordt geraakt op zijn oog, valt op de grond en is enkele seconden buiten bewustzijn. [slachtoffer] rent vervolgens weg over de Minkgaarde in de richting van de Wenninkgaarde/Molenstraat, gevolgd door verdachte, [naam 1] en [medeverdachte 2] . Als [medeverdachte 1] bijkomt, pakt hij zijn fiets en gaat achter hen aan. Iets voor het spoor komt [slachtoffer] ten val en [medeverdachte 1] ook. [slachtoffer] wordt geslagen door de groep. Vervolgens wordt [slachtoffer] door [medeverdachte 1] meerdere keren gestoken in het bovenlichaam. Als gevolg van de steekverwondingen heeft [slachtoffer] een klaplong (pneumothorax), een bloeding bij de milt en een perforatie van de maag opgelopen. Tevens moest als gevolg van het steekincident een stoma worden aangelegd.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde omstandigheden verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . Verdachte is met twee anderen dreigend om [slachtoffer] heen gaan staan, waarna geweldshandelingen zijn verricht. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij [slachtoffer] heeft geduwd en hem ook met zijn vuist heeft geslagen. Verdachte heeft voorts bekend dat hij achter [slachtoffer] is aangegaan, om in de gaten te houden waar hij heen ging. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door de hiervoor omschreven omstandigheden een significante bijdrage geleverd aan het gebruikte geweld. Daarom is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 mei 2021 te Enschede, openlijk, te weten aan de openbare weg, de Wenninkgaarde en de Minkgaarde en de Noorderhagen, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] achterna te rennen/te achtervolgen en
- die [slachtoffer] te slaan en te duwen en
- ( dreigend) om die [slachtoffer] heen te staan en
- in de zakken van die [slachtoffer] te voelen en
- die [slachtoffer] te betasten aan zijn kleding.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen, dan wel hierbij aansluiting te zoeken. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en met de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer [slachtoffer] in Enschede. De wetgever heeft de strafbaarstelling van een openlijke geweldpleging, zoals in deze strafzaak, in het leven geroepen ter bescherming van de openbare orde en de lichamelijke integriteit van een persoon. Deze norm heeft verdachte met zijn gedrag geschonden. Daarbij geldt dat een slachtoffer van dit soort strafbare feiten nog lange tijd nadelige fysieke en psychische gevolgen kan ondervinden van wat hem is overkomen. Bovendien brengen dit soort feiten in de samenleving gevoelens van onveiligheid teweeg.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 augustus 2022 blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 20 september 2022. In dit rapport komt het volgende naar voren. Bij verdachte is sprake van een lichte verstandelijke beperking. Sociale contacten deed verdachte vaak op straat op en hij lijkt zich negatief door zijn sociale contacten te hebben laten beïnvloeden. Het lukt verdachte moeilijk om de gevolgen van zijn handelen te voorzien en hij leeft bij de dag. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden in geval van een veroordeling.
De reclassering heeft geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat dan ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor meerderjarigen in het geval van ‘openlijke geweldpleging’ als uitgangspunt: een taakstraf voor de duur van 150 uren. Gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit, de houding van verdachte en het reclasseringsrapport, is de rechtbank in dit geval van oordeel dat de strafmodaliteit van een taakstraf niet passend is. De rechtbank zal alles afwegende aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 64.961,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- daggeldvergoeding letselschaderaad 51 dagen opname € 1.581,00;
- mantelzorg conform letselschaderaad 26 weken € 3.380,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 60.000,00 gevorderd.
Ter vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 5.932,03 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat vanwege een onevenredige belasting van het strafproces de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden ten aanzien van de daggeldvergoeding, de mantelzorg en de immateriële schade, omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
De raadsvrouw verzoekt de proceskosten primair af te wijzen, subsidiair te matigen en aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief en meer subsidiair niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze post onvoldoende onderbouwd is.
Meest subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de vordering tot schadevergoeding gematigd dient te worden, gezien het aandeel van verdachte.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. [slachtoffer] vordert immers de schade ten gevolge van de steekpartij, welk feit aan verdachte niet is ten laste gelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer Hyena 21 / ON2R021042. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 31 mei 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 24 en 25):

Op 31 mei 2021 liep ik vanaf de Molenstraat in Enschede naar de kruising van de Bolwerkstraat en de Noorderhagen. Ik zag dat er meerdere mannen naar mij toe kwamen. Ik zag dat ze niet bij mij weggingen en er ontstond een ruzie. Omdat ik mij bedreigd voelde heb ik een van hen een stoot op de neus gegeven. Ik ben vervolgens weggerend over de Minkgaarde in de richting van de Wenninkgaarde. Iets voor het spoor kwam ik tijdens het rennen tot val. Op dat moment voelde ik direct dat ik aangevallen werd. Ik zag dat dit door dezelfde mannen was die mij vlak daarvoor op de Noorderhagen lastig vielen.

2. Het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 28):
Op woensdag 2 juni 2021, omstreeks 13:30 uur, bevond ik mij samen met de wijkagent [verbalisant] , werkzaam bij politiebureau Enschede, in het MST ziekenhuis te Enschede, voor het opnemen van een aangifte van [slachtoffer] , het slachtoffer van het steekincident gepleegd op zondag 30 mei 2021 te Enschede. (...)[slachtoffer] verklaarde het volgende:Ze waren in totaal met zes personen.(…)Zij wilden mijn pinpas pakken. Eerst de ene jongen en toen wilde de andere mijn pinpas pakken. (…)
Bij de Molenstraat ging ik het spoor over en daar heb je bij die parkeerplaats die hekken staan. Daar ben ik gevallen. Ter hoogte van die parkeerplaats en toen washet gebeurd.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2021, betreffende analyse van camerabeelden, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 88 t/m 98):
Op deze camera is te zien dat aangever samen met VE 1, omstreeks 00.54.00 uur komt aanlopen vanaf de Minkgaarde naar de pinautomaat.Aangever gaat naar de pinautomaat, waarna, om 00:54:56 uur, ook verdachte 2 en 3 op het toneel verschijnen, beide komen lopen uit de richting van de Minkgaarde.Om 00:54:59 uur voegt zich verdachte 4 bij dit gezelschap. Verdachte 4 komt aanlopen, komende uit de richting van de Bolwerkstaat.Verdachte 2 zit aangever te betasten aan zijn kleding ter hoogte van de broeksband.De broekszakken van aangever worden binnenste buiten gekeerd en aangever steekt zijn armen in de lucht. Aangever heeft een portemonnee (o.i.d.) in zijn hand die hij in zijn rechter achterzak stopt. Verdachte 4 probeert de portemonnee weer uit broekzak van aangever te halen. (...)De beelden hiervoor genoemd en geverbaliseerd zijn op woensdag 2 juni 2021, omstreeks 14.00 uur, door mij verbalisant nog een keer bekeken, samen met [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] , werkzaam als camera toezichthouder (ook voor de gemeente Enschede). Zij verklaarde dat de verdachten, door mij verbalisant benoemd als verdachte 1, 2, 3 en 4, door haar, met 99% zekerheid, werden herkend als:1. [naam 3]2. [verdachte]3. [medeverdachte 1]4. [medeverdachte 2]
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 21 juni 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 60 t/m 67 van het persoonsdossier van verdachte):
Op 30 mei 2021 was ik in de avond aan het voetballen in het centrum van Enschede.
Ik zag [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) lopen.
[slachtoffer] geeft [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) een vuist in zijn gezicht. [medeverdachte 1] viel op de grond. [medeverdachte 1] lag een paar seconde op de grond. Ik zag dat [medeverdachte 1] de fiets pakte en achter [slachtoffer] aan ging. Ik begon ook achter [slachtoffer] aan te rennen. Ik zag dat de mattie van [naam 1] ook achter [slachtoffer] aanging en als eerst ging vuisten tegen [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] voor mij bij het spoor was uitgegleden. Ik zag dat die mattie van [naam 1] met zijn vuist ging slaan en daarna ging trappen.
Ik heb [slachtoffer] een duw en een vuist gegeven. Dat was voordat [medeverdachte 1] in zijn gezicht werd geslagen.
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 9 juni 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 163-164).
Ik heb maandagnacht 31 mei 2021, naar de politie gebeld omdat ik zag dat een paar mannen ineens op een andere man insloegen.
lk liep via Bolwerkstraat in de richting van de Noorderhagen in Enschede.
Ik zag dat vier mannen tegen over een man stond. ik hoorde dat zij erg agressief in de richting van de blanke man waren.
Vanuit het niets zag ik dat de blanke man ineens door de vier personen werd belaagd en dat er op hem werd ingeslagen.
6. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 oktober 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik heb [slachtoffer] geduwd en ik heb hem met mijn vuist geslagen. Ik ging achter [slachtoffer] aan, omdat hij [medeverdachte 1] had geslagen. Ik wilde in de gaten houden waar hij heen ging. Ik zag dat [slachtoffer] viel, nadat [medeverdachte 1] hem liet struikelen.