De rechtbank Overijssel heeft op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige vrouw, die werd beschuldigd van diefstal van een groot geldbedrag van € 71.550,00 uit een kluis. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer in Zwolle, waar de rechtbank het dossier heeft bestudeerd, inclusief getuigenverklaringen en verklaringen van medeverdachten. De officier van justitie, mr. M. Hoekstra, stelde dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.C. Coster, pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs.
Tijdens de zitting op 29 september 2022 werd duidelijk dat de getuigenverklaringen grotendeels 'van horen zeggen' waren en weinig concreet en consistent over de rol van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat deze verklaringen niet voldoende redengevend waren om vast te stellen dat de verdachte een relevante rol had gespeeld bij de diefstal. De rechtbank kon ook niet vaststellen dat verdachte betrokken was bij telefonische contacten met medeverdachten, wat het bewijs verder ondermijnde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor een veroordeling. De benadeelde partij, [bedrijf] BV, die zich had gevoegd in het proces, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening kwamen.