ECLI:NL:RBOVE:2022:295

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
84-220018-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van illegaal professioneel vuurwerk met een gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 3 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 52-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, voor het bezit van 1.100 kilo professioneel vuurwerk. De zaak kwam aan het licht na een melding over het laden van dozen vuurwerk in een loods in Hoogeveen. De verdachte, die de loods huurde en een autogarage runde, had het vuurwerk opgeslagen zonder de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen. Tijdens de rechtszitting op 20 januari 2022 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. L. de Leon, en de officier van justitie, mr. P. van der Vliet, vorderde een gevangenisstraf van 20 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de illegale aard van het vuurwerk. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte opzettelijk illegaal vuurwerk voorhanden had, gezien de omstandigheden waaronder het vuurwerk was opgeslagen en de verklaring van de verdachte die niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 24 december 2020 in Hoogeveen professioneel vuurwerk voorhanden had, wat in strijd is met de Wet milieubeheer en het Vuurwerkbesluit. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, wat leidde tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-220018-21 (P)
Datum vonnis: 3 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. van der Vliet en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L. de Leon, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet opzettelijk een hoeveelheid illegaal vuurwerk voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 december 2020 te Hoogeveen, in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 450 stuks (zie p. 44 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6), en/of
- 4980 stuks (zie p. 48 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Tp2), en/of
- 1920 stuks (zie p. 54 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (CARAMELLA 16g), en/of
- 36 stuks (zie p. 58 proces-verbaal), althans één of meer stuks, mortierbommen (4 inch Display Shell), en/of
- 6 stuks (zie p. 64 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (CB DUBAI_2MIN 155SH), en/of
- 5 stuks (zie p. 68 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (CB SYDNEY_2MIN 155SH), en/of
- 13 stuks (zie p. 72 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (CB MEDIUM FIREWORKSHOW 160SH), en/of
- 7 stuks (zie p. 76 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (266S CAKE), en/of
- 1 ( zie p. 80 proces-verbaal) flowerbeds (CAKE 150S MIX BRIGHT FLOWER CE), en/of
- 3 stuks (zie p. 84 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (100 SHOTS CAKE B), en/of
- 20 stuks (zie p. 88 proces-verbaal), althans één of meer stuks, flowerbeds (CAKE 150S),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid vuurwerk opzettelijk voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist dat er illegaal vuurwerk in de dozen zat, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte dat (opzettelijk) voorhanden heeft gehad. De raadsman heeft gesteld dat het gaat om verontschuldigbare onbewustheid. Daarbij heeft verdachte ook zichzelf blootgesteld aan een mogelijke ontploffing, hetgeen duidelijk maakt dat verdachte daadwerkelijk niet wist hoe gevaarlijk het vuurwerk was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 december 2020 is er onderzoek gedaan in [loods] , gelegen aan [adres 2] . [2] Dit naar aanleiding van een melding van een persoon dat er op die dag dozen vuurwerk uit een busje werden geladen en die tevens verklaarde dat dit de avond ervoor op 23 december 2020 ook al was gebeurd. [3] De loods werd gehuurd door verdachte die vanuit daar een autogarage runde. [4] In de loods werden onder een blauw zeil meerdere kartonnen dozen aangetroffen. De dozen waren voorzien van oranje waarschuwingsetiketten en aan de tekst op de dozen was te zien dat het professioneel vuurwerk betrof. [5] Uit nader onderzoek is later ook gebleken dat dit vuurwerk allemaal kan worden aangemerkt als professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit. [6]
Met betrekking tot het aangetroffen illegale vuurwerk heeft verdachte verklaard dat hij werd benaderd door een persoon – van wie hij de naam en contactgegevens niet weet – met de vraag of hij wat siervuurwerk mocht opslaan in zijn loods. Verdachte is hiermee akkoord gegaan en hij zou hier een bedrag van € 1.000,-- voor krijgen. Ergens begin november hebben twee mannen het vuurwerk in de loods gezet en verdachte was daar ook bij aanwezig. Van de man heeft verdachte naar eigen zeggen nooit meer iets gehoord.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft bevestigd dat hij wist dat er vuurwerk in zijn loods lag. De verklaring van verdachte inhoudende dat er begin november eenmaal twee personen zijn geweest om het vuurwerk in zijn loods te brengen, komt echter niet overeen met hetgeen de melder daarover heeft verklaard. De rechtbank acht bovendien niet geloofwaardig dat verdachte een deel van zijn loods, van waaruit hij nota bene een bedrijf runt en waartoe hij alleen toegang had, ter beschikking heeft gesteld aan iemand die hem twee dagen eerder, bij hun allereerste contact in verband met het uitvoeren door verdachte van enkele werkzaamheden aan diens auto, heeft gevraagd of hij tegen een vergoeding van EUR 1.000,-- tijdelijk wat ‘siervuurwerk’ bij verdachte kon neerzetten en van wie verdachte geen naam weet en ook overigens geen (contact) gegevens heeft gevraagd of gekregen en dus niet weet hoe hij met die persoon in contact kan komen. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat er siervuurwerk in zijn loods zou worden opgeslagen en zich niet bewust was van de mogelijkheid dat er professioneel vuurwerk in de dozen zou kunnen zitten, volgt de rechtbank niet nu zij deze verklaring, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, niet geloofwaardig acht.
Voor de vraag of verdachte de feiten opzettelijk heeft gepleegd is niet vereist dat een verdachte opzet heeft op het overtreden van de wet of op het verrichten van illegale handelingen: zogenoemd ‘kleurloos’ opzet is voldoende. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte opzettelijk illegaal vuurwerk voorhanden en opgeslagen heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 december 2020 te Hoogeveen, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 450 stuks bangers (Cobra 6), en
- 4980 stuks bangers (Tp2), en
- 1920 stuks bangers (CARAMELLA 16g), en
- 36 stuks mortierbommen (4 inch Display Shell), en
- 6 stuks flowerbeds (CB DUBAI_2MIN 155SH), en
- 5 stuks flowerbeds (CB SYDNEY_2MIN 155SH), en
- 13 stuks flowerbeds (CB MEDIUM FIREWORKSHOW 160SH), en
- 7 stuks flowerbeds (266S CAKE), en
- 1 flowerbed (CAKE 150S MIX BRIGHT FLOWER CE), en
- 3 stuks flowerbeds (100 SHOTS CAKE B), en
- 2 stuks flowerbeds (CAKE 150S),
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van de onder het laatste gedachtenstreepje genoemde flowerbeds Cake 150S overweegt de rechtbank dat uit het proces-verbaal blijkt dat het om 2 stuks van 20 kilo gaat in plaats van de in de tenlastelegging weergegeven 20 stuks. [7] Derhalve gaat de rechtbank bij de bewezenverklaring uit van 2 stuks flowerbeds.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer in samenhang met artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de zaak af te doen met een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk. Het ging om een hoeveelheid van ruim 1.100 kg in totaal. Dat vuurwerk heeft bij onvakkundig gebruik levensgevaarlijke explosieve werking. Verdachte wist dat het ging om illegaal vuurwerk en ook was hij zich ervan bewust dat het voorhanden vuurwerk een grote hoeveelheid betrof. De hoeveelheid aangetroffen professioneel vuurwerk werd opgeslagen in een gehuurde loods, waar verdachte een autogarage runde en zonder dat er bijzondere veiligheidsmaatregelen door verdachte waren getroffen. In de loods stonden in de nabijheid van het opgeslagen vuurwerk zelfs een accu met daaraan startkabels bevestigd en een elektrische kachel. Ook werden daar op de grond meerdere sigarettenpeuken aangetroffen. Daarmee, temeer nu deze omstandigheden erop duiden dat die accu en kachel in de nabijheid van het vuurwerk zijn gebruikt en dat daar is gerookt, was sprake van een verhoogd risico op ontploffing van het vuurwerk. De risico’s die het voorhanden hebben van een dermate grote hoeveelheid vuurwerk met zich brengt, zijn algemeen bekend. De rechtbank rekent het verdachte dan ook zwaar aan dat hij met zijn manier van handelen onverantwoorde risico’s heeft genomen en de algemene veiligheid van andere personen en goederen ernstig in gevaar heeft gebracht.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 september 2021 meermalen wegens strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 27 december 2021, opgemaakt en ondertekend door mevrouw [naam] . Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte zijn leven in de periode voor het delict redelijk op orde had. Hij had een dak boven zijn hoofd, werk en een vaste relatie. Er was goede omgang met de kinderen uit zijn eerdere relatie en hij werd betrokken bij de zorg voor zijn kinderen in zijn huidige relatie. Er was volgens verdachte op dat moment geen sprake van middelengebruik en psychische problematiek. Wel heeft verdachte al jaren geldzorgen en is er een hoge schuldenlast. De kans op recidive wordt ingeschat als laaggemiddeld. Verdachte heeft geen hulpvraag. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen, en adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de hoeveelheid professioneel vuurwerk, de zwaarte van dat vuurwerk, de wijze waarop verdachte dat vuurwerk voorhanden had en zijn documentatie, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Anderzijds zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte voor het eerst voor een vuurwerkdelict wordt veroordeeld en met zijn persoonlijke omstandigheden. Dit maakt dat de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal opleggen, teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom de fout in te gaan.
De rechtbank acht dan ook passend aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a 14b en 14c Sr en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en
mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2022.
Buiten staat
Mr. Ter Haar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Nederland, district Drenthe, basisteam Zuidwest-Drenthe met nummer PL0100-2020355643. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 december 2020, pagina 10.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 december 2020, pagina 9.
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 december 2020, pagina 10.
6.Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van verbalisant [verbalisant 2] van 11 maart 2021, pagina’s 42 tot en met 91.
7.Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van verbalisant [verbalisant 2] van 11 maart 2021, pagina’s 88 tot en met 91.