ECLI:NL:RBOVE:2022:2943

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
08/770114-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van een groot geldbedrag na onvoldoende bewijs

De rechtbank Overijssel heeft op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige vrouw, die werd beschuldigd van diefstal van een groot geldbedrag van € 71.550,00 uit een kluis. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer in Zwolle, waar de rechtbank het dossier heeft bestudeerd, inclusief getuigenverklaringen en verklaringen van medeverdachten. De officier van justitie, mr. M. Hoekstra, stelde dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.C. Coster, pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs.

Tijdens de zitting op 29 september 2022 werd duidelijk dat de getuigenverklaringen grotendeels 'van horen zeggen' waren en weinig concreet en consistent over de rol van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat deze verklaringen niet voldoende redengevend waren om vast te stellen dat de verdachte een relevante rol had gespeeld bij de diefstal. De rechtbank kon ook niet vaststellen dat verdachte betrokken was bij telefonische contacten met medeverdachten, wat het bewijs verder ondermijnde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor een veroordeling. De benadeelde partij, [bedrijf] BV, die zich had gevoegd in het proces, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770114-18 (P)
Datum vonnis: 13 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. M.C. Coster, advocaat te Laren, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen in totaal € 71.550,00 uit een kluis heeft gestolen van [aangever] / [bedrijf] BV, dan wel medeplichtig was aan die diefstal.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 juni 2017, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg (vanuit de woning aan [adres 2] ), in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met mededader(s) [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of een of meer anderen, althans alleen, eenmaal dan wel meermaals een geldbedrag, te weten ongeveer 71550 euro , in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] en/of aan [bedrijf] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door het gebruik van de sleutel van genoemde woning, door die [aangever]
afgegeven aan die [mededader 1] ten tijde van hun huwelijk, althans door het
gebruik van de door die [mededader 1] toegeëigende sleutel van genoemde woning;
Subsidiair
[mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] , op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 juni 2017, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg (vanuit de woning aan [adres 2] ), in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, eenmaal dan wel meermaals een geldbedrag, te weten ongeveer 71550 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] en/of aan [bedrijf] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl hij/zij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het gebruik van de sleutel van genoemde woning, door die [aangever] afgegeven aan die [mededader 1] ten tijde van hun huwelijk, althans door het gebruik van de door die [mededader 1] toegeëigende sleutel van genoemde woning
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 juni 2017, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
-
- een (personen)auto ter beschikking te stellen aan die [mededader 1] en/of die [mededader 2] en/of die [mededader 3] , om hem/haar/hen naar genoemde woning te vervoeren,
- die [mededader 1] en/of die [mededader 2] en/of die [mededader 3] met een (personen)auto naar genoemde woning te vervoeren en/of - bij genoemde woning op de wacht/uitkijk te staan voor die [mededader 1] en/of de [mededader 2] en/of die [mededader 3] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat van enige betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en aangever [aangever] over de mogelijke betrokkenheid van verdachte zijn allen ‘van horen zeggen’ en staan lijnrecht tegenover de ontkennende verklaring van verdachte. Nu het dossier ook verder geen objectief steunbewijs bevat, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een veroordeling te kunnen komen, aldus de raadsvrouw.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
In het dossier bevinden zich weliswaar getuigenverklaringen en verklaringen van medeverdachte [mededader 1] waarin belastend over verdachte wordt gesproken, maar deze verklaringen zijn (grotendeels) ‘van horen zeggen’, waardoor deze behoedzaam moeten worden beschouwd. De verklaringen zijn weinig concreet en consistent over verdachte en al met al onvoldoende redengevend om te kunnen vaststellen dat verdachte een in strafrechtelijke zin relevante rol heeft gespeeld bij de ten laste gelegde diefstal. De telefonische contacten die er volgens de politie zouden zijn geweest tussen verdachte en medeverdachte [mededader 2] maken dit oordeel niet anders, aangezien de rechtbank niet kan vaststellen dat het verdachte is geweest die de desbetreffende telefoon op die momenten zou hebben gebruikt.
Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen komen tot een bewezenverklaring, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

5.De schade van benadeelde

[bedrijf] BV, vertegenwoordigd door [aangever] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 71.540,00 (zegge: eenenzeventigduizend vijfhonderdveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de rechtbank verdachte van het ten laste gelegde feit vrijspreekt.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf] BV in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Bos, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2022.